2 MEI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende het algemeen reglement van de strafinrichtingen.
Art. 1-4
Artikel 1. Het opschrift van hoofdstuk III van titel II van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen wordt vervangen als volgt : "Briefwisseling, bezoek en gebruik van de telefoon".
Art.2. In hoofdstuk III van titel II van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende :
"Afdeling 3. - Gebruik van de telefoon.
Art. 35bis. Met inachtneming van het interne reglement van de strafinrichting en van de veiligheidsvoorschriften, mag de gedetineerde op eigen kosten gebruik maken van de telefoon.
Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig de volgende nadere regelen.
1° Tenzij met schriftelijke toestemming van de onderzoeksrechter mag de verdachte niet telefoneren binnen vijf dagen na de betekening van een bevel tot aanhouding.
2° De verdachte die langer dan vijf dagen gevangen wordt gehouden, de beklaagde, de beschuldigde en de veroordeelde mogen telefoneren met hun raadsman, hun ouders en verwanten in rechte lijn, hun voogd, hun echtgeno(o)t(e), hun broers en zusters, hun ooms en tantes, alsook met de persoon met wie zij een feitelijk gezin vormen.
De gedetineerde van vreemde nationaliteit mag telefoneren met de diplomatieke en consulaire ambtenaren van zijn land. Voor telefoongesprekken met andere personen is de toestemming van de directeur vereist.
3° De procureur des Konings en de onderzoeksrechter kunnen door middel van een gemotiveerde vordering dit recht om te telefoneren schorsen voor een periode van vijf dagen, in voorkomend geval te verlengen met dezelfde termijn.
4° In geval van misbruik kan de directeur van de inrichting aan een gedetineerde verbieden te telefoneren gedurende een termijn die één maand niet te boven gaat.
5° Telefoongesprekken met volgende gesprekspartners zijn verboden :
a) de ministers en hun kabinetsmedewerkers;
b) de leden van Gemeenschaps- of Gewestregeringen en hun kabinetsmedewerkers;
c) de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat, de leden van de Gemeenschaps- of Gewestraden;
d) gerechtelijke overheden;
e) de diensten van het Bestuur Strafinrichtingen;
f) andere gedetineerden, tenzij met goedvinden van de directeur.
6° Telefoongesprekken met personen die tegelijk behoren tot de categorieën, vermeld in 2° en 5° van dit artikel worden onderworpen aan het goedvinden van de directeur."
Art.3. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 mei 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK