28 FEBRUARI 1977. - Koninklijk besluit betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-07-11/30, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-07-1990)(NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij BVR2014-04-25/94, art. 65, 2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2014) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-02-1987 en tekstbijwerking tot 29-08-2008(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-02-1987 en tekstbijwerking tot 12-06-2014)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Het jachtverlof.
Art. 3-10
HOOFDSTUK III. - De jachtvergunning.
Art. 11-13
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 16-18
1990029676 1991035978 1991036139 1992035598 1994036331 1995035276 1999036066 2008036031 2014035571
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De jachtverloven bedoeld bij artikel 14 van de jachtwet van 28 februari 1882 en de jachtvergunningen bedoeld bij artikel 2 van de wet van 30 juli 1922 waarbij het zegelrecht gesteld op de verlofbrieven voor het dragen van jachtwapens en voor het jagen met de hazewind verhoogd wordt en waarbij een verlofbrief voor het vogelvangen met netten en een taks op de inrichtingen voor eendekooien ingevoerd wordt, worden door de arrondissementscommissarissen afgegeven overeenkomstig de bij dit besluit gestelde regelen.
Voor elke categorie als bedoeld in de artikelen 184, eerste en tweede lid, en 1851 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen worden drie soorten jachtverloven ingesteld :
- het jachtverlof A, dat uitsluitend de jacht op wildsoorten behorend tot de kategorieën kleinwild, waterwild en overig wild toestaat;
- het jachtverlof B, dat uitsluitend de jacht op wildsoorten behorende tot de kategorieën grootwild en overig wild toestaat;
- het jachtverlof C, dat de jacht op alle wildsoorten toestaat.
De regelen voor de aflevering van elke soort jachtverlof zijn gelijk, behalve voor wat bepaald is in artikel 4, 2° van dit besluit.
De jachtverloven zijn over het gehele Rijk geldig.
De Minister of de Staatssecretaris, bevoegd voor de jacht in een gewest, kan niettemin beslissen dat het jachtverlof C vereist is voor het jagen in de provincies of gedeelten van provincies van dat gewest.
<NOTA 1 : Voor het Waalse Gewest wordt het artikel 1 aangevuld door de volgende alinea's: "In het Waalse Gewest zal de jacht slechts uitgeoefend kunnen worden door de houders van een jachtverlof C.
Echter bij wijze van overgangsmaatregel, zullen de houders van een jachtverlof A of B de wildsoorten behorende tot de kategorieën overeenstemmende respectievelijk met de jachtverloven A en B, kunnen jagen". (BWG 10-07-1986, art. 1)>
<NOTA 3 : Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt het artikel 1 aangevuld met de volgende alinea's : " Voor het jagen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is het jachtverlof C vereist vanaf 1 juli 1989.
Als overgangsmaatregel mag, enkel wie een jachtverlof A dan wel B heeft, nog tot 30 juni 1989 jagen op de soorten wild waarvoor zijn verlof geldt.
Vanaf het jachtseizoen 1989-1990 zal het theoretisch gedeelte van het jachtexamen enkel het examen C behelzen. " (KB 1989-02-15/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-04-1989)>
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Artikel 1. (VLAAMSE OVERHEID)
De jachtverloven bedoeld bij artikel 14 van de jachtwet van 28 februari 1882 en de jachtvergunningen bedoeld bij artikel 2 van de wet van 30 juli 1922 waarbij het zegelrecht gesteld op de verlofbrieven voor het dragen van jachtwapens en voor het jagen met de hazewind verhoogd wordt en waarbij een verlofbrief voor het vogelvangen met netten en een taks op de inrichtingen voor eendekooien ingevoerd wordt, worden door de arrondissementscommissarissen afgegeven overeenkomstig de bij dit besluit gestelde regelen.
(Voor elke categorie als bedoeld in artikel 4 van het decreet van 23 mei 1990 wordt één jachtverlof ingesteld, dat de jacht op alle wildsoorten toestaat.) <BVE 1991-05-29/32, art. 1, § 1, 009; Inwerkingtreding : 09-08-1991>)
(...) <BVE 1991-05-29/32, art. 1, § 1, 009; Inwerkingtreding : 09-08-1991>
(NOTA : Art. 1 van BVE 1991-12-18/39 heeft de inwerkingtreding van BVE 1991-05-29/32 uitgesteld tot 1 januari 1993. De ED vermeld in de twee wijzigingen moet men dus lezen : 01-01-1993)
(Als overgangsmaatregel kan degene die in het bezit was van een jachtverlof A of van een jachtverlof B gedurende minimum 3 jachtseizoenen van de jachtseizoenen 1985-1986, 1986-1987, 1987-1988, 1988-1989 en 1989-1990, een jachtverlof C bekomen voor de jachtseizoenen 1990-1991 en 1991-1992, voor zover hij niet veroordeeld werd wegens een inbreuk op de jachtwet sinds het verkrijgen van het laatste verlof. Deze afwijkende bepaling heeft geen uitwerking meer vanaf 1 juli 1992.) (BVE 1987-02-04/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-03-1987 en gewijzigd bij BVE 1990-07-31/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 14-08-1990)> <Erratum : zie B.St. 14-09-1990, p. 682>
(NOTA : Wat het Vlaamse Gewest betreft, worden de vermeldingen "de wet van 30 juli 1922 waarbij het zegelrecht gesteld op de verlofbrieven voor het dragen van jachtwapens en voor het jagen met de hazewind verhoogd wordt en waarbij een verlofbrief voor het vogelvangen met netten en een taxe op de inrichtingen van eendekooien ingevoerd wordt" en "de artikelen 184-186 van het wetboek der met zegel gelijkgestelde taksen" gelezen als (het Jachtdecreet van 24 juli 1991). <DVR 1991-07-24/30, art. 45, Inwerkingtreding : 01-07-1992>)
++++++++++
Art.2. <Zie nota onder TITEL> De inhoud en de vorm van de jachtverloven en de jachtvergunningen worden door de Minister van Financiën en de Minister van Landbouw bepaald, op eensluidend advies van de Ministers of Staatssecretarissen tot wiens bevoegdheid de jacht behoort. De formulieren van jachtverloven worden voor een periode van vijf jaren opgemaakt. Na het verstrijken van ieder geldigheidsjaar kan het jachtverlof voor een nieuwe periode van één jaar worden geldig gemaakt met inachtneming van de regelen inzake afgifte van een nieuw verlof.
Op het jachtverlof en op de jachtvergunning moeten de foto en de handtekening van de titularis worden aangebracht. De foto moet ten minste 4 cm hoog bij 3,5 cm breed zijn met een hoofd van 1,5 à 2 cm. Op de jachtvergunning moet bovendien de handtekening van de titularis van het jachtverlof die de vergunning heeft aangevraagd, worden aangebracht.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 2. (VLAAMSE OVERHEID)
(...) <BVR 1990-05-23, B.St. 01-06-1990>
Op het jachtverlof en op de jachtvergunning moeten de foto en de handtekening van de titularis worden aangebracht. De foto moet ten minste 4 cm hoog bij 3,5 cm breed zijn met een hoofd van 1,5 à 2 cm. Op de jachtvergunning moet bovendien de handtekening van de titularis van het jachtverlof die de vergunning heeft aangevraagd, worden aangebracht.
++++++++++
HOOFDSTUK II. - Het jachtverlof.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Het jachtverlof wordt afgegeven door de commissaris van het arrondissement waarin de woonplaats van de aanvrager gelegen is.
Heeft de betrokkene zijn woonplaats niet in België, dan wordt het verlof afgegeven door de commissaris van het arrondissement Brussel-Hoofdstad of, zo hij verblijf houdt in een aan België grenzende gemeente, door de commissaris van het naastbijgelegen arrondissement.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan een jachtverlof afgeven aan de door hem erkende diplomatieke en consulaire ambtenaren van buitenlandse nationaliteit.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 3. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
<BVR 2008-07-04/43, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2008> De arrondissementscommissaris, bevoegd voor de afgifte van jachtverloven in de provincie Vlaams-Brabant, kan een verlof afgeven aan de leden van de Koninklijke Familie of aan de diplomatieke en consulaire ambtenaren van buitenlandse nationaliteit die erkend zijn door een minister, lid van de Federale Regering tot wiens bevoegdheden de buitenlandse betrekkingen behoren, als zij in het bezit zijn van een verzekeringsgetuigschrift voor de wettelijke aansprakelijkheid inzake jacht voor het jachtseizoen in kwestie.
++++++++++
Art.4. <Zie nota onder TITEL> Het jachtverlof wordt slechts afgegeven na overlegging van :
1° een door het gemeentebestuur van de woonplaats van de aanvrager, binnen de twee maanden vóór de aanvraag afgegeven getuigschrift van goed zedelijk gedrag waarop alle door hem opgelopen veroordelingen en vervallenverklaringen worden vermeld.
Ingeval de aanvrager niet of sinds minder dan één jaar in het land verblijft, moet hij in de plaats van het getuigschrift een geschreven attest voorleggen betreffende zijn achtbaarheid, uitgaande van twee Belgische notabelen en geviseerd door de burgemeester van de woonplaats van elk dezer notabelen.
Ingeval de aanvrager een vreemdeling is die in België verblijf houdt, vraagt de arrondissementscommissaris het advies van het bestuur der Openbare Veiligheid, tenzij het een vreemdeling betreft bedoeld in artikel 4, 1° van het koninklijk besluit van 6 december 1955 betreffende verblijf in België van zekere bevoorrechte vreemdelingen. In dat geval legt de aanvrager een uittreksel uit zijn persoonlijk strafregister voor dat hem door de Minister van Justitie wordt afgegeven. Dit uittreksel vervangt het getuigschrift van goed zedelijk gedrag of het attest betreffende de achtbaarheid van de aanvrager.
De arrondissementscommissaris kan tijdens ten hoogste twee opeenvolgende jaren degenen aan wie hij voorheen een verlof heeft afgegeven, ontslaan van de verplichting het getuigschrift of het attest over te leggen.
2° een geldig getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg een jachtexamen heeft afgelegd.
Er zijn twee soorten jachtexamens :
- het jachtexamen A, dat de afgifte van een jachtverlof A mogelijk maakt;
- het jachtexamen B, dat de afgifte van een jachtverlof B mogelijk maakt.
Hij die met goed gevolg een van deze examens heeft afgelegd wordt, wanneer hij zich aanbiedt voor het ander examen, niet meer ondervraagd over de stof die aan beide examens gemeenschappelijk is. Hij die met goed gevolg beide examens heeft afgelegd kan een jachtverlof C bekomen.
Het getuigschrift dat bewijst dat men met goed gevolg het jachtexamen heeft afgelegd, vervalt :
- wanneer de houder veroordeeld wordt voor een overtreding van de jachtwet, behalve wanneer de rechter hem vrijstelling van een nieuw jachtexamen heeft verleend;
- wanneer de houder sinds meer dan tien jaar te rekenen van de afgifte van het getuigschrift of van het laatste, na het getuigschrift uitgereikte jachtverlof, geen jachtverlof meer heeft verkregen. Op verzoek van de arrondissementscommissaris moet de aanvrager het bewijs leveren dat hij zich niet in deze toestand bevindt. Hij kan dit doen met alle rechtsmiddelen, de eed of de bekentenis uitgezonderd.
De Minister van Landbouw en de Ministers of Staatssecretarissen bevoegd voor de jacht zijn belast met de voorbereiding en de inrichting van de jachtexamens en met de afgifte der getuigschriften.
Zij kunnen daartoe alle nodige maatregelen treffen en, onder meer, het programma van het examen, de samenstelling van de examencommissie, de voorwaarden van deelneming en de vereisten voor het slagen in het examen vaststellen.
Voor de deelneming aan het examen kan de betaling van een inschrijvingsgeld worden opgelegd waarvan het bedrag en de wijze van betaling door Ons worden vastgesteld.
De diplomatieke en consulaire ambtenaren aan wie de Minister van Buitenlandse Zaken een jachtverlof heeft afgeleverd overeenkomstig artikel 3, lid 3, van dit besluit, moeten geen getuigschrift voorleggen.
(Moeten eveneens geen geldig getuigschrift voorleggen waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een jachtexamen hebben afgelegd, de vast benoemde personeelsleden van het Bestuur van Waters en Bossen voor zover zij houder zijn van hetzij het diploma van ingenieur van waters en bossen of van landbouwkundig ingenieur (groep of specialisatie waters en bossen), hetzij van het bekwaamheidsgetuigschrift bosbouw afgeleverd door een jury aangesteld door de Minister van Landbouw.) <KB 18-04-1980, art. 1>
Het getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het jachtexamen of het jachtexamen A en B heeft afgelegd, vervalt :
a) wanneer de houder veroordeeld wordt voor een overtreding van de jachtwetgeving; deze regel is niet van toepassing wanneer de rechter hem vrijstelling voor een nieuw jachtexamen heeft verleend;
b) wanneer de houder sinds meer dan tien jaar geen jachtverlof meer heeft gekregen, te rekenen vanaf de afgifte van het getuigschrift of vanaf het laatste uitgereikte jachtverlof. Op verzoek van de arrondissementscommissaris moet de aanvrager het bewijs leveren dat hij zich niet in deze toestand bdit doen met alle rechtsmiddelen, de eed of de bekentenis uitgezonderd.
De diplomatieke en consulaire ambtenaren hoeven geen getuigschrift over te leggen.
De vast benoemde personeelsleden van de afdeling Bos en Groen, en de afdeling Natuur hoeven eveneens geen geldig getuigschrift over te leggen waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een jachtexamen hebben afgelegd, als zij houder zijn van het diploma van ingenieur van waters en bossen of van landbouwkundig ingenieur (groep of specialisatie waters en bossen) of van bio-ingenieur (opleiding land- en bosbeheer), of houder van het bekwaamheidsgetuigschrift in de bosbouwkunde afgeleverd door een jury aangesteld door de federale of Vlaamse regering.
Het bewijs van slagen voor het jachtexamen overeenkomstig de wetgeving in Nederland of in het Groothertogdom Luxemburg is gelijkwaardig met het bovenbedoelde getuigschrift.
De volgende getuigschriften worden gelijkgesteld met :
a) het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Vlaamse Gewest :
- het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Waalse Gewest tot en met 1989 overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen;
- het getuigschrift van het jachtexamen A respectievelijk het jachtexamen B, uitgereikt in het Brusselse Gewest tot en met 1990 overeenkomstig hetzelfde koninklijk besluit;
b) het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Vlaamse Gewest in 1993 en 1994 :
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Waalse Gewest in 1990, 1991, 1992, 1993 en 1994 overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 7 juli 1989 tot inrichting van het jachtexamen in het Waalse Gewest;
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Brusselse Gewest in 1991, 1992 en 1993 Overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21 januari 1991 tot organisvan het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
c) het getuigschrift van het theoretische gedeelte van het jachtexamen, uitgereikt in het Vlaamse Gewest vanaf 1995 :
- het getuigschrift van het jachtexamen uitgereikt in het Waalse Gewest vanaf 1995 overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 7 juli 1989 tot inrichting van het jachtexamen in het Waalse Gewest;
- het getuigschrift van het jachtexamen eventueel uitgereikt in het Brusselse Gewest vanaf 1995 overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21 januari 1991 tot organisvan het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.) (BVR 1995-01-18/45, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1995)
(NOTA 2 : Voor het Brusselse Gewest wordt het artikel 4, 2° aangevuld door de volgende alinea : "Het bewijs van slagen voor het volledige jachtexamen overeenkomstig de wetgeving in Nederland of in het Groothertogdom Luxemburg is gelijkwaardig met het bovenbedoelde getuigschrift". <KB 21-07-1986, art. 2>)
3° het verzekeringsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 juli 1963 tot instelling van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof of van een jachtvergunning.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 4. (VLAAMSE OVERHEID)
Het jachtverlof wordt slechts afgegeven na overlegging van :
1° een door het gemeentebestuur van de woonplaats van de aanvrager, binnen de twee maanden vóór de aanvraag afgegeven getuigschrift van goed zedelijk gedrag waarop alle door hem opgelopen veroordelingen en vervallenverklaringen worden vermeld.
Ingeval de aanvrager niet of sinds minder dan één jaar in het land verblijft, moet hij in de plaats van het getuigschrift een geschreven attest voorleggen betreffende zijn achtbaarheid, uitgaande van twee Belgische notabelen en geviseerd door de burgemeester van de woonplaats van elk dezer notabelen.
Ingeval de aanvrager een vreemdeling is die in België verblijf houdt, vraagt de arrondissementscommissaris het advies van het bestuur der Openbare Veiligheid, tenzij het een vreemdeling betreft bedoeld in artikel 4, 1° van het koninklijk besluit van 6 december 1955 betreffende verblijf in België van zekere bevoorrechte vreemdelingen. In dat geval legt de aanvrager een uittreksel uit zijn persoonlijk strafregister voor dat hem door de Minister van Justitie wordt afgegeven. Dit uittreksel vervangt het getuigschrift van goed zedelijk gedrag of het attest betreffende de achtbaarheid van de aanvrager.
De arrondissementscommissaris kan tijdens ten hoogste twee opeenvolgende jaren degenen aan wie hij voorheen een verlof heeft afgegeven, ontslaan van de verplichting het getuigschrift of het attest over te leggen.
2° (een geldig getuigschrift uitgereikt in het Vlaamse Gewest waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het theoretische en het praktische gedeelte van het jachtexamen heeft afgelegd.) <BVR 1999-06-29/47, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 21-09-1999>
Het getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg het jachtexamen (...) heeft afgelegd, vervalt : <BVR 1999-06-29/47, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 21-09-1999>
a) wanneer de houder veroordeeld wordt voor een overtreding van de jachtwetgeving; deze regel is niet van toepassing wanneer de rechter hem vrijstelling voor een nieuw jachtexamen heeft verleend;
b) wanneer de houder sinds meer dan tien jaar geen jachtverlof meer heeft gekregen, te rekenen vanaf de afgifte van het getuigschrift of vanaf het laatste uitgereikte jachtverlof. Op verzoek van de arrondissementscommissaris moet de aanvrager het bewijs leveren dat hij zich niet in deze toestand bdit doen met alle rechtsmiddelen, de eed of de bekentenis uitgezonderd.
De diplomatieke en consulaire ambtenaren hoeven geen getuigschrift over te leggen.
De vast benoemde personeelsleden van (het Agentschap voor Natuur en Bos) hoeven eveneens geen geldig getuigschrift over te leggen waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een jachtexamen hebben afgelegd, als zij houder zijn van het diploma van ingenieur van waters en bossen of van landbouwkundig ingenieur (groep of specialisatie waters en bossen) of van bio-ingenieur (opleiding land- en bosbeheer), of houder van het bekwaamheidsgetuigschrift in de bosbouwkunde afgeleverd door een jury aangesteld door de federale of Vlaamse regering. <BVR 2008-03-07/41, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Het bewijs van slagen voor het jachtexamen overeenkomstig de wetgeving in Nederland of in het Groothertogdom Luxemburg is gelijkwaardig met het bovenbedoelde getuigschrift. (De minister, bevoegd voor de jacht kan het jachtexamengetuigschrift, uitgereikt in andere Europese landen, gelijkstellen met het bovenvermelde getuigschrift.) <BVR 2008-07-04/43, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2008>
(Het getuigschrift van het jachtexamen, uitgereikt in het Waalse Gewest vanaf 1998, wordt gelijkgesteld met het bovenbedoelde getuigschrift. Het getuigschrift van het jachtexamen, uitgereikt in het Waalse Gewest in 1995, 1996 en 1997, wordt gelijkgesteld met het getuigschrift van het theoretische gedeelte van het jachtexamen, uitgereikt in het Vlaamse Gewest.) <BVR 1999-06-29/47, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 21-09-1999>
3° het verzekeringsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 juli 1963 tot instelling van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof of van een jachtvergunning.
++++++++++
Art.5. <Zie nota onder TITEL> Een verlof kunnen niet bekomen :
1° de brigadechefs 1e klasse, de brigadechefs, de technische beambten 1e klasse en technische beambten van waters en bossen; de brigadechefs, de hoofdveldwachters en de veldwachters, de door de gemeente bezoldigde bos- en visserijwachters.
Nochtans levert de arrondissementscommissaris het verlof af aan die personen indien zij schriftelijk de verbintenis aangaan er geen gebruik van te zullen maken in hun ambtsgebied. Die verbintenis wordt vermeld op het verlof, met nauwkeurige aanduiding van het ambtsgebied van belanghebbende;
2° diegenen die ontzet of vervallen verklaard zijn van het recht om wapens te dragen;
3° de behoeftigen die steun ontvangen van de openbare besturen;
4° diegenen die het in artikel 4, 2° bedoelde getuigschrift niet kunnen voorleggen en die, krachtens hetzelfde artikel, niet ontslagen zijn van de voorlegging van dit getuigschrift;
5° diegenen die niet ten volle 18 jaar oud zijn op 1 juli van het jaar waarvoor het jachtverlof werd aangevraagd.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 5. (VLAAMSE OVERHEID)
Een verlof kunnen niet bekomen :
1° ((de aangestelden van het Agentschap voor Natuur en Bos met een bewakingsopdracht) en de door de gemeente bezoldigde bos- en visserijwachters.) <BVE 1989-05-10/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 03-06-1989> <BVR 2008-03-07/41, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Nochtans levert de arrondissementscommissaris het verlof af aan die personen indien zij schriftelijk de verbintenis aangaan er geen gebruik van te zullen maken in hun ambtsgebied. Die verbintenis wordt vermeld op het verlof, met nauwkeurige aanduiding van het ambtsgebied van belanghebbende;
2° diegenen die ontzet of vervallen verklaard zijn van het recht om wapens te dragen;
3° de behoeftigen die steun ontvangen van de openbare besturen;
4° diegenen die het in artikel 4, 2° bedoelde getuigschrift niet kunnen voorleggen en die, krachtens hetzelfde artikel, niet ontslagen zijn van de voorlegging van dit getuigschrift;
5° diegenen die niet ten volle 18 jaar oud zijn op 1 juli van het jaar waarvoor het jachtverlof werd aangevraagd.
++++++++++
Art.6. <Zie nota onder TITEL> Ongeacht het bepaalde inzake het jachtexamen moet de arrondissementscommissaris het verlof weigeren :
1° aan degenen die veroordeeld zijn geweest :
wegens een jachtmisdrijf gepleegd door middel van verboden wapens of in bende, of bij nacht, of met verboden tuigen of met motorvoertuigen;
wegens enig misdrijf vergezeld van daden van geweld of wederspannigheid;
2° aan degenen waarvan de veroordeling wegens enig ander jachtmisdrijf hem sedert minder dan twaalf maanden ter kennis werd gebracht.
Zo de veroordeelde op het ogenblik van de uitspraak van het vonnis houder was van een jachtverlof moet hem een nieuw verlof worden geweigerd voor het jachtseizoen dat ingaat op 1 juli van het jaar volgend op de datum van zijn veroordeling;
3° aan degenen die zich niet hebben gekweten van de strafrechtelijke verplichtingen volgend uit een veroordeling wegens jachtmisdrijf;
4° onverminderd het bepaalde in artikel 5, 2° aan degenen die geheel of ten dele vervallen verklaard zijn van de rechten opgesomd in artikel 123sexies van het Strafwetboek;
5° aan de personen bedoeld in artikel 5, 1°, wanneer uit een administratief of een gerechtelijk onderzoek blijkt dat zij de door hen aangegane verbintenis niet hebben nageleefd.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd het bepaalde betreffende het jachtexamen kan de arrondissementscommissaris het verlof weigeren :
1° aan degenen die ingevolge een veroordeling ontzet zijn van één der rechten opgesomd in artikel 31, 1° tot 5° van het Strafwetboek;
2° aan degenen die veroordeeld zijn geweest wegens landloperij, bedelarij, diefstal, oplichting of misbruik van vertrouwen;
3° aan degenen wier slecht gedrag, geestestoestand of vorig gedrag laat veronderstellen dat zij een slecht gebruik van hun wapens maken.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> § 1. Tegen de beslissing waarbij de arrondissementscommissaris het verlof weigert, staat beroep open.
Werd het verlof geweigerd op grond van artikel 6, dan wordt het beroep ingesteld bij de Minister of de Staatssecretaris die bevoegd is voor de jacht in het gewest waarin het ambtsgebied is gelegen van de arrondissementscommissaris van wie de weigering uitgaat. De Minister of de Staatssecretaris is niet gebonden door het bij dat artikel bepaalde. Alvorens een beslissing te treffen raadpleegt hij de gouverneur der provincie die op zijn beurt de arrondissementscommissaris en de procureur des Konings raadpleegt. Doet de provinciegouverneur zijn advies niet kennen binnen de twee maanden volgend op de aanvraag om advies, dan kan de Minister of de Staatssecretaris geldig beslissen.
Zo het verlof geweigerd wordt op grond van artikel 7, wordt het beroep ingesteld bij de provinciegouverneur. Na de arrondissementscommissaris en de procureur des Konings te hebben geraadpleegd kan de gouverneur de afgifte van het verlof bevelen. Indien de gouverneur acht deze afgifte niet te kunnen bevelen, zal hij het dossier voor beslissing overzenden aan de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor de jacht in het gewest van de woonplaats van de beroeper.
§ 2. Wordt het beroep tegen de weigering van een jachtverlof, overeenkomstig § 1 van dit artikel ingewilligd, dan kunnen de redenen waarop de weigering gegrond was niet meer in aanmerking worden genomen bij de beslissing over een volgende aanvraag tot jachtverlof.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 8. (VLAAMSE OVERHEID)
§ 1. Tegen de beslissing waarbij de arrondissementscommissaris het verlof weigert, staat beroep open.
(Als het verlof werd geweigerd op grond van artikel 6, dan wordt het beroep ingesteld bij het Agentschap voor Natuur en Bos, hierna het Agentschap te noemen. Het Agentschap is niet gebonden door de bepalingen van dat artikel. Alvorens een beslissing te treffen raadpleegt het Agentschap de gouverneur, die op zijn beurt de arrondissementscommissaris en de procureur des Konings raadpleegt. Als de gouverneur zijn advies niet bekendmaakt binnen de twee maanden die volgen op de aanvraag om advies, dan kan het Agentschap geldig beslissen.) <BVR 2008-03-07/41, art. 8, 1°, 014; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Zo het verlof geweigerd wordt op grond van artikel 7, wordt het beroep ingesteld bij de provinciegouverneur. Na de arrondissementscommissaris en de procureur des Konings te hebben geraadpleegd kan de gouverneur de afgifte van het verlof bevelen. Indien de gouverneur acht deze afgifte niet te kunnen bevelen, zal hij het dossier voor beslissing overzenden aan (het Agentschap). <BVR 2008-03-07/41, art. 8, 2°, 014; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
§ 2. Wordt het beroep tegen de weigering van een jachtverlof, overeenkomstig § 1 van dit artikel ingewilligd, dan kunnen de redenen waarop de weigering gegrond was niet meer in aanmerking worden genomen bij de beslissing over een volgende aanvraag tot jachtverlof.
++++++++++
Art.9. <Zie nota onder TITEL> De hoofden van de parketten geven maandelijks aan de arrondissementscommissaris de nodige aanduidingen betreffende de veroordelingen wegens jachtmisdrijf die uitgesproken zijn ten laste van de in hun arrondissement wonende personen.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> § 1. Wanneer het verlof ten gevolge van bedriegelijke handelingen is afgegeven aan iemand die er geen recht op heeft of wanneer de houder van een verlof gedurende de loop van het jaar wegens erge feiten veroordeeld is, dan kan de arrondissementscommissaris het jachtverlof bij een met redenen omklede beslissing intrekken.
§ 2. Blijkt uit een administratief of een gerechtelijk onderzoek dat een in artikel 5, 1° bedoelde persoon de door hem aangegane verbintenis niet heeft nageleefd, dan trekt de arrondissementscommissaris het verlof in. Hij geeft daarvan bericht aan de Minister of de Staatssecretaris waarvan de betrokkene disciplinair afhangt.
§ 3. De beslissingen waarbij een jachtverlof wordt ingetrokken worden door de arrondissementscommissaris medegedeeld aan het gemeentebestuur van de plaats waar de belanghebbende woont, dat er deze kennis van geeft. Het verlof moet binnen achtenveertig uur na de kennisgeving teruggegeven worden aan de arrondissementscommissaris.
Een afschrift van de beslissing tot intrekking wordt aan de gouverneur der provincie en aan de bevelhebber van de plaatselijke rijkswacht toegestuurd.
Tegen de beslissing van de arrondissementscommissaris staat beroep open bij de gouverneur die, de arrondissementscommissaris gehoord, de teruggave van het verlof kan bevelen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 10. (VLAAMSE OVERHEID)
§ 1. Wanneer het verlof ten gevolge van bedriegelijke handelingen is afgegeven aan iemand die er geen recht op heeft of wanneer de houder van een verlof gedurende de loop van het jaar wegens erge feiten veroordeeld is, dan kan de arrondissementscommissaris het jachtverlof bij een met redenen omklede beslissing intrekken.
§ 2. Blijkt uit een administratief of een gerechtelijk onderzoek dat een in artikel 5, 1° bedoelde persoon de door hem aangegane verbintenis niet heeft nageleefd, dan trekt de arrondissementscommissaris het verlof in. Hij geeft daarvan bericht aan (het Agentschap voor Natuur en Bos) waarvan de betrokkene disciplinair afhangt. <BVR 2008-03-07/41, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
§ 3. De beslissingen waarbij een jachtverlof wordt ingetrokken worden door de arrondissementscommissaris medegedeeld aan het gemeentebestuur van de plaats waar de belanghebbende woont, dat er deze kennis van geeft. Het verlof moet binnen achtenveertig uur na de kennisgeving teruggegeven worden aan de arrondissementscommissaris.
Een afschrift van de beslissing tot intrekking wordt aan de gouverneur der provincie en aan de bevelhebber van de plaatselijke rijkswacht toegestuurd.
Tegen de beslissing van de arrondissementscommissaris staat beroep open bij de gouverneur die, de arrondissementscommissaris gehoord, de teruggave van het verlof kan bevelen.
++++++++++
HOOFDSTUK III. - De jachtvergunning.
Art.11. <Zie nota onder TITEL> De titularis van een jachtverlof die een jachtvergunning verlangt te bekomen voor niet in het koninkrijk wonende genodigden, moet zich tot de arrondissementscommissaris wenden die zijn jachtverlof heeft afgegeven.
Om in aanmerking te worden genomen moet bij elke aanvraag van een jachtvergunning worden gevoegd :
1° een foto van de genodigde op hetzelfde formaat als aangegeven in artikel 2, tweede lid;
2° een geschreven verklaring van de aanvrager en van een Belgische notabele, waarin gesteld wordt dat de genodigde als achtbaar bekend staat en dat hij niet in het koninkrijk woont. De arrondissementscommissaris kan een bijkomend onderzoek instellen;
3° een getuigschrift waaruit blijkt dat de genodigde met goed gevolg één der jachtexamens heeft afgelegd bedoeld in artikel 4, 2° van dit besluit.
<NOTA : Voor het Brusselse Gewest wordt het artikel 11, 3° aangevuld door de volgende alinea : "Het bewijs van slagen voor het volledige jachtexamen overeenkomstig de wetgeving in Nederland of het Groothertogdom Luxemburg is gelijkwaardig met het bovenbedoelde getuigschrift". (KB 21-07-1986, art. 3)>
Van overlegging van dit getuigschrift is ontslagen de genodigde die een regelmatig jachtverlof van zijn land van herkomst kan voorleggen, geldig voor het jaar waarin de vergunning wordt aangevraagd;
4° het verzekeringsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 juli 1963 tot instelling van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof of van een jachtvergunning.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 11. (VLAAMSE OVERHEID)
De titularis van een jachtverlof die een jachtvergunning verlangt te bekomen voor niet in het koninkrijk wonende genodigden, moet zich tot de arrondissementscommissaris wenden die zijn jachtverlof heeft afgegeven.
Om in aanmerking te worden genomen moet bij elke aanvraag van een jachtvergunning worden gevoegd :
1° een foto van de genodigde op hetzelfde formaat als aangegeven in artikel 2, tweede lid;
2° een geschreven verklaring van de aanvrager en van een Belgische notabele, waarin gesteld wordt dat de genodigde als achtbaar bekend staat en dat hij niet in het koninkrijk woont. De arrondissementscommissaris kan een bijkomend onderzoek instellen;
3° (een getuigschrift waaruit blijkt dat de genodigde met goed gevolg het theoretische en het praktische gedeelte van het jachtexamen heeft afgelegd, of een daarmee gelijkgesteld getuigschrift, als vermeld in artikel 4, 2°.
De genodigde is ontslagen van overlegging van dat getuigschrift als hij een geldig jachtverlof van zijn land van oorsprong of van zijn land van verblijf kan voorleggen, geldig voor het jaar waarin de vergunning wordt aangevraagd.) <BVR 2008-07-04/43, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2008>
4° het verzekeringsgetuigschrift bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 juli 1963 tot instelling van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof of van een jachtvergunning.
++++++++++
Art.12. <Zie nota onder TITEL> De vergunning vermeldt onder meer :
a) naam, voornaam, verblijfplaats en beroep van de genodigde;
b) naam, voornaam, woonplaats en beroep van degene die de vergunning heeft aangevraagd en het nummer van zijn jachtverlof;
c) de datum waarop de vergunning ingaat;
d) de gemeenten op wier grondgebied van de vergunning gebruik zal worden gemaakt.
Art.13. <Zie nota onder TITEL> Binnen drie dagen na het verstrijken van de vergunning moet de aanvrager of de genodigde de vergunning aan de arrondissementscommissaris, die ze afgegeven heeft, terug bezorgen.
Indien dit voorschrift niet nagekomen wordt, kan de arrondissementscommissaris het jachtverlof van de aanvrager intrekken bij één met redenen omklede beslissing.
Bij de intrekking worden de bij artikel 10, § 3 voorgeschreven vormen in acht genomen.
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art.14. <Zie nota onder TITEL> <Overgangsbepaling>
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 14. (VLAAMSE OVERHEID)
<BVR 2008-07-04/43, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2008> De aanvrager van een jachtverlof wordt vrijgesteld van de verplichting, vermeld in artikel 4, 2°, om een geldig getuigschrift van het theoretische gedeelte en het praktische gedeelte van het jachtexamen voor te leggen als hij een geldig jachtverlof, behaald in het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, Nederland of het Groot-Hertogdom Luxemburg, kan voorleggen.
Die vrijstelling geldt niet meer als de aanvrager :
1° is veroordeeld wegens een overtreding van de jachtwetgeving sinds de afgifte van het vorige jachtverlof;
2° al meer dan tien jaar geen jachtverlof meer heeft verkregen, te rekenen vanaf de laatste geldigheidsdag van het laatste uitgereikte jachtverlof.
++++++++++
Art.15. <Zie nota onder TITEL> <Overgangsbepaling>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 1 maart 1956, betreffende de afgifte van jachtverloven, jachtvergunningen en verloven voor vogelvangst, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 6 november 1956, 19 maart 1962 en 23 oktober 1970, wordt opgeheven.
De bepalingen van dat besluit blijven van toepassing op de jachtverloven afgeleverd voor het jachtseizoen 1977-1978.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt op 1 juli 1977 in werking.
Art. 18. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Landbouw, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Ministers van Waalse, Vlaamse en Brusselse Aangelegenheden, Onze Minister, adjunct voor Economische Zaken en Onze Staatssecretaris voor Bossen, Jacht en Visvangst zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
WAALS GEWEST
<NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt een hoofdstuk VI met de artikelen 19, 20 en 21 ingevoerd, luidend als volgt : "
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Art. 19. <Zie nota onder TITEL> De jacht kan enkel beoefend worden door de houders van een jachtverlof C.
Art. 20. <Zie nota onder TITEL> Het in artikel 19 bedoelde jachtverlof C wordt afgegeven na het slagen van één enkele proef die de jachtexamens A en B combineert en " jachtexamen genoemd wordt.
Nochtans, kunnen het jachtverlof C verkrijgen zonder dit examen af te leggen degene die tegelijk houder zijn van een regelmatig en voor het jachtexamen A geldig getuigschrift en van een regelmatig en voor het jachtexamen B geldig getuigschrift.
Art. 21. <Zie nota onder TITEL> In afwijking van artikel 20 en onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 7 van dit besluit kunnen het jachtverlof C verkrijgen zonder het examen af te leggen degene die op 1 juli 1989 het houden van een jachtverlof A of van een jachtverlof B kunnen rechtvaardigen dat bekomen werd tijdens een van de volgende jachtseizoenen : 1986-1987, 1987-1988, 1988-1989, voor zover zij niet veroordeeld werden wegens een inbreuk op de jachtwet sinds het verkrijgen van dit laatste verlof.
Deze afwijkende bepaling heeft geen uitwerking meer op 1 juli 1992. " (BWG 1989-07-07/30, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 17-09-1989)>