23 MAART 1995. - Koninklijk besluit houdende koppeling van bepaalde toelagen en vergoedingen toegekend aan de personeelsleden van de rijkswacht aan een nieuwe spilindex.
Art. 1-7
Artikel 1. De bepalingen van de artikelen 1, 2, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 houdende koppeling van bepaalde toelagen en vergoedingen toegekend aan de militairen aan een nieuwe spilindex, zijn van toepassing op de personeelsleden van de rijkswacht.
Art.2. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 1 oktober 1973 tot vaststelling van de bezoldiging van de personen belast met een leeropdracht aan sommige scholen voor vorming en voortgezette opleiding van officieren en tot toekenning van een toelage aan de titularissen van sommige betrekkingen bij die scholen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 4. § 1. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking bij één der in artikel 1 vermelde scholen waarin het onderwijs de hoofdfunctie is, ontvangen een jaarlijkse toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken zonder de navolgende grenzen te mogen overschrijden :
1° voor hen die behoren tot groep 1 en hoofdzakelijk belast zijn met cursussen van universitair niveau :
a) en die bekleed zijn met de hoedanigheid van professor:
104 540 frank;
b) en die bekleed zijn met de hoedanigheid van docent:
80 547 frank;
2° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 en belast zijn met cursussen van hoger niet-universitair niveau : 46 272frank;
3° voor hen die behoren tot groep 3 en belast zijn met cursussen van hoger niet-universitair niveau : 34 275 frank.
§ 2. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking bij één der in artikel 1 vermelde scholen, waarin de hoofdfunctie die van repetitor is, ontvangen een jaarlijkse toelage waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken zonder de navolgende grenzen te mogen overschrijden :
1° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 : 38 560 frank;
2° voor hen die behoren tot groep 3 : 28 563 frank."
Art.3. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de bedragen " 40 000" en " 20 000" respectievelijk vervangen door de bedragen " 114 252" en " 57 126".
Art.4. Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het konink- lijk besluit van 21 augustus 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 14. De bedragen van de wedden en toelagen bedoeld in de artikelen 4, 10 en 11, worden gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01; de weddes of toelagen bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 blijven aan het spilindexcijfer 114,20 gekoppeld."
Art.5. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 13 januari 1976 tot regeling van de toekenning van een forfaitaire maandtoelage aan sommige leden van het rijdend personeel van de verkeerseenheden, wordt vervangen door de volgende bepaling .
" Art. 5. § 1. De maandbedragen van de toelage worden als volgt vastgesteld :
onderofficieren 6 284 frank;
keur- en hoofdonderofficieren 7 426 frank;
officieren 8 569 frank.
§ 2. Zij worden gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries.
§ 3. Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01."
Art.6. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 maart 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE