10 JULI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, door de invoering van een bijkomende verhoging van de bijdragen.
Art. 1-4
Artikel 1. Een artikel 44bis, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ingevoegd :
"Artikel 44bis. § 1. Indien de onderworpene op het einde van een kalenderjaar bijdragen die in de loop van dat jaar voor het eerst van hem werden gevorderd niet of niet volledig heeft betaald, wordt op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar een eenmalige bijkomende verhoging toegepast op het gedeelte van deze bijdragen dat niet is betaald.
Deze bijkomende verhoging bedraagt 7 pct. Ze wordt voor de eerste maal toegepast met betrekking tot de bijdragen die in de loop van het jaar 1996 voor het eerst werden opgevorderd.
Het feit dat een onderworpene voor de arbeidsrechtbank wordt gedagvaard tot betaling van bijdragen vormt geen beletsel voor de toepassing van de bijkomende verhoging.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt, wanneer de onderworpene aansloot bij een sociale verzekeringskas binnen de termijn van negentig dagen bedoeld in artikel 9 en indien het vervaldagbericht met betrekking tot de eerste, de tweede of de eerste twee kwartaalbijdragen die betrokkene verschuldigd is in de loop van het laatste kwartaal van een kalenderjaar werd verstuurd, de opvordering van genoemde kwartaalbijdragen geacht te hebben plaatsgevonden in de loop van het kalenderjaar volgend op datgene waarin genoemd vervaldagbericht werd verstuurd.
Voor de toepassing van § 1 wordt, wanneer de onderworpene niet binnen de termijn van negentig dagen bedoeld in artikel 9 aansloot bij een sociale verzekeringskas, de opvordering van de overeenkomstig artikel 40 vastgestelde bijdragen geacht te hebben plaatsgevonden in de loop van het kalenderjaar waarop deze bijdragen betrekking hebben.
§ 3. Voor de toepassing van § 1 wordt, wanneer een bijdrageafrekening die voortspruit uit een regularisatie na een begin of een hervatting van beroepsbezigheid of ingevolge een rechtzetting in de vaststelling der bijdragen verstuurd werd in de loop van het laatste kwartaal van een kalenderjaar, de opvordering van het bijdragesupplement geacht te hebben plaatsgevonden in de loop van het kalenderjaar volgend op datgene waarin genoemde bijdrageafrekening werd verstuurd.
Wanneer echter, bij begin of hervatting van beroepsbezigheid, de aansluiting bij een sociale verzekeringskas plaatsvindt na 31 december van het derde kalenderjaar dat volgt op datgene waarin de beroepsbezigheid aanving of hervat werd, wordt, voor de toepassing van § 1, de opvordering van de overeenkomstig artikel 41 vastgestelde bijdragen geacht te hebben plaatsgevonden in de loop van het kalenderjaar waarop deze bijdragen betrekking hebben.
§ 4. De in dit artikel bedoelde verhoging is van ambtswege, zonder ingebrekestelling, verschuldigd.
§ 5. De in dit artikel bedoelde verhoging wordt terugbetaald in de mate waarin zij betrekking heeft op bijdragen, waarvan, na regularisatie, blijkt dat ze aan de onderworpene dienen terugbetaald."
Art.2. In artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 augustus 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de inleidende zin worden de woorden "de in artikel 44 bedoelde verhoging" vervangen door de woorden "de in de artikelen 44 en 44bis bedoelde verhogingen";
2° in de Nederlandse tekst van het eerste lid, 3°, wordt het woord "behartenswaardige" vervangen door het woord "behartigenswaardige".
Art.3. In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de woorden "De verhogingen bedoeld in de artikelen 44 en 45" vervangen door de woorden "De in de artikelen 44 en 44bis bedoelde verhogingen".
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juli 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN