9 MEI 1995. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot regeling van de administratieve en geldelijke situatie van de contractuelen van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. (NOTA : Opgeheven voor het contractueel personeel van het ministerie bij BESL 2003-02-13/53, art. 48; Inwerkingtreding : 29-03-2003) (NOTA : opgeheven voor wat het contractueel personeel van de in artikel 1 van BESL 2006-07-20/90 bedoelde instellingen betreft; BESL 2006-07-20/90, art. 52; Inwerkingtreding : 08-10-2006> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-06-1995 en tekstbijwerking tot 19-12-2011)
HOOFDSTUK I. - De aanwerving.
Art. 1-6
HOOFDSTUK II. - Aanwervingsvoorwaarden.
Art. 7-8
HOOFDSTUK III. - Geldelijke bepalingen.
Art. 9-11
HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 12-14
1996031248 1996031395 1996931150 1997031085 1997031093 1997031143 1997031144 1997031441 1998031014 1998031033 1998031034 1998031035 1998031036 1998031037 1998031038 1998031039 1998031323 1998031396 1998031397 1999031368 2000031261 2002031324 2002031325 2002031326 2002031327 2002031328 2002031329 2002031330 2004031056 2004031332 2006031180 2006031181 2006031460 2011031601
HOOFDSTUK I. - De aanwerving.
Artikel 1. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Dit besluit is toepasselijk op de personen die de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bij arbeidsovereenkomst in dienst nemen.
Art.2. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Voor de toepassing van artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes, wordt verstaan onder bijkomende of specifieke taken, de taken die kunnen worden toevertrouwd aan :
1° personeelsleden belast met schoonmaak of met restaurantbediening;
2° huisbewaarders;
3° deskundigen voor het uitvoeren van taken die overeenstemmen met functies van niveau 1 of van niveau 2+ en die een beroepsbekwaamheid vereisen voor een beperkte duur of voor een welbepaalde activiteit;
4° de informatici van het Centrum voor Informatica van het Brusselse Gewest (en aan de personeelsleden van de cel digitale cartografie van het genoemde centrum en aan de informatici van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling); <BESL 1998-06-18/62, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-10-1998>
5° de informatici van voornoemd Centrum door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met opdrachten betreffende de informatisering van de Brusselse Gewestelijke Administratie en van de instellingen van openbaar nut van het voornoemde Gewest;
6° het meester- en werkliedenpersoneel, alsmede het begeleidingspersoneel dat een gespecialiseerde functie uitoefent in het Gewestelijke Agentschap voor Netheid;
7° het meester- en werkliedenpersoneel dat een gespecialiseerde functie uitoefent in het Brussels Instituut voor Milieubeheer;
8° personeelsleden van T-Service Interim en ,van de dienst Outplacement.
Art.3. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De contractuelen worden alleen aangeworven in een wervingsgraad.
De bevoegde overheid kan van deze regel afwijken wanneer het een betrekking betreft die niet overeenkomt met een graad die gemeen is aan de instellingen van openbaar nut.
Zij motiveert deze beslissing omstandig.
Art.4. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De bevoegde overheid bepaalt het aantal, de duur en de aard van de betrekkingen waarin contractuelen worden aangeworven om te voldoen aan tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften.
Art.5. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het contractuele personeelslid dat een vervangingsopdracht verricht, wordt in dienst genomen voor periode die de duur van de vervanging niet mag overschrijden.
Art.6. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Voor de toepassing van artikel 2, bepaalt de bevoegde overheid of het contract voor onbepaalde of voor bepaalde duur wordt aangegaan.
HOOFDSTUK II. - Aanwervingsvoorwaarden.
Art.7. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Niemand mag bij arbeidsovereenkomst worden aangeworven, als hij niet voldoet aan de volgende algemene voorwaarden :
1° van Belgische nationaliteit zijn voor de betrekkingen die een daadwerkelijke deelname aan de uitoefening van de openbare macht inhouden.
De andere betrekkingen, staan open voor alle onderdanen van vreemde landen;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° voldoen aan de militiewetgeving;
4° de lichamelijke geschiktheid die voor het uitoefenen van de functie is vereist, bewijzen. Het onderzoek van de lichamelijke geschiktheid wordt uitgevoerd door de Medisch-sociale dienst van het Rijk of door de erkende interbedrijfsgeneeskundige diensten;
5° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift overeenstemmend met het niveau van de te begeven graad;
6° van een gedrag zijn dat overeenstemt met de eisen van de beoogde betrekking.
Art.8. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Bijzondere voorwaarden kunnen door de bevoegde overheid worden opgelegd als de aard van de uit te oefenen functies het vereist.
In dit geval worden de bijzondere beroepsbekwaamheden bepaald in een functiebeschrijving.
HOOFDSTUK III. - Geldelijke bepalingen.
Art.9. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het contractuele personeel ontvangt een bezoldiging gelijk aan de wedde uitbetaald aan een lid van het statutaire personeel voor eenzelfde of een gelijkwaardig ambt, evenals de tussentijdse loonsverhogingen die ermee gepaard gaan.
Art.10.(zie NOTA onder OPSCHRIFT) Het contractuele personeel heeft ten minste recht op :
a) een haard- of standplaatstoelage onder dezelfde voorwaarden als het statutaire personeel van het Gewest;
b) een vakantiegeld onder dezelfde voorwaarden als het statutaire personeel van het Gewest;
c) een eindejaarspremie onder dezelfde voorwaarden als het statutaire personeel van het Gewest;
d) dezelfde vergoedingen en toelagen dan deze toegekend voor eenzelfde of een gelijkwaardige functie onder dezelfde voorwaarden als het statutaire personeel van het Gewest;
e) een premie voor tweetaligheid volgens de modaliteiten vastgesteld bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 25 juli 1991 tot toekenning van een premie voor tweetaligheid aan het personeel dat werkzaam is bij sommige instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
[1 Bovendien, ontvangt het contractueel personeel de normale bezoldiging overeenkomend met de carensdag, als bedoeld, naargelang het geval in artikel 52, § 1, tweede lid, of in artikel 71 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidovereenkomsten.]1
----------
(1)<BESL 2011-10-29/08, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.11. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. Komen in aanmerking voor het toekennen van tussentijdse loonsverhogingen, de voltijds gepresteerde diensten voor een ministerie of voor de instellingen van openbaar nut van de Staat, een Gewest of een Gemeenschap in de hoedanigheid van :
1° tijdelijke, benoemd overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 30 april 1947 houdende vaststelling van het statuut van het tijdelijk personeel;
2° tijdelijke, benoemd overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 10 april 1948 houdende statuut van het tijdelijk werkliedenpersoneel;
3° werknemer van het bijzonder tijdelijk kader;
4° werknemer van het derde arbeidscircuit;
5° stagiair in het raam van de wet op de stage der jongeren;
6° gesubsidieerde contractueel;
7° personeelslid in dienst genomen bij een andere overeenkomst dan die bedoeld in 3° tot en met 6°.
Komen eveneens in aanmerking dezelfde diensten gepresteerd voor de Agglomeratie Brussel.
§ 2. Komen echter niet in aanmerking voor tussentijdse loonsverhogingen :
1° voor de tijdelijke, de periodes van dienstschorsing wegens ziekte of gebrekkigheid die hoger liggen dan :
- 30 dagen voor de personeelsleden met minder dan twee jaar dienst;
- 60 dagen voor personeelsleden met twee en minder dan vier jaar dienst;
- 90 dagen voor personeelsleden met vier en meer dan vier jaar in dienst;
2° voor de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen persoon, de periodes van schorsing die niet bezoldigd zijn en niet voor een bevordering tot een hogere wedde in aanmerking komen behoudens de carensdag en de periode van het zwangerschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971.
§ 3. De diensten, met inbegrip van de periodes die krachtens het statuut van het statutair personeel van het Gewest overeenstemmen met een toestand waarbij een statutair personeelslid zijn aanspraak op een bevordering tot een hogere wedde behoudt, die de contractueel heeft verricht als tewerkgestelde werkloze in de overheidssector, worden tot maximum zes jaar meegerekend voor het toekennen van tussentijdse verhogingen.
De in het eerste lid bedoelde in aanmerking komende diensten worden berekend per kalendermaand; die welke geen volle maand bedragen worden niet meegeteld.
§ 4. Indien de overeenkomstig §§ 1 en 2 vastgestelde wedde lager is dan de wedde welke het personeelslid bij de inwerkingtreding van deze bepaling genoot op grond van zijn tewerkstelling als tijdelijke of als tewerkgestelde werkloze, blijft de contractueel die hogere wedde genieten totdat hij, overeenkomstig de geldende bezoldigingsregeling, ten minste een wedde bekomt gelijk aan dat bedrag.
§ 5. In afwijking van § 1 van dit artikel kan de bevoegde overheid beslissen over de toelating tot de geldelijke anciënniteit van de daadwerkelijk voltijds gepresteerde diensten in de privé-sector indien deze een vereiste vormden bij de aanwerving.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.12. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De bezoldiging en de geldelijke anciënniteit toegekend aan de contractuelen in dienst op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijven verworven.
Art.13. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Wat het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreft, worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, laatst gewijzigd door de wet van 22 juli 1993;
2° het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten, laatst gewijzigd door de wet van 22 juli 1993;
3° het koninklijk besluit van 1 maart 1976 betreffende de werving van de personeelsleden van sommige instellingen van openbaar nut, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 juni 1990.
Art. 14. (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De Minister van Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 mei 1995.
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen,
J. CHABERT