18 JANUARI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 4, 2°, van het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 april 1980 en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 5 maart 1985, 29 mei 1991 en 7 januari 1992, wordt vervangen door volgende bepalingen :
"2° : een geldig getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het enig jachtexamen heeft afgelegd bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 18 januari 1995 betreffende de organisatie van het jachtexamen, of een jachtexamen A en een jachtexamen B, overeenkomstig de voor 1 januari 1993 in het Vlaamse Gewest geldende regeling.
Het getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het jachtexamen of het jachtexamen A en B heeft afgelegd, vervalt :
a) wanneer de houder veroordeeld wordt voor een overtreding van de jachtwetgeving; deze regel is niet van toepassing wanneer de rechter hem vrijstelling voor een nieuw jachtexamen heeft verleend;
b) wanneer de houder sinds meer dan tien jaar geen jachtverlof meer heeft gekregen, te rekenen vanaf de afgifte van het getuigschrift of vanaf het laatste uitgereikte jachtverlof. Op verzoek van de arrondissementscommissaris moet de aanvrager het bewijs leveren dat hij zich niet in deze toestand bdit doen met alle rechtsmiddelen, de eed of de bekentenis uitgezonderd.
De diplomatieke en consulaire ambtenaren hoeven geen getuigschrift over te leggen.
De vast benoemde personeelsleden van de afdeling Bos en Groen, en de afdeling Natuur hoeven eveneens geen geldig getuigschrift over te leggen waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een jachtexamen hebben afgelegd, als zij houder zijn van het diploma van ingenieur van waters en bossen of van landbouwkundig ingenieur (groep of specialisatie waters en bossen) of van bio-ingenieur (opleiding land- en bosbeheer), of houder van het bekwaamheidsgetuigschrift in de bosbouwkunde afgeleverd door een jury aangesteld door de federale of Vlaamse regering.
Het bewijs van slagen voor het jachtexamen overeenkomstig de wetgeving in Nederland of in het Groothertogdom Luxemburg is gelijkwaardig met het bovenbedoelde getuigschrift.
De volgende getuigschriften worden gelijkgesteld met :
a) het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Vlaamse Gewest :
- het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Waalse Gewest tot en met 1989 overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen;
- het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Brusselse Gewest tot en met 1990 overeenkomstig hetzelfde koninklijk besluit;
b) het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Vlaamse Gewest in 1993 en 1994 :
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Waalse Gewest in 1990, 1991, 1992, 1993 en 1994 overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 7 juli 1989 tot inrichting van het jachtexamen in het Waalse Gewest;
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Brusselse Gewest in 1991, 1992 en 1993 Overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21 januari 1991 tot organisvan het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
c) het getuigschrift van het theoretische gedeelte van het jachtexamen, uitgereikt in het Vlaamse Gewest vanaf 1995 :
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Waalse Gewest vanaf 1995 overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 7 juli 1989 tot inrichting van het jachtexamen in het Waalse Gewest;
- het getuigschrift van het jachtexamen eventueel uitgereikt in het Brusselse Gewest vanaf 1995 overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21 januari 1991 tot organisvan het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest."
Art.2. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 4, 2°, hoeft de aanvrager van een jachtverlof geen geldig getuigschrift van het theoretische en het praktische gedeelte van het jachtexamen over te leggen wanneer hij of zij voldoet aan de volgende voorwaarden :
- ten minste drie geldige jachtverloven hebben verkregen in de periode van vijf jaar die de aanvraag voorafgaat.
Zo er van deze drie jachtverloven ten minste één geldig voor het Waals of Brusselse Gewest werd verkregen geldt als bijkomende voorwaarde dat de aanvrager ten minste drie geldige jachtverloven heeft verkregen in de periode die de jachtseizoenen 1990-1991 tot en met 1994-1995 omvat.
- niet zijn veroordeeld wegens overtreding van de jachtwetgeving sinds de afgifte van het vorige jachtverlof.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 4, 2°, hoeven de volgende personen geen geldig getuigschrift van het praktische gedeelte van het jachtexamen over te leggen voor zover zij sinds de afgifte van het vorige jachtverlof niet veroordeeld zijn geweest wegens overtreding van de jachtwetgeving :
a) wie een geldig getuigschrift van het jachtexamen A en B heeft behaald;
b) wie in 1993 of 1994 een geldig getuigschrift van het jachtexamen heeft behaald."
Art.3. Het ministerieel besluit van 17 januari 1992 betreffende de organisatie van de praktiscproef van het jachtexamen voor personen die de leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt wordt opgeheven.
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.
Art. 5. De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 januari 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER