1 OKTOBER 1973. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldiging van de personen belast met een leeropdracht aan sommige scholen voor vorming en voortgezette opleiding van officieren en tot toekenning van een toelage aan de titularissen van sommige betrekkingen bij die scholen. <NOTA : Opgeheven bij KB 1993-07-12/30, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-08-1993, wat betreft de rijkswacht> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-10-1973 en tekstbijwerking tot 15-02-2002.)
HOOFDSTUK I. <Zie NOTA onder TITEL> - Bezoldiging van de personen belast met een leeropdracht.
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. <Zie NOTA onder TITEL> - Toelage aan titularissen van sommige betrekkingen bij scholen voor vorming van officieren.
Art. 10-13
HOOFDSTUK IIbis. <Zie NOTA onder TITEL> - Over de betaling van de toelagen. <Ingevoegd bij KB 21-08-1980, art. 2>
Art. 13bis
HOOFDSTUK III. <Zie NOTA onder TITEL> - Slotbepalingen.
Art. 14-18
1994091651 1995000278 1998007151 1998007228 2001001270 2001003560
HOOFDSTUK I.
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Komen voor bezoldiging in aanmerking bij toepassing van dit besluit, de cursussen van algemene of wetenschappelijke vorming of informatie, van universitair en van hoger niet-universitair niveau, die voorkomen op het programma van een lessencyclus voor (officieren en kandidaat-officieren), gegeven aan volgende scholen : <KB 21-08-1980, art. 1, 1°>
1° (...); <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
2° (...); <KB 1998-10-08/57, art. 17, 1°, 005; Inwerkingtreding : 08-11-1998> (NOTA : Wijzigingen ingevoegd door KB 1998-10-08/57, bevestigd door <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, Inwerkingtreding : 01-04-2001>)
3° (...); <KB 1998-10-08/57, art. 17, 1°, 005; Inwerkingtreding : 08-11-1998> (NOTA : Wijzigingen ingevoegd door KB 1998-10-08/57, bevestigd door <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, Inwerkingtreding : 01-04-2001>)
4° de School voor Rijkswachtofficieren;
5° (...) <KB 21-08-1980, art. 1, 2°>
6° (...) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
§ 2. (...) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> De Minister van Landsverdediging bepaalt, op voorstel van de Chef van de Generale Staf of van de Commandant van de Rijkswacht, ieder wat hem betreft, per school bedoeld in artikel 1, de cursussen die dienen beschouwd als zijnde cursussen van algemene vorming of informatie, alsmede het niveau dat voor de bezoldiging dient in aanmerking genomen.
Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de bezoldiging worden de personen belast met een onderwijsopdracht, bedoeld in het ontwerp, ingedeeld als volgt :
1° groep 1 : zij die houder zijn van een diploma van doctor, apotheker, ingenieur of geaggregeerde voor het hoger onderwijs, van het strafbrevet (, van het brevet van militair administrateur of van het hogere brevet van militair administrateur), of gemachtigd zijn de titel te dragen van burgerlijk ingenieur, op grond van artikel 1, II, eerste lid, van de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs, of die voor hun benoeming of aanwijzing door de Koning van de voormelde diploma- of titelvereisten werden vrijgesteld; <KB 1998-07-20/31, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 30-08-1998>
2° groep 2 : zij die houder zijn ten minste van het diploma van licentiaat, of die met vrucht de studiën hebben beëindigd van de afdeling " alle wapens " bij de Koninklijke Militaire School, of die de vorming van rijkswachtofficier hebben genoten zoals die werd vastgelegd in het besluit van de Regent van 21 december 1946 houdende organisatie van de School voor kandidaat-officieren der Rijkswacht;
3° groep 3 : zij die niet voldoen aan de vereisten om te behoren tot een der twee vorenstaande groepen.
Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1995-03-23/46, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1995> § 1. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking bij één der in artikel 1 vermelde scholen waarin het onderwijs de hoofdfunctie is, ontvangen een jaarlijkse toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken zonder de navolgende grenzen te mogen overschrijden :
1° voor hen die behoren tot groep 1 en hoofdzakelijk belast zijn met cursussen van universitair niveau :
a) en die bekleed zijn met de hoedanigheid van professor: (2 591,48 EUR); <KB 2002-01-28/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
b) en die bekleed zijn met de hoedanigheid van docent: (1 996,71 EUR); <KB 2002-01-28/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 en belast zijn met cursussen van hoger niet-universitair niveau : (1 147,06 EUR); <KB 2002-01-28/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
3° voor hen die behoren tot groep 3 en belast zijn met cursussen van hoger niet-universitair niveau : (849,66 EUR). <KB 2002-01-28/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking bij één der in artikel 1 vermelde scholen, waarin de hoofdfunctie die van repetitor is, ontvangen een jaarlijkse toelage waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken zonder de navolgende grenzen te mogen overschrijden :
1° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 : 38 560 frank;
2° voor hen die behoren tot groep 3 : 28 563 frank.
Art.5. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.6. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.7. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.8. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.9. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
HOOFDSTUK II.
Art.10. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.11. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.12. (Opgeheven) <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.13. <Zie NOTA onder TITEL> De titularissen van onderstaande betrekkingen bij de Koninklijke Militaire School ontvangen de navolgende jaarlijkse toelage :
Directeur der instructie en der opvoeding : 8 910 frank.
Hoofdofficier adjunct van de directeur der studiën : 8 910 frank.
Officier voor sociale en culturele informatie : 4 050 frank.
Officier lichamelijke opvoeding en sport : 4 050 frank.
Onderrichter : 4 050 frank.
Adjunct-onderrichter : 3 000 frank.
Officier-secretaris : 3 000 frank.
HOOFDSTUK IIbis.
Art. 13bis. <Zie NOTA onder TITEL> <Ingevoegd bij KB 21-08-1980, art. 2> § 1. (De toelagen vermeld in de artikelen 4 en 13 van dit besluit zijn verschuldigd) in dezelfde mate als de wedde, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de aanwijzing voor het ambt. <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.1, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Indien deze aanwijzing op de eerste dag van een maand plaatsheeft, is de toelage evenwel vanaf deze dag verschuldigd. De toelage is niet meer verschuldigd op de eerste dag van de maand die volgt op het ontslag uit het ambt.
Indien dit ontslag op de eerste dag van de maand plaatsheeft, is de toelage evenwel vanaf dezelfde dag niet meer verschuldigd.
§ 2. De toelage wordt betaald met de wedde van de maand waarop zij betrekking heeft, ten bedrage van één twaalfde van het jaarbedrag.
HOOFDSTUK III.
Art.14. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1995-03-23/46, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1995> De bedragen van de wedden en toelagen bedoeld in de artikelen 4, 10 en 11, worden gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01; (...). <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.2, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2001>
Art.15. <Zie NOTA onder TITEL> Artikel 6 van het koninklijk besluit van 21 juni 1960 houdende inrichting van de Krijgsschool wordt door de volgende bepaling vervangen :
" Art. 6. De burgertaalleraars genieten dezelfde bezoldiging als die bepaald voor de taalleraars aan de Koninklijke Militaire School. "
Art.16. <Zie NOTA onder TITEL> Worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 9 oktober 1950 tot vaststelling van de bezoldigingen der burgerlijke professoren aan de School voorbereidend tot de graad van onderluitenant, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1963 en 8 mei 1964;
2° het koninklijk besluit van 23 oktober 1950 betreffende de toelagen verleend aan de leden van het onderwijzend personeel van de afdeling " Militaire Administrateurs " van de School van de financiële diensten van het leger, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1963;
3° het koninklijk besluit van 14 juli 1951 tot vaststelling van de bezoldiging van sommige burgerlijke ambtenaren en officieren belast met cursussen aan de opleidingsscholen voor officieren;
4° het koninklijk besluit van 9 september 1953 betreffende de toelagen verleend aan de leden van het onderwijzend personeel van de Koninklijke Militaire School en van de Krijgsschool, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 oktober 1959;
5° artikel 5bis van het koninklijk besluit van 1 februari 1961 tot inrichting van de School der Militaire Administrateurs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1963;
6° artikel 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 januari 1967 tot inrichting van de School voor Rijkswachtofficieren en tot vaststelling van de bezoldiging van de burgerlijke leraars.
Art.17. <Zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 september 1973.
Art. 18. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.