Details





Titel:

9 MAART 1995. - [Koninklijk besluit betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp aan militairen en de vergoeding van de door hen opgelopen schade]. <KB2007-03-12/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-05-1995 en tekstbijwerking tot 27-02-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het aanbod tot dading.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - De rechtshulp.
Art. 3-8
HOOFDSTUK IV. - (Schade geleden door de militair) <KB 2007-03-12/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003>
Art. 9-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 13-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden (van het personeel van Defensi); <KB 2007-03-12/31, art. 2, 1°, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003>
  2° bevoegde overheid : de Minister van [1 Defensie]1;
  3° toegewezen advocaat : de advocaat toegewezen door de bevoegde overheid aan de militair die om rechtshulp verzoekt;
  4° zelf gekozen advocaat : de advocaat die door de militair die om rechtshulp verzoekt wordt voorgesteld, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, [2 § 5]2;
  [2 5° advocaat van permanentie : de advocaat die wordt aangewezen op grond van artikel 47bis, § 3, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 2bis, § 2, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.]2
  ----------
  (1)<KB 2016-01-29/11, art. 58, 005; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
  (2)<KB 2023-02-06/06, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK II. - Het aanbod tot dading.
Art.2.Het aanbod tot dading bedoeld in de artikelen 93, § 1, en 96, § 4, tweede lid, van de wet gaat uit van de bevoegde overheid.
  Na de militair of ex-militair gehoord te hebben, bezorgt de bevoegde overheid hem het aanbod tot dading, hetzij [1 met een aangetekende zending]1, hetzij door afgifte ervan tegen ontvangstbewijs.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 88, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

HOOFDSTUK III. - De rechtshulp.
Art.3.De militair of de ex-militair die zich in de omstandigheden bevindt bedoeld in artikel 96, § 1, van de wet en die om rechtshulp verzoekt, heeft de keuze tussen een toegewezen en een zelf gekozen advocaat. [1 In het geval bedoeld in artikel 96, § 1, eerste lid, van de wet, kan de bijstand ook verleend worden door een advocaat van permanentie.]1
  [1 In iedere beslissing tot toekenning van rechtshulp van een zelf gekozen advocaat of een advocaat van permanentie wordt de verzoeker gewezen op de bepalingen van artikel 4, § 5.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-02-06/06, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.4.[1 § 1. In het geval bedoeld in artikel 96, § 1, eerste lid, van de wet wordt de aanvraag tot kosteloze rechtshulp zo spoedig mogelijk en uiterlijk, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen de dertig dagen na het eerste vertrouwelijk overleg met de advocaat of, naargelang het geval, binnen de dertig dagen na de ontvangst van de schriftelijke uitnodiging voor verhoor, behoudens overmacht, schriftelijk ingediend bij de bevoegde overheid. In spoedeisende gevallen kan de aanvraag evenwel via een ander communicatiemiddel geschieden, voor zover ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt. Indien beroep wordt gedaan op een advocaat van permanentie en de militair of ex-militair tijdens de eventuele verdere strafrechtelijke procedure bijstand wenst van een andere advocaat, moet de betrokkene zijn keuze tussen een toegewezen of een zelfgekozen advocaat aangeven bij zijn aanvraag.
   Deze aanvraag bevat:
   1° de vermelding van de datum;
   2° de identiteit, en in voorkomend geval de graad en de gewone plaats van tewerkstelling van verzoeker;
   3° een omstandige beschrijving van de zaak;
   4° een afschrift van de dagvaarding of van de akte van rechtsingang, en, in voorkomend geval, een document waaruit blijkt dat de militair of ex-militair valt onder het toepassingsgebied van artikel 96, § 1, eerste lid, van de wet;
   5° de identiteit en de woonplaats van de eventuele getuigen;
   6° de identiteit, de woonplaats en het telefoonnummer van de advocaat van permanentie of van de zelf gekozen advocaat;
   7° een verklaring van de verzoeker dat hij zich ertoe verbindt ten voordele van de Staat afstand te doen van de sommen die hem eventueel door de rechter zullen worden toegekend als invorderbare kosten, krachtens artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
   Indien de militair in de onmogelijkheid verkeert om deze aanvraag zelf in te dienen, kan ze door een andere persoon worden ingediend.
   In dat geval worden in de aanvraag eveneens de identiteit en hoedanigheid van die persoon, alsmede de reden van de indeplaatsstelling vermeld.
   Bij ontvangst van de aanvraag deelt de bevoegde overheid onverwijld, en ten laatste dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en, in voorkomend geval, de bijhorende gegevens bedoeld in het vierde lid, aan verzoeker schriftelijk mee of de rechtshulp al dan niet wordt toegekend, met opgave van de redenen van de weigering, en stelt ze hem, in voorkomend geval, in kennis van de identiteit, de woonplaats en het telefoonnummer van de toegewezen advocaat. In spoedeisende gevallen kan deze kennisgeving evenwel via een ander communicatiemiddel geschieden, mits ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt.
   § 2. De in artikel 96, § 1, tweede lid, van de wet bedoelde militair of ex-militair die rechtshulp wenst, dient hiertoe zo spoedig mogelijk en uiterlijk, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen de dertig dagen na de kennisneming van de tegen hem gerichte vordering, een schriftelijke aanvraag in bij de bevoegde overheid. In spoedeisende gevallen kan de aanvraag evenwel via een ander communicatiemiddel geschieden, mits ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt.
   Het bepaalde in § 1, tweede tot vijfde lid, is van toepassing op deze aanvraag.
   § 3. De in artikel 96, § 1, derde lid, van de wet bedoelde militair of ex-militair die rechtshulp wenst, dient hiertoe zo spoedig mogelijk en uiterlijk, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen de dertig dagen na de door hem ingestelde vordering een schriftelijke aanvraag in, gericht aan de bevoegde overheid. In spoedeisende gevallen kan de aanvraag evenwel via een ander communicatiemiddel geschieden, mits ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt.
   Het bepaalde in § 1, tweede tot vijfde lid, is van toepassing op deze aanvraag.
   § 4. De schuldvordering ten laste van de Staat ingevolge artikel 96, § 4, eerste lid, van de wet, ontstaat op de dag dat de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden en verjaart overeenkomstig de gemeenrechtelijke verjaringsregels.
   De militair of de ex-militair die de terugbetaling vordert op grond van artikel 96, § 4, eerste lid, van de wet, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij de bevoegde overheid. Bij deze aanvraag voegt hij een afschrift van de rechterlijke beslissing, evenals de staat van de honoraria en kosten die hij voor zijn verdediging heeft gemaakt, vergezeld van de bewijsstukken die er betrekking op hebben. In spoedeisende gevallen kan de aanvraag evenwel via een ander communicatiemiddel geschieden, mits ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt.
   § 5. Wanneer de bevoegde overheid oordeelt dat de honoraria en kosten van een advocaat van permanentie of een zelf gekozen advocaat kennelijk buiten verhouding staan tot de aard en de omvang van de zaak, brengt zij zulks ter kennis van de militair of de ex-militair en deelt zij hem het redelijke bedrag mede dat zij bereid is voor haar rekening te nemen, onverminderd de mogelijkheid om het advies in te winnen van de instantie bedoeld in artikel 446ter van het Gerechtelijk Wetboek.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-02-06/06, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.5.[1 Wanneer een advocaat van permanentie of een toegewezen of zelf gekozen advocaat de verdediging van de belangen van de militair of ex-militair verwaarloost, kan hij, op verzoek van de betrokkene vervangen worden door een andere toegewezen of zelf gekozen advocaat, binnen de perken gesteld in artikel 4, § 5.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-02-06/06, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.6. De militair of ex-militair of zijn advocaat, licht de bevoegde overheid in over het verloop van het geding en bezorgt haar, na beëindiging ervan, de staat van erelonen en kosten.

Art.7. De rechtshulp bevat alle kosten inherent aan de gerechtelijke procedure.

Art.8.Indien de militair de hoedanigheid van militair verliest, na rechtshulp te hebben gevraagd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, blijft de rechtshulp hem desgevallend verschuldigd.
  De rechtshulp blijft desgevallend eveneens verschuldigd wanneer de betrokkene na het verlies van de hoedanigheid van militair [1 als verdachte wordt verhoord, gearresteerd wordt, of het voorwerp uitmaakt van een bevel tot medebrenging, tot verlenging van de aanhouding of een Europees aanhoudingsbevel,]1 in rechte wordt gedagvaard of een strafvordering tegen hem wordt ingesteld wegens daden gesteld in de uitoefening van zijn functies.
  Indien hij na het indienen van zijn aanvraag overlijdt, blijft de rechtshulp desgevallend verschuldigd aan zijn rechthebbenden.
  ----------
  (1)<KB 2023-02-06/06, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK IV. - (Schade geleden door de militair)
Art.9.<KB 2007-03-12/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003> Op zijn aanvraag wordt de militair of de ex-militair die schade heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 97, § 1, van de wet, vergoed volgens de procedure en de nadere regels, bepaald in de artikelen 10 tot 12.
  [1 De tussenkomst van de Staat op grond van dit besluit heeft een subsidiair karakter tegenover elke andere tussenkomst.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 89, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.10.<KB 2007-03-12/31, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003> § 1. [1 Binnen de acht werkdagen na de vaststelling van de schade, moet de militair of ex-militair, schriftelijk en gedateerd, [2 de bevoegde overheid]2 op de hoogte brengen van het feit dat hij schade heeft geleden. Binnen de acht werkdagen volgend op het ontvangen van die informatie bezorgt [2 de bevoegde overheid]2 aan de militair of ex-militair een ontvangstbewijs waarvan het model [2 wordt vastgelegd door de bevoegde overheid]2.
   De militair of ex-militair dient zijn aanvraag om schadeloosstelling schriftelijk en gedateerd te richten [2 aan de bevoegde overheid]2 binnen de dertig dagen volgend op de datum van het ontvangstbewijs bedoeld in het eerste lid.
   Indien een derde aansprakelijk gesteld kan worden, is de aanvraag zoals bedoeld in het vorige lid slechts ontvankelijk indien de aanvrager zo spoedig mogelijk de nuttige vorderingen tegen de aansprakelijke derde heeft ingesteld.
   Behalve in geval van overmacht, zal de aanvraag om schadeloosstelling slechts in aanmerking kunnen genomen worden indien [2 de bevoegde overheid rechtsgeldig geïnformeerd werd]2 over het voorval van de schade op de wijze en binnen de termijnen zoals voorzien in deze paragraaf.]1
  § 2. De vergoedingsaanvraag bevat, op straffe van niet-ontvankelijkheid :
  1° de vermelding van de datum waarop de aanvraag werd opgesteld;
  2° de identiteit, de graad, het stamnummer, de gewone plaats van het werk, de woonplaats en het bankrekeningnummer van de betrokkene;
  3° in voorkomend geval, de identiteit, de woonplaats en het telefoonnummer van de advocaat van de betrokkene;
  4° een korte beschrijving van de omstandigheden waarin de schade werd geleden, met vermelding van de datum en de plaats;
  5° een beschrijving van de geleden schade;
  6° in voorkomend geval, de vermelding van de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de getuigen;
  7° in voorkomend geval, de vermelding van de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de derde die aansprakelijk gesteld kan worden, de vermelding van het feit dat klacht is ingediend tegen deze derde of dat deze derde in gebreke is gesteld met het oog op de vergoeding van de schade; in voorkomend geval wordt een kopie van de ingebrekestelling bij de aanvraag gevoegd;
  8° in voorkomend geval, de vermelding van het feit dat de betrokkene zich burgerlijke partij heeft gesteld tegen de derde die aansprakelijk kan worden gesteld;
  9° de vermelding van de andere middelen waarover de betrokkene beschikt om herstel van de geleden schade te verkrijgen, of de vermelding dat zulke andere middelen ontbreken, alsook, in voorkomend geval, de vermelding van de krachtens één of meer van deze middelen reeds verkregen schadevergoeding.
  Indien de betrokkene in de onmogelijkheid verkeert om de vergoedingsaanvraag zelf in te dienen, kan ze worden ingediend door de persoon die hij hiertoe machtigt. [1 Een afschrift van de machtiging wordt gevoegd bij de vergoedingsaanvraag.]1
  De vergoedingsaanvraag moet eindigen met de woorden : " Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring oprecht en volledig is. ", en ondertekend worden door de betrokkene of zijn gemachtigde.
  § 3. De betrokkene moet bij de vergoedingsaanvraag alle stavingstukken voegen die betrekking hebben op de geleden schade.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 90, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2018-07-30/42, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 10-09-2018>

Art.11.<KB 2007-03-12/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003> Onverminderd een latere rechterlijke uitspraak met betrekking tot de geleden schade, bepaalt [2 de bevoegde overheid]2, op grond van de bewijselementen aangevoerd door de militair en de concrete gegevens van de zaak, voor elk geval het bedrag van de vergoeding die aan hem zal worden gestort.
  [1 Zonder afbreuk te doen aan de appreciatiebevoegdheid ter zake van [2 de bevoegde overheid]2, zal elke leugenachtige verklaring of het stilzwijgend achterhouden van pertinente informatie, in de zin van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, aanleiding geven tot een afwijzingsbeslissing.
   Indien de vergoeding werd toegekend op basis van een leugenachtige verklaring of het stilzwijgend achterhouden van pertinente informatie, waardoor de vergoeding zou moeten afgewezen geweest zijn, zal de terugbetaling van de vergoeding worden gevorderd.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 91, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2018-07-30/42, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 10-09-2018>

Art.12. <KB 2007-03-12/31, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003> Na de indiening van de vergoedingsaanvraag overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, blijft de vergoeding verschuldigd, naargelang het geval :
  1° aan de betrokkene indien hij de hoedanigheid van militair verliest;
  2° aan de rechthebbenden van de betrokkene indien hij overlijdt.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.13.<KB 1995-09-11/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1995> De Minister van [1 Defensie]1 kan de (directeur-generaal juridische steun [2 ...]2) opdragen de volgende bevoegdheden uit te oefenen : <KB 2007-03-12/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 22-05-2003>
  1° het aanbod tot dading doen;
  2° rechtshulp verlenen of weigeren;
  3° de toegewezen advocaat aanwijzen;
  4° de tenlasteneming van de honoraria en kosten van een zelf gekozen advocaat beperken indien zij bovenmatig bevonden worden;
  5° besluiten tot vervanging van een advocaat indien deze blijk geeft van nalatigheid;
  6° het bedrag van de schadevergoeding vaststellen in geval van zaakschade.
  ----------
  (1)<KB 2016-01-29/11, art. 58, 005; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
  (2)<KB 2018-12-02/12, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 18-01-2019>

Art.14. De artikelen 91 tot 98 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel worden in werking gesteld.

Art.15. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 16.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.