Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 AUGUSTUS 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991012632 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " de directeur " de directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in het ambtsgebied waarvan het personeelslid bedoeld in artikel 1 verblijft, of de door de Administrateur-generaal van deze Rijksdienst aangeduide ambtenaar. ".

Art.2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Art. 3. Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die hun beroepsloopbaan volledig onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan.
  Het recht op onderbrekingsuitkeringen van de personeelsleden die hun beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de beroepsloopbaan gelegen vóór de leeftijd van vijftig jaar.
  Van zodra zij de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben kunnen de werknemers bedoeld in artikel 1 die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken, onderbrekingsuitkeringen genieten zonder beperking in de tijd.
  Voor de berekening van de maxima van 72 maanden voorzien bij dit artikel, wordt geen rekening gehouden met de periodes van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking in toepassing van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. ".

Art.3. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van F 10 504 per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
  Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt echter in afwijking van het eerste lid vastgesteld op F 12 504 per maand wanneer de volledige onderbreking een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
  Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op F 14 504 per maand wanneer de onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
  Wanneer het ambt waarin een volledige onderbreking genomen wordt geen volledige opdracht omvat, worden de voormelde bedragen verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  De bedragen voorzien in de vorige leden blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van zes jaar heeft bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode of totdat het kind de leeftijd van zes jaar zou hebben bereikt.
  § 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van F 10 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
  Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van respectievelijk F 12 504 of F 14 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
  § 3. In afwijking van § 2 wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van F 21 008, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan F 10 504.
  Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, wordt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid vastgesteld op een gedeelte van respectievelijk F 25 008 of F 29 008 berekend volgens de bepalingen van het vorig lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan respectievelijk F 12 504 en F 14 504.
  § 4. Indien een personeelslid tijdens een lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde onderbrekingsuitkering, zoals voorzien in § 1, derde en vierde lid, § 2, tweede lid, en § 3, tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. Als aanvraag geldt hier het indienen van de bewijsstukken waarvan sprake in het artikel 16, § 3.

Art.4. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
  § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt beschouwd als bijkomende activiteit als loontrekkende, de activiteit in loondienst waarvan het gemiddeld aantal arbeidsuren niet meer bedraagt dan in de betrekking waarvan de uitvoering geschorst wordt of waarin de arbeidsprestaties verminderd worden.
  Voor de toepassing van § 1 wordt als zelfstandige activiteit beschouwd, deze activiteit waardoor volgens de terzake geldende reglementering, de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen.

Art.5. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.6. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.7. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 12. Gedurende de loopbaanonderbreking dient, behalve in het geval van toepassing van de bepalingen van de artikelen 100bis of 102bis van de herstelwet van 22 december 1985 houdende sociale bepalingen, ter vervanging van het personeelslid een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week aangeworven te worden. De inrichtende macht beschikt daartoe over een termijn van één maand, te rekenen van datum tot datum, vanaf het begin van de periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking. ".

Art.8. Artikel 13, 3°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 3° de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering genieten in toepassing van artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; ".

Art.9. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.10. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " het gewestelijk werkloosheidsbureau " worden telkens vervangen door de woorden " het werkloosheidsbureau ";
  2° de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur " worden vervangen door " de directeur ".

Art.11. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.12. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " telkens vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.13. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " telkens vervangen door de woorden " de directeur ".

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1996.

Art. 15. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 20 augustus 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET