14 MAART 1995. - Decreet tot bevordering van het welslagen in de basisscholen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-08-1995 en tekstbijwerking tot 22-07-2020)
HOOFDSTUK I. - Bepalingen en algemeenheden.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de organisatie van het onderwijs.
Art. 3-4, 4bis, 5-7
HOOFDSTUK III. - De middelen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK IV. - Eenheidsraden, gebiedsraden en coördinatiecomités.
Afdeling 1. - Nabijheidseenheden.
Art. 10-12
Afdeling 2. - De gebieden.
Onderafdeling 1.
Art. 13-15
Onderafdeling 2.
Art. 16
Afdeling 3. - Coördinatiecomités.
Onderafdeling 1.
Art. 17-19
Onderafdeling 2.
Art. 20
HOOFDSTUK V. [1 - De Algemene Raad voor het basisonderwijs ]1
Art. 21-26
1995029438 1996029003 1996029004 1996029005 1996029006 1996029194 1996029195 1996029196 1996029197 1996029371 1998029502 1998029529 1998029591 1999029069 1999029280 1999029331 1999029332 2002029287 2002029423 2002029587 2002A29287 2007029317 2015029279 2019040229 2020020659 2020020993
HOOFDSTUK I. - Bepalingen en algemeenheden.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet bedoelt men met :
1. cyclus : een geheel van leerjaren waarin de leerling de schoolplicht volbrengt, zonder onderbreking, in eigen tempo en zonder te blijven zitten;
2. (Bekwaamheidsniveaus : referentiewaarden die op een gestructureerde manier de basisbekwaamheden voorstellen die moeten uitgeoefend worden [1 vanaf het eerste jaar van het basisonderwijs tot het tweede jaar van het secundair onderwijs]1 en die moeten beheerst worden op het eind van elk van de stappen van deze laatsten omdat ze als noodzakelijk beschouwd worden voor de sociale integratie en het voortzetten van de studies.) <DFG 1997-07-24/51, art. 119, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
3 maat : een aantal gegevens voor de meting van de uitslagen en van de vordering van de leerlingen, onder verwijzing naar de eind termen;
4. overlegde acties : de activiteiten van de leerkrachten van een school om samen pedagogische projekten en instrumenten uit te werken en/of de leerlingen in een cyclus te volgen;
5. ontmoetingsactie : een activiteit die de leerkrachten van verschillende scholen of vestigingen de kans geeft om elkaar te ontmoeten en pedagogische ervaring uit te wisselen;
6. ondersteuningsactie : materiële middelen, personeel, pedagogische hulp voor de scholen die een merkelijk aantal leerlingen met leermoeilijkheden tellen;
7. pedagogisch leider : de persoon die in elk net aangewezen is om concrete acties te ondernemen met de leerkrachten en ze te helpen bij de opbouw, evaluatie en bijsturing van pedagogische projecten;
8. (zone : geografische eenheid die identiek is voor elk net.) <DFG 2002-03-27/34, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2002>
----------
(1)<DFG 2020-07-09/08, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.2. De maatregelen die de Regering krachtens dit decreet treft, zijn vooraf het voorwerp van overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de organisatie van het onderwijs.
Art.3. Alle kleuter- en lagere scholen moeten uiterlijk 1 september 2000 een regeling uitwerken, steunend op organisatie in cyclussen, die elk kind de mogelijkheid geeft om :
1. zonder onderbreking school te lopen, in eigen tempo en zonder te blijven zitten, vanaf zijn intrede in de kleuterschool tot het einde van het 2e jaar lager onderwijs;
2. in die periode het nodige te leren om de eindtermen te bereiken die, na overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten, het vereiste studiepeil bepalen.
Art.4. Alle basisscholen en lagere scholen moeten, uiterlijk (1 september 2007), een regeling uitwerken, steunend op organisatie in cyclussen, die elk kind de mogelijkheid geeft om : <DFG 2004-05-19/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 20-06-2004>
1. zonder onderbreking school te lopen, in eigen tempo en zonder te blijven zitten, van het 3e tot het 6e jaar lager onderwijs;
2. in die periode het nodige te leren om de eindtermen te bereiken die, na overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten, het vereiste studiepeil bepalen.
Art. 4bis.[1 § 1. [3 ...]3
§ 2. [3 ...]3
§ 3. [3 ...]3
§ 4. [3 ...]3
§ 5. [3 ...]3
§ 6. Voor het schooljaar 2018-2019, worden ten hoogste 1.500 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die een of meer van de studiejaren die de tweede cyclus van de eerste stap van het pedagogische continuüm vormen, organiseren, zoals bepaald in artikel 13, § 3, 2° van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Deze lestijden worden toegekend aan de inrichtingen die het stelsel toepassen, naar rata van 12 lestijden voor elke schijf van 50 leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september 2017 voor het kleuterniveau, en 15 januari 2018 voor het niveau van het lager onderwijs.
Deze lestijden zijn bedoeld voor het experimenteren van praktijken tijdens wekelijkse lestijden om differentiatie en persoonlijke begeleiding ten gunste van de betrokken leerlingen te beoefenen in verband met het leren lezen.
De manier waarop de bedoelde lestijden gebruikt worden, wordt beschreven in het sturingsplan of, voor de inrichtingen die nog geen sturingsplan hebben, wordt een jaarlijks evaluatieverslag opgesteld.
Ze worden op 1 januari 2019 toegewezen, volgens de nadere regels bepaald door de Regering.
De geselecteerde inrichtingen werken samen met de ondersteuningscel en worden bijgestaan door de instantie voor operationalisering en informatie-uitwisseling. Ze werken samen met een team van 9 tot 12 onderzoekers uit hogescholen en universiteiten om de toe-eigening van hulpmiddelen door de opvoedingsteams te ontwikkelen en te vergemakkelijken.
Voor het schooljaar 2019-2020, blijven de stelsels bedoeld in de leden 1 en 4 voor de betrokken scholen gelden.
[2 § 6bis. Voor het schooljaar 2020-2021, worden ten hoogste 1.000 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die een of meer van de studiejaren die de tweede cyclus van de eerste stap van het pedagogische continuüm vormen, organiseren, zoals bepaald in artikel 13, § 3, 2° van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Deze lestijden worden toegekend aan de inrichtingen die het stelsel toepassen, naar rata van 12 lestijden voor elke schijf van 50 leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september 2019 voor het kleuterniveau, en 15 januari 2020 voor het niveau van het lager onderwijs.
Voor het schooljaar 2020-2021, worden ten hoogste 500 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die van de middelen bedoeld in § 6 hebben genoten.
Deze lestijden zijn bedoeld voor het experimenteren van praktijken tijdens wekelijkse lestijden om differentiatie en persoonlijke begeleiding ten gunste van de betrokken leerlingen te beoefenen in verband met de basisvaardigheden.
De manier waarop de bedoelde lestijden gebruikt worden, wordt beschreven in het sturingsplan of, voor de inrichtingen die nog geen sturingsplan hebben, wordt een jaarlijks evaluatieverslag opgesteld.
Ze worden op 1 september 2020 toegewezen, volgens de nadere regels bepaald door de Regering. De geselecteerde inrichtingen werken samen met de ondersteuningscel en worden bijgestaan door de instantie voor operationalisering en informatie-uitwisseling.
Ze werken samen met een team van 9 tot 12 onderzoekers uit hogescholen en universiteiten om de toe-eigening van hulpmiddelen door de opvoedingsteams te ontwikkelen en te vergemakkelijken.]2
§ 7. De Regering evalueert de implementatie van artikel 4bis en brengt er verslag over uit aan het Parlement tijdens [2 het schooljaar 2020-2021]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-10-11/08, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2018>
(2)<DFG 2019-12-18/15, art. 56, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DFG 2019-05-03/54, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.5. (Afgeschaft) <DFG 2007-03-08/46, art. 194, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Art.6. (Afgeschaft) <DFG 2007-03-08/46, art. 194, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Art.7. De Regering brengt bij de Raad van de Franse Gemeenschap verslag uit over de maatregelen die ze genomen heeft om bestuurstaken van de scholen, o.m. van de schooldirectie, te vereenvoudigen en te verlichten, naarmate ze verder geïntegreerd worden in de in de artikelen 3 en 4 bedoelde organisatie.
HOOFDSTUK III. - De middelen.
Art.8. (Opgeheven) <DFG 1998-06-30/39, art. 49, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >
(NOTA : voor de inwerkingtreding, zie DFG 1998-06-30/39, art. 49 en art. 64)
Art.9. (Opgeheven) <DFG 1998-06-30/39, art. 50, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
HOOFDSTUK IV. - Eenheidsraden, gebiedsraden en coördinatiecomités.
Afdeling 1. - Nabijheidseenheden.
Art.10.Onder nabijheidseenheid bedoelt men de gezamenlijke scholen van een net in een gemeente of geheel van gemeenten. De Regering bepaalt,[1 ...]1 de samenstelling van de eenheidsraden. De representatieve organen van de inrichtende machten, op gemeenschapsniveau, delen de regering de samenstelling van de eenheden, alsook elke latere wijziging mee.
[1 De Raden van de eenheid zijn gemeen aan de gewone en gespecialiseerde kleuter-, lagere of basisscholen.]1
(De samenstelling en de werkingsregels van de eenheidsraad kunnen verschillen in functie van het onderwijsnet.
In afwijking van lid 1 kunnen de onderwijsnetten die in het basisonderwijs meer dan 5 000 leerlingen in één gemeente tellen, meerdere vestigingsplaatsen in de betrokken gemeente oprichten, op voorwaarde dat elke eenheid minstens 2 000 leerlingen telt.) <DFG 1998-07-13/33, art. 91, 004; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.11. § 1. De eenheidsraad is bevoegd om :
1. de betrekkingen te vergemakkelijken tussen onderwijsinrichtingen en, in het gesubsidieerd onderwijs, tussen de inrichtende machten;
2. de ervaring en strategie uit te wisselen inzake pedagogische, administratieve en bijschoolse organisatie;
3. middelen in te zetten en processen uit te bouwen om de doeleinden van het in de artikelen 3 en 4 bepaalde algemeen kader te bereiken;
4. interne balansen en evaluaties op te maken voor het net en ze aan de betrokken gebiedsraad mee te delen;
5. het indienen, volgens de behoefte, van voorstellen en aanvragen, ten behoeve van de gebiedsraden waaronder ze ressorteren, aan te moedigen.
(6° het overleg rond de les moderne talen toelaten;
7° het overleg rond de programmatie van scholen of vestigingsplaatsen toelaten.) <DFG 1998-07-13/33, art. 92, 004; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
§ 2. De Regering kan de bevoegdheid van de eenheidsraad uitbreiden.
§ 3. Eenheidsraden van verschillende netten in eenzelfde gebied kunnen gemeenschappelijke acties voeren.
Art.12.De eenheidsraad kan advies vragen aan de bevoegde inspectie, [1 de steun- en begeleidingscellen]1, een vertegenwoordiger van het betrokken coördinatiecomité, vertegenwoordigers van door de Franse Gemeenschap erkende verenigingen, o.m. de ouderverenigingen en de verenigingen voor permanente opvoeding, alsook de medewerking van de PMS-centra waaronder de betrokken scholen ressorteren.
----------
(1)<DFG 2019-03-28/43, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 2. - De gebieden.
Onderafdeling 1.
Art.13. <DFG 2002-03-27/34, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2002> De Regering bepaalt de geografische zones. Deze omvatten verschillende nabijheidseenheden.
Art.14.Het gebiedsorgaan is de gebiedsraad.
De Regering bepaalt de samenstelling van die raad. De representatieve organen van de inrichtende machten, op gemeenschapsniveau, delen de Regering de samenstelling van de gebiedsraden mee, alsook elke latere wijziging.
(Per zone plegen de scholen [1 van het gewoon en gespecialiseerd onderwijs]1 van eenzelfde net overleg binnen de zoneraad en hebben ze gemeenschappelijke activiteiten.) <DFG 2002-03-27/34, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 16-04-2002>
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.15. § 1. De gebiedsraad kan beslissingen treffen over de in artikel 11, § 1, 3, bedoelde voorstellen, ingediend door de eenheidsraden, onder voorbehoud van gemotiveerde opschorting door het coördinatiecomité van het net.
In elk gebied zijn die voorstellen het voorwerp van raadpleging van de representatieve vakbonden, in een orgaan waarvan het huishoudelijk reglement de samenstelling en werking regelt.
Die raadpleging gebeurt op initiatief van de voorzitter van de gebiedsraad. Deze raad bepaalt zijn huishoudelijk reglement en legt het coördinatiecomité dat reglement ter goedkeuring voor.
§ 2. De gebiedsraden van een zelfde net of van dezelfde aard kunnen overleg plegen en, in voorkomend geval, zich verenigen.
De gebiedsraden van verschillende netten op één grondgebied kunnen gemeenschappelijke acties voeren.
De Regering kan de bevoegdheid van de gebiedsraad uitbreiden.
Onderafdeling 2.
Art.16.
<Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling 3. - Coördinatiecomités.
Onderafdeling 1.
Art.17.Voor elk net wordt een coördinatiecomité opgericht.
Het is bevoegd om :
- geschillen in een gebiedsraad te beslechten;
- na te gaan of de beslissingen van de gebiedsraden overeenstemmen met de algemene en specifieke oriënteringen, bedoeld in de hoofdstukken II en III van dit decreet.
[1 De Coördinatiecomités zijn gemeen aan de gewone en gespecialiseerde kleuter-, lagere of basisscholen.]1
Het stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de algemene raad, bedoeld in artikel 21, ter goedkeuring voor.
De Regering kan de bevoegdheid van het coördinatiecomité uitbreiden.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.18. De Regering bepaalt de samenstelling van de coördinatiecomités, op voorstel van de representatieve organen van de betrokken netten.
In het onderwijs van de Franse Gemeenschap is de (Adjunct-Directeur-generaal van de Organisatie van het Onderwijs) van rechtswege lid van het coördinatiecomité, dat hij voorzit. <DFG 1997-07-24/51, art. 120, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
Art.19. De leden van elk coördinatiecomité worden aangesteld door het representatieve orgaan, op gemeenschapsniveau, van elk van de betrokken netten :
- voor het onderwijs van de Gemeenschap, door de Regering;
- voor het officieel gesubsidieerd onderwijs, door de onderwijsraad van de gemeenten en provincies;
- voor het vrij confessioneel onderwijs, door het algemeen secretariaat van het katholiek onderwijs;
- voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, door het verbond van onafhankelijke vrije gesubsidieerde inrichtingen.
Onderafdeling 2.
Art.20.
<Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK V. [1 - De Algemene Raad voor het basisonderwijs ]1
----------
(1)
Art.21.[1 Er wordt een Algemene Raad voor het basisonderwijs opgericht, hierna de Raad genoemd, die bevoegd is telkens voor het gewoon onderwijs als voor het gespecialiseerd onderwijs ]1
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.22.[1 De Raad is belast met de volgende opdrachten :
1° de Regering, op eigen initiatief of op aanvraag van de minister of van de Regering, voorstellen doen over de grote oriënteringen van het beleid van het gewoon en/of gespecialiseerd basisonderwijs ;
2° de Regering elk voorstel geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, dat de kwaliteit en de werking van het gewoon basisonderwijs en van het gespecialiseerd basisonderwijs kan verbeteren met inachtneming van de wetten, de decreten en reglementaire teksten ;
3° de Regering adviezen geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, betreffende :
a) de uurroosters ;
b) de bekwaamheidsbewijzen en ambten bedoeld in het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ;
c) de referentiesystemen van de competenties ;
d) de organisatie van de verschillende nadere regels voor de integratie van leerlingen die behoren tot het gespecialiseerd basisonderwijs en voor de permanente evaluatie van de integraties toegelaten door de toepassing van hoofdstuk X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ;
e) de uitvoering van redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs bedoeld in het decreet van 7 december 2017 betreffende het opnemen, de begeleiding en het behoud in het gewoon basis- en secundair onderwijs van leerlingen met specifieke behoeften ;
4° voorzien inzonderheid in de uitwisseling van alle nuttige documenten en van de verworven ervaring tussen alle scholen van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, om een gezamenlijk streven voor het welslagen op school mogelijk te maken en elke leerling op een zo hoog mogelijk peil te brengen in alle basisonderwijsvormen;
5° de Regering een advies geven over de oprichting of de subsidiëring van een nieuwe school of vestiging van het gewoon kleuter-, lager of basisonderwijs of van een school voor het gespecialiseerd kleuter-, lager of basisonderwijs ;
6° de Regering een advies geven over de geografische verdeling van alle types van gespecialiseerd onderwijs ;
7° elke andere opdracht uitoefenen die door de wetgever wordt toevertrouwd ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.23. [1 § 1. De Raad is samengesteld uit de volgende wekende leden :
1° de vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering die de hoedanigheid hebben van rechtswege leden :
- twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ;
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm of zijn afgevaardigde ;
- een tweede vertegenwoordiger van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm aangesteld door de Inspecteur-generaal ;
2° de vertegenwoordigers van de coördinatiecomités bedoeld in artikel 17 :
- twee vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, waaronder de voorzitter ;
- drie vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het gesubsidieerd officieel onderwijs, waaronder de voorzitter ;
- drie vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs, waaronder de voorzitter ;
- een vertegenwoordiger van het coördinatiecomité van het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs.
3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakbondsverenigingen in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Het uitgeoefende mandaat van de vertegenwoordigers bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° duurt vier jaar ; dit mandaat is hernieuwbaar.
De mandaten van de voorzitter en ondervoorzitter worden elk jaar afwisselend respectievelijk uitgeoefend door een vertegenwoordiger van het niet-confessioneel onderwijs en door een vertegenwoordiger van het confessioneel onderwijs.
Twee afgevaardigden van de minister die bevoegd is voor het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs, worden uitgenodigd om de werkzaamheden van de Algemene raad te volgen zonder stemgerechtigd te zijn.
Wanneer de agenda het vereist, kan de Raad een beroep doen op deskundigen ; de Raad kan werkgroepen oprichten.
§ 2. Elke werkend lid is stemgerechtigd. Er worden zoveel plaatsvervangende leden als werkende leden aangesteld. De plaatsvervangende leden zetelen slechts als de werkende leden afwezig zijn.
§ 3. De leden van de Raad hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.24. [1 De werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2° en 3° worden aangesteld door de Regering op voorstel van de organen bedoeld in dezelfde bepalingen ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.25. [1 De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de Regering ter goedkeuring voor.
De Diensten van de Regering nemen het secretariaat van de Raad waar. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 26. [1 De Raad richt een Vaste Commissie voor het gespecialiseerd basisonderwijs op, hierna de Commissie genoemd.
De samenstelling van de Commissie wordt door het huishoudelijk reglement van de Raad vastgesteld.
Ze wordt elk jaar afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van het niet-confessioneel onderwijs en door een vertegenwoordiger van het confessioneel onderwijs.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in hoofdstuk XIV van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs zijn rechtswege leden van de Commissie.
De Algemene Raad vertrouwt het volgende aan de Commissie toe :
1° de voorbereiding van dossiers die specifiek zijn voor het gespecialiseerd onderwijs ;
2° de analyse en de opvolging van de voorstellen van de bovenvermelde Hoge Raad.
Voor de transversale thema's in het gespecialiseerd basisonderwijs en secundair onderwijs werkt de Commissie samen met de Vaste commissie voor het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 5/2 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2019-04-25/56, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>