Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 DECEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht en zeemacht en van de medische dienst en tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van het maximum aantal onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst alsook van het maximum aantal militaire beroepsmuzikanten.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van het maximum aantal onderofficieren van het actief kader der land-, lucht-, en zeemacht en van de medische dienst alsook van het maximum aantal militaire beroepsmuzikanten.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Eindbepalingen.
Art. 6-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1963102507  1974053004 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst.
Artikel 1. Hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, opgeheven door het koninklijk besluit van 11 augustus 1994, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  "HOOFDSTUK I. - De bevordering tot de graad van adjudant-majoor.
  Afdeling I. - Algemene bepalingen.
  Artikel 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk :
  1° wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen;
  2° wordt de medische dienst als een krijgsmachtdeel beschouwd.
  Art. 2. De procedure die aan de benoeming in de graad van adjudant-majoor voorafgaat omvat :
  1° de vaststelling van de in te stellen comités door de chef van de generale staf, op voordracht van de stafchefs van de krijgsmachtdelen;
  2° de samenstelling door de chef van de generale staf van een lijst van kandidaten die niet definitief hebben afgezien van bevordering;
  3° de raadpleging van hiërarchische meerderen betreffende de graad van geschiktheid voor bevordering van de kandidaten;
  4° de opstelling van een gemotiveerd advies door de officier, aangewezen door de stafchef van zijn krijgsmachtdeel, en belast met het voordragen van de kandidaturen bij het bevorderingscomité;
  5° het onderzoek van de kandidaturen door het bevorderingscomité, de mededeling van het aantal te verlenen plaatsen door de chef van de generale staf en de aanbeveling van de kandidaten door het bevorderingscomité.
  Afdeling II. - De bevorderingscomités.
  Art. 3. § 1. Voor elk krijgsmachtdeel wordt een bevorderingscomité ingericht voor elke ambtengroep.
  Deze comités zijn samengesteld uit beroeps- of aanvullingsofficieren en adjudant-majoors in werkelijke dienst.
  Het aantal leden met beslissende stem van de comités mag niet minder bedragen dan vier.
  § 2. De stafchef van het krijgsmachtdeel is voorzitter van het comité van zijn krijgsmachtdeel. Hij kan zich laten vervangen door een lid door hem aangewezen als voorzitter.
  § 3. De stafchef van het krijgsmachtdeel wijst als secretaris van het comité een aan de sectie "personeel en organisatie" van de staf van zijn krijgsmachtdeel verbonden officier aan; die officier heeft adviserende stem.
  De officier belast met het voordragen van de kandidaturen bij het comité heeft eveneens adviserende stem.
  De adjudant-majoors die niet het bewijs hebben geleverd van de kennis van de andere taal bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, hebben slechts adviserende stem.
  Wanneer geen adjudant-majoors kunnen worden opgeroepen om in voldoende aantal zitting te hebben in een comité, worden de ontbrekende leden aangevuld door lagere officieren bekleed met minstens de graad van kapitein, volgens de regels vastgesteld door de Minister van Landsverdediging,
  § 4. De Minister van Landsverdediging bepaalt de nadere regels betreffende de samenstelling en de werkwijze van de comités.
  Afdeling III. - Procedure voor het onderzoek van de kandidaturen.
  Art. 4. Voor zover er comités ingericht worden overeenkomstig artikel 2, 1°, stelt de chef van de generale staf in iedere ambtengroep en in volgorde van hun anciënniteit in de graad van adjudant-chef, de lijst op van diegenen van wie de kandidatuur aan het bevorderingscomité zal voorgelegd worden.
  Een kandidaat wordt voor de eerste maal op een lijst ingeschreven indien hij, op de voorziene benoemingsdatum, voldoet aan de bij artikel 14 voor zijn graad vastgestelde anciënniteitsvoorwaarden.
  Zolang hij blijft voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden, wordt elke kandidaat op vijf opeenvolgende lijsten ingeschreven.
  Art. 5. De hiërarchische meerderen verstrekken hun advies over de kandidaat volgens de regels vastgesteld door de Minister van Landsverdediging en in de vorm die hij voorschrijft. Die adviezen worden ter kennis gebracht van de kandidaat, die zijn opmerkingen kan doen gelden.
  De officier belast met het verdragen van de kandidaturen brengt een gemotiveerd advies uit over de kandidaten op de door de Minister van Landsverdediging vastgestelde wijze.
  Art. 6. Het bevorderingscomité brengt advies uit over de geschiktheid van de kandidaten om het ambt van adjudant-majoor te vervullen.
  Op basis van het gemotiveerd advies van de officier belast met het voordragen van de kandidaturen worden de respectieve verdiensten van de kandidaten vergeleken.
  De meest verdienstelijke kandidaten worden aanbevolen binnen het door de chef van de generale staf vastgesteld maximum aantal opengestelde plaatsen.
  De opeenvolgende etappes in de adviesvorming van het bevorderingscomité worden bekrachtigd door één of meer stemmingen.
  De beraadslagingen van het bevorderingscomité zijn geheim.
  Art. 7. De secretaris van het comité maakt de notulen op en zendt deze aan de chef van de generale staf.
  Hierin dienen te worden vermeld :
  1° de samenstelling van het comité;
  2° het aantal te begeven ambten;
  3° de voordracht van de kandidaturen;
  4° het advies van het comité over de voordracht;
  5° de aanbevolen kandidaten;
  6° de uitslag van de hiertoe gehouden stemmingen.
  Afdeling IV. - De benoeming.
  Art. 8. De keuze van de Minister van Landsverdediging geschiedt op voordracht van de chef van de generale staf in de volgorde der lijsten van kandidaten, en, op iedere lijst, ten hoogste ten belope van het aantal door dezelfde overheid bij het onderzoek in het comité toegekende ambten.
  De Minister van Landsverdediging is er niet toe gehouden zich bij het advies van het comité aan te sluiten.
  De notulen van de zitting van het comité worden aan de Minister van Landsverdediging ten laatste bij gelegenheid van de eerste benoemingsvoordracht toegezonden.
  Nadat een van de kandidaten van een lijst benoemd is, mag geen benoeming meer gedaan worden in een vroegere lijst.
  Afdeling V. - Overgangsbepalingen.
  Art. 9. Bij overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 3, § 1, tweede lid, worden voor het eerste comité ingericht door elk krijgsmachtdeel de adjudant-majoors door lagere officieren bekleed met minstens de graad van kapitein vervangen, volgens de regels vastgesteld door de Minister van Landsverdediging.
  Art. 10. Bij overgangsmaatregel en in afwijking van de bepalingen van artikel 4, tweede lid, wordt de kandidaat voor de eerste maal op een lijst ingeschreven :
  1° tijdens het jaar waarin dit besluit in werking treedt, voor zover hij een minimum anciënniteit heeft van 7 jaar in de graad van adjudant-chef op de voorziene benoemingsdatum;
  2° tijdens het eerste jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voor zover hij een minimum anciënniteit heeft van 6 jaar in de graad van adjudant-chef op de voorziene benoemingsdatum;
  3° tijdens het tweede jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voor zover hij een minimum anciënniteit heeft van 5 jaar in de graad van adjudant-chef op de voorziene benoemingsdatum."

Art.2. Een Hoofdstuk Ibis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  "HOOFDSTUK Ibis. - De adviezen over de kandidatuur voor de bevordering.
  Art. 11. Voor de bevordering tot een graad van onderofficier vanaf de graad van eerste sergeant of vanaf de eerstvolgende graad voor de onderofficier van de bijzondere werving, verstrekken de hiërarchische meerderen hun advies over de kandidaat volgens de regels vastgesteld door de Minister van Landsverdediging en in de vorm die hij voorschrijft.
  Die adviezen worden ter kennis gebracht van de kandidaat, die zijn opmerkingen kan doen gelden."

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van het maximum aantal onderofficieren van het actief kader der land-, lucht-, en zeemacht en van de medische dienst alsook van het maximum aantal militaire beroepsmuzikanten.
Art.3. In de tabellen A van bijlagen 1 en 2 bij het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van het maximum aantal onderofficieren van het actief kader der land-, lucht-, en zeemacht en van de medische dienst alsook van het maximum aantal militaire beroepsmuzikanten, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juni 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "Adjudant-chef" worden vervangen door de woorden "Adjudant-majoor en adjudant-chef";
  2° de woorden "1ste sergeant en sergeant" worden vervangen door de woorden "1ste sergeant-chef, 1ste sergeant en sergeant".

Art.4. In tabel A van bijlage 3 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juni 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "Oppermeester" worden vervangen door de woorden "Oppermeesterchef en oppermeester";
  2° de woorden "Meester en tweede meester" worden vervangen door de woorden "Meester-chef, meester en tweede meester".

Art.5. In de tabel van bijlage 4 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1981, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "Adjudant-chef" worden vervangen door de woorden "Adjudant-majoor en adjudant-chef";
  2° de woorden "1ste sergeant en sergeant" worden vervangen door de woorden "1ste sergeant-chef, 1ste sergeant en sergeant".

HOOFDSTUK III. - Eindbepalingen.
Art.6. Artikel 39bis van de wet van 27 december 1961 houdende statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994, wordt in werking gesteld de dag waarop dit besluit in werking treedt.

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1995.

Art. 8. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 13 december 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Landsverdediging,
  J.-P. PONCELET