19 MEI 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de basisopleiding van de officieren van de rijkswacht.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 7 februari 1957 betreffende de herhalingen gehouden in de tweede taal in de scholen van de krijgsmacht en de rijkswacht.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betreffende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.
Art. 6
HOOFDSTUK I. - De kandidaat-officieren.
Afdeling 1. - De verschillende delen van de opleiding.
Art. 22
Afdeling 2. - De voorbereidende cyclus.
Art. 23-25
Afdeling 3. - De beroepscyclus.
Art. 26
Afdeling 4. - Regelen inzake de beoordeling, de examens en het slagen
Art. 27-28, 28bis, 28ter
Afdeling 5. - Maatregelen te nemen bij afwijzing.
Art. 28quater, 7-9
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Art. 10-11
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 7 februari 1957 betreffende de herhalingen gehouden in de tweede taal in de scholen van de krijgsmacht en de rijkswacht.
Artikel 1. Artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 februari 1957 betreffende de herhalingen gehouden in de tweede taal in de scholen van de krijgsmacht en de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 september 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 6. Tijdens de in de artikelen 23 en 24 van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, bedoelde voorbereidende cyclus, worden, in de tweede taal, herhalingen gehouden van sommige gedeelten van de volgende vakken :
1° algemene inleiding tot het recht;
2° publiek recht.".
Art.2. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 september 1988 en 12 oktober 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 7. Aan de applicatieschool van de rijkswacht worden, in de tweede taal, herhalingen gehouden van sommige gedeelten van de volgende vakken :
1° strafrecht;
2° strafrechtspleging;
3° de operaties.".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betreffende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht.
Art.3. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betref- fende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 december 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 7. De kandidaat-officieren sociale promotie volgen dezelfde opleiding als de kandidaat-officieren aangeworven op diploma, zoals bedoeld in de artikelen 25 en 26 van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht en zijn onderworpen aan dezelfde voorwaarden om te slagen en aan dezelfde afwijzingsregeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken kan evenwel bepaalde vakken differentiëren."
Art.4. De artikelen 8 tot 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 december 1993, worden opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht.
Art.5. Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 6. § 1. Om de anciënniteitsbijslag te kunnen genieten waarvan sprake in artikel 43 van de wet van 27 december 1973, moeten de officieren houder zijn van een in België erkend diploma dat ten minste gelijkwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau 1 bij de Rijksbesturen."
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.
Art.6. In het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, wordt Titel II, Hoofdstuk I, die de artikelen 22 tot 28quater bevat, vervangen door de volgende bepalingen :
"
HOOFDSTUK I. - De kandidaat-officieren.
Afdeling 1. - De verschillende delen van de opleiding.
Art.22. De opleiding van de kandidaat-officieren omvat twee delen : 1° de voorbereidende cyclus;
2° de beroepscyclus.
Ze heeft tot doel de kandidaten voor te bereiden op een hogere leidinggevende politiefunctie in een rijkswachteenheid.
De opleiding wordt, naar keuze van de kandidaat, in het Nederlands of in het Frans gegeven.
Afdeling 2. - De voorbereidende cyclus.
Art.23. De voorbereidende cyclus omvat : 1° cursussen aan de School voor rijkswachtofficieren die over twee opleidingsjaren gespreid zijn.
Het in deze school gegeven onderwijs omvat de cursussen onderwezen tijdens de twee kandidaturen van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School, waarvan het programma bepaald is bij artikel 21, § l, van het koninklijk besluit van 14 november 1968 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School.
Dit programma wordt aangevuld met de volgende vakken :
a. lichamelijke opvoeding en sport;
b. praktische basisvorming;
2° de cursussen aan een universiteit, die voorkomen op het programma van de licenties bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken;
3° cursussen aan de School voor rijkswachtofficieren die over ten minste drie maanden gespreid zijn, zoals bedoeld in artikel 25, eerste lid.
De kandidaten worden regelmatig beoordeeld over de in 1°, derde lid, en 3° bedoelde vakken; de behaalde punten strekken enkel tot het vastleggen van het cijfer voor het dagelijks werk.
Tijdens deze opleidingsperiode worden stages georganiseerd; ze kunnen geheel of gedeeltelijk in een ander taalstelsel georganiseerd worden.
Art.24. De voorbereidende cyclus van de kandidaat-officieren- polytechnici omvat :
1° cursussen aan de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School die over vijf opleidingsjaren gespreid zijn en waarvan het programma bepaald is bij artikel 1bis, § 1, van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School;
2° tijdens de onder 1° vermelde periode, de cursussen bedoeld in artikel 25, eerste lid.
De commandant van de rijkswacht organiseert de in 2° bedoelde opleiding in overleg met de commandant van de Koninklijke Militaire School.
De kandidaten worden regelmatig beoordeeld over de in 2° bedoelde vakken; de behaalde punten strekken enkel tot het vastleggen van het cijfer voor het dagelijks werk.
Tijdens deze opleidingsperiode worden stages georganiseerd; ze kunnen geheel of gedeeltelijk in een ander taalstelsel georganiseerd worden.
Art.25. De voorbereidende cyclus van de kandidaat-officieren aange- worven op diploma, omvat cursussen aan de School voor rijkswachtofficieren die over ten minste drie maanden gespreid zijn.
Met uitzondering van de tweede landstaal, worden de kandidaten regelmatig beoordeeld over de onderwezen vakken; de behaalde punten strekken enkel tot het vastleggen van het cijfer voor het dagelijks werk.
Afdeling 3. - De beroepscyclus.
Art.26. De beroepscyclus omvat cursussen aan de applicatieschool van de School voor rijkswachtofficieren die over ten minste 10 maanden gespreid zijn.
Het tijdens deze beroepscyclus gegeven onderwijs omvat de volgende domeinen :
1° algemeen politiemanagement;
2° operationeel politiemanagement;
3° lichamelijke opvoeding en sport.
De kandidaten worden regelmatig beoordeeld over de onderwezen vakken; de behaalde punten strekken enkel tot het vastleggen van het cijfer voor het dagelijks werk.
Tijdens deze opleidingsperiode :
1° worden stages georganiseerd; ze kunnen geheel of gedeeltelijk in een ander taalstelsel gevolgd worden;
2° kunnen lessen in het paardrijden georganiseerd worden.
Afdeling 4. - Regelen inzake de beoordeling, de examens en het slagen
Art.27. Onverminderd de in artikel 50 bedoelde beoordeling van de onontbeerlijke morele hoedanigheden, worden alle kandidaatofficieren beoordeeld, enerzijds, over hun beroepsbekwaamheden en, anderzijds, over hun studies.
Het cijfer voor de beroepsbekwaamheden resulteert uit de punten toegekend voor de persoonlijkheid en professionele bekwaamheden, de prestaties en het vooruitgangspotentieel.
Het studiecijfer behelst :
1° voor de kandidaat-officieren :
de vakken of groepen van vakken die tijdens elk jaar of deel van de voorbereidende cyclus onderwezen worden;
2° voor de kandidaat-officieren-polytechnici :
de vakken of groepen van vakken die tijdens elk jaar van de voorbereidende cyclus onderwezen worden;
3° voor de kandidaat-officieren aangeworven op diploma :
de vakken of groepen van vakken die tijdens de voorbereidende cyclus onderwezen worden;
4° voor alle kandidaat-officieren :
de vakken of groepen van vakken die tijdens de beroepscyclus onderwezen worden.
Het studiecijfer omvat de punten behaald voor het dagelijks werk en de examens.
Deze twee cijfers worden met een door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde belangrijkheidscoëfficiënt vermenigvuldigd en resulteren in een algemeen beoordelingscijfer.
Art.28. Tijdens de voorbereidende cyclus worden de volgende examens afgelegd :
1° door de kandidaat-officieren :
a. een examen na afloop van het eerste en tweede jaar;
b. de universitaire examens van de gevolgde licentie;
c. de examens bedoeld in 3°;
2° door de kandidaat-officieren-polytechnici;
dezelfde overgangs- en eindexamens die de andere kandidaatofficieren van de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School afleggen;
3° door de kandidaat-officieren aangeworven op diploma :
examens die betrekking hebben op de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde vakken.
Tijdens de beroepscyclus leggen alle kandidaat-officieren de volgende examens af :
1° examens die betrekking hebben op de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde vakken. Deze examens worden afgenomen door een examencommissie;
2° het aanvullend examen over de tweede landstaal, bedoeld in artikel 17bis van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger.
Dit examen omvat :
a. een schriftelijke samenvatting in de tweede taal van een in de eerste taal gestelde tekst. Deze tekst heeft betrekking op de materies die door de Minister van Binnenlandse Zaken worden bepaald onder die welke tijdens de beroepscyclus onderwezen worden;
b. een mondelinge samenvatting in de tweede taal van een in die taal gestelde tekst. Deze tekst heeft eveneens betrekking op de voormelde materies. Dit gedeelte omvat ook een kort gesprek met de leden van de examencommissie over het door de kandidaat uiteengezette onderwerp.
Het voor dat aanvullend examen behaalde cijfer komt mede in aanmerking voor het bepalen van het studiecijfer van de beroepscyclus.
Voor het bepalen van dit studiecijfer komt dat examen voor een bijkomende tien percent in aanmerking;
3° een examen van lichamelijke geschiktheid.
Art. 28bis. § 1. Om te slagen voor de voorbereidende cyclus moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden :
1° door de kandidaat-officieren :
a. op het einde van elk opleidingsjaar, de helft der punten behalen voor de beroepsbekwaamheden;
b. wat het eerste en het tweede jaar betreft :
- wat de cursussen onderwezen tijdens de twee kandidaturen van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School betreft : elk jaar voldoen aan de criteria om te slagen die toepasselijk zijn op de kandidaat-officieren van die afdeling;
- wat de tijdens het jaar onderwezen aanvullende vakken betreft : de helft der punten behalen voor het geheel dezer vakken;
c. wat de jaren van de licentie betreft : slagen voor de universitaire examens;
d. wat de periode bedoeld in artikel 23, 3°, betreft :
de helft der punten behalen voor de beroepsbekwaamheden en voor elk vak of elke groep van vakken;
2° door de kandidaat-officieren-polytechnici :
a. op het einde van elk opleidingsjaar, de helft der punten behalen voor de beroepsbekwaamheden;
b. wat de cursussen aan de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School betreft : elk jaar voldoen aan de criteria om te slagen die toepasselijk zijn op de andere kandidaat-officieren van die afdeling;
c. wat de tijdens het jaar onderwezen vakken, bedoeld in artikel 24, 2°, betreft : de helft der punten behalen voor het geheel dezer vakken;
3° door de kandidaat-officieren aangeworven op diploma :
op het einde van de cyclus, de helft der punten behalen voor de beroepsbekwaamheden en voor elk vak of elke groep van vakken.
Om te slagen voor de beroepscyclus, moeten alle kandidaat-officieren aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de helft der punten behalen voor de beroepsbekwaamheden;
2° de helft der punten behalen voor de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde af te leggen examens;
3° de helft der punten behalen voor elk vak of elke groep van vakken;
4° op het einde van de cyclus, de helft der punten behalen voor de studies;
5° de helft der punten behalen voor het examen van lichamelijke geschiktheid.
§ 2. De beslissing over het slagen of zakken wordt genomen door de commandant van de rijkswacht of door de door hem aangewezen overheid, op basis van de door de kandidaten behaalde cijfers en met toepassing van de in § 1 vastgestelde criteria.
Evenwel wordt de beslissing over het slagen of zakken voor de cursussen aan de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School genomen door de deliberatiecommissie bedoeld in artikel 64 van het koninklijk besluit van 14 november 1968 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School en overeenkomstig de regels vastgelegd in dat artikel.
§ 3. De rangschikking van alle kandidaat-officieren voor de benoeming in de graad van onderluitenant, volgt de dalende orde van het algemeen beoordelingscijfer van de beroepscyclus.
Art. 28ter. § 1. De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt : 1° het minimum aantal uren besteed aan de vakken bedoeld in artikel 23, 1°, derde lid en de aard van en het minimum aantal uren besteed aan de vakken bedoeld in artikel 25, eerste lid en 26, derde lid;
2° de groepen van vakken;
3° de belangrijkheidscoëfficiënten van de beoordelingsluiken van de beroepsbekwaamheden;
4° het aantal zittijden van de examens bedoeld in artikel 28, eerste lid, 3° en tweede lid, 1°;
5° de samenstelling van de in artikel 28, tweede lid, 1°, bedoelde examencommissie.
§ 2. De commandant van de rijkswacht bepaalt welke examens bedoeld in artikel 28, eerste lid, 3° en tweede lid, 1°, schriftelijk zijn, en welke mondeling, en hij bepaalt de aard en de nadere regels voor de organisatie van het in artikel 28bis, § 1, tweede lid, 5°, bedoelde examen van lichamelijke geschiktheid.
Afdeling 5. - Maatregelen te nemen bij afwijzing.
Art. 28quater. § 1. De kandidaat-officier of de kandidaat-officier- polytechnicus die wordt afgewezen tijdens de voorbereidende cyclus, kan van de commandant van de rijkswacht toelating krijgen één der opleidingsjaren over te doen.
Gebeurt de afwijzing tijdens of op het einde van het eerste opleidingsjaar, dan kan de kandidaat-officier-polytechnicus ook de toelating krijgen de cyclus van kandidaat-officier te volgen.
Elke kandidaat-officier die wordt afgewezen op het einde van de beroepscyclus, kan van de commandant van de rijkswacht de toelating krijgen deze cyclus eenmaal over te doen.
§ 2. De in § 1 bedoelde toelatingen kunnen slechts gegeven of geweigerd worden na raadpleging van de door de commandant van de rijkswacht aangewezen hiërarchische chefs.
Betreft het een kandidaat-officier-polytechnicus, dan wint de commandant van de rijkswacht bovendien het advies in van de deliberatiecommissie bedoeld in artikel 28bis, § 2, tweede lid, en van de commandant van de Koninklijke Militaire School.
§ 3. De commandant van de rijkswacht beslist voor welk examen of examengedeelte de kandidaat zich opnieuw moet aanmelden en of hij de cursussen geheel of gedeeltelijk opnieuw moet volgen.
§ 4. De Minister van Binnenlandse Zaken stelt de procedure vast die gevolgd moet worden om de in § 1 bedoelde toelatingen te krijgen.".
Art.7. In artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"2° de kandidaat-officieren aangeworven op diploma, bij de aanvang van de beroepscyclus.".
2° in § 2 wordt het woord "vervolmakingscyclus" vervangen door het woord "beroepscyclus".
Art.8. In artikel 45, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 21 september 1988 en 12 oktober 1993, wordt het woord "vervolmakingscyclus" vervangen door het woord "beroepscyclus".
Art.9. In de bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 september 1983, worden tussen het woord "Strafwetboek" en ";" de woorden "of bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, ingevoegd.
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Art.10. De kandidaat-officieren, licentiaat in de rechten, die tot de opleidingscyclus van officier werden toegelaten in 1994 en die met vrucht de cyclus van algemene en beroepscyclus volgden, worden aangesteld in de graad van onderluitenant bij de aanvang van de voorbereidende cyclus.
Art.11. De kandidaat-officieren-polytechnici die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit de vervolmakingscyclus volgen, zijn vrijgesteld van verdere overhoringen en examens.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1
95.
Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 mei 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE