Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

19 JANUARI 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-07-1994 en tekstbijwerking tot 10-02-2003)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1999035475  2003035143 



Artikels:

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° middelgrote en grote ondernemingen : de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3° en 4° van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest;
  2° decreet : het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest.
  § 2. Om een aanvraag voor een tegemoetkoming in te kunnen dienen, moeten de ondernemingen, bedoeld in artikel 2 van het decreet, in oprichting zijn of juridisch opgericht zijn, en indien het wettelijk vereist is een BTW-nummer hebben en in het hndelsregister ingeschreven zijn. Daarnaast moeten de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen voldoen aan de milieureglementering en aan de bepalingen betreffende de vestiging, uitbreiding en exploitatie van ondernemingen.

Art.2. § 1. Ter uitvoering van artikel 3 van het decreet worden de middelgrote en grote ondernemingen, actief in de volgende sectoren en subsectoren, uitgesloten van de tegemoetkomingen van het decreet, met uitzondering van de zekerheidstelling :
  (1° investeringen uitgevoerd door zuivere overheids- en marktdominerende ondernemingen, in het bijzonder op het domein van productie en distributie van energie en water;) <BVR 1999-03-23/45, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1998>
  2° warenhuizen, supermarkten en dienstverlenende ondernemingen die alleen werken voor de warenhuizen en de supermarkten, franchising en traditionele grootdistributie;
  3° pijpleidingen, aangelegd door de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen;
  4° banken, kredietinstellingen, verzekeringsinstellingen en expertisebureaus;
  5° professionele en interprofessionele organisaties;
  6° sport- en cultuurcentra;
  7° bejaardentehuizen en kinderopvangcentra;
  8° niet-industriële medische sector;
  9° openbare besturen en verenigingen van openbare besturen;
  10° landbouw, tuinbouw en veeteelt, ressorterend onder het LIF-steunregime;
  11° amusementsspelen, lunaparken en dergelijke;
  12° sectoren en subsectoren, geheel of gedeeltelijk uitgesloten op basis van bijzondere EG-regelgevingen;
  13° sectoren en subsectoren waarvoor geheel of gedeeltelijk andere steunmechanismen gelden, zoals staal, scheepsbouw, synthetische vezels, automobielindustrie, landbouw, visserij, vrachtvervoer over de weg en kolenindustrie;
  14° loutere immobiliënactiviteiten en vastgoedsector;
  15° onderwijs;
  16° audiovisuele sector ressorterend onder hoofdstuk 11, artikel 5 van het decreet van 22 december 1883 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994.

Art.3. Ter uitvoering van artikel 5 van het decreet worden de tegemoetkomingen als volgt beperkt :
  1° De steun voor investeringen, toegekend via het Fonds voor Industrieel Onderzoek in Vlaanderen, of via het Vlaams Impulsprogramma Milieutechnologie, of steun toegekend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme, dient dusdanig verrekend te worden dat de EG-regelgevingen voor staatssteun worden nageleefd;
  2° Middelgrote en grote ondernemingen die bij het ministerie van Landbouw een dossier indienen voor extra steun van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), ontvangen de door de EG-instellingen vereiste " steun van de Lid-Staat " op voorwaarde dat uit de contacten met het ministerie van Landbouw blijkt dat de onderneming wel degelijk in aanmerking komt voor steun voor het EOGFL. Het principe om steeds minstens de door de EG vereiste steun te verlenen, wordt eveneens toegepast in het geval van subsidies afkomstig uit andere en/of toekomstige EG-structuurfondsen;
  3° Investeringen uitgevoerd in coördinatiecentra komen niet in aanmerking voor de tegemoetkomingen in het decreet. De eventuele tegemoetkomingen voor investeringen, uitgevoerd door middelgrote en grote ondernemingen die behoren tot een groep met een erkend en functioneel coördinatiecentrum, en indien de begunstigde gebruik mag maken van het coördinatiecentrum worden verminderd met een te bepalen steunpercentage. Er kunnen bovendien ook strengere verplichtingen inzake werkgelegenheid worden opgelegd. Deze houding geldt niet voor ecologie-investeringen en voor de eerste vestiging van een buitenlandse onderneming in het Vlaamse Gewest.

Art.4. § 1. De Vlaamse regering, respectievelijk de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid legt de voorwaarden en bepalingen vast waarbinnen de tegemoetkomingen kunnen worden verleend voor de realisatie van de verrichtingen bedoeld in artikel 6 van het decreet. Voor de middelgrote en grote ondernemingen gebeurt dit via de publieke uitgave van de administratieve richtlijnen MGB1.
  § 2. De richtlijnen bepalen onder meer :
  1° de samenstelling van de dossiers;
  2° de afhandelingsprocedure van de dossiers;
  3° de van subsidiëring uitgesloten investeringen en financieringsmodaliteiten;
  4° de subsidiabele investeringen en de steunbepaling, onverminderd de maxima bepaald in artikel 6, § 1, VI, lid 4, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
  5° de mogelijke wijzigingen aan te brengen in de initiële beslissing;
  6° de controle van de gesubsidieerde projecten en het uitbetalingsritme;
  7° de redenen voor terugvordering van de uitbetaalde steun;
  8° de informatiestromen met betrekking tot de ondernemingsraden, bij ontstentenis de syndicale delegatie en de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid, waarbij steun kan worden ontzegd indien de begunstigde weigert mee te werken. De steun wordt enkel gestort nadat de begunstigde het bewijs heeft geleverd dat aan de informatieplicht werd voldaan;
  9° bijzondere aangelegenheden : aanmeldingen aan EG, bijzondere EG-steunmaatregelen;
  10° specifieke steunmaatregelen : toerisme, tuinbouwproeftuinen en -centra, opiniepers, immateriële investeringen, clusterbeleid.

Art.5. § 1. De tegemoetkomingen zoals omschreven in artikel 9 van het decreet kunnen alleen worden toegekend aan de exploiterende onderneming. Uitzonderlijk kunnen de tegemoetkomingen ook naar een derde gaan, aangewezen door de exploiterende onderneming mits instemming van de bevoegde minister.
  § 2. De tegemoetkomingen kunnen worden verleend ongeacht of de investeringen gefinancierd worden met eigen middelen van de begunstigde onderneming, met kredieten, leasing, of andere door de Vlaamse regering goedgekeurde financieringswijzen.
  (§ 3. De volgende financiële instellingen worden aanvaard bij de financiering van de investeringen :
  De kredietinstellingen en andere financiële instellingen, die gecontroleerd worden door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;
  De leasingondernemingen met uitzondering van de roerende leasingondernemingen die niet erkend zijn overeenkomstig het KB nr. 55 van 10 november 1967, uitgevoerd door het MB van 23 februari 1968.) <BVR 1999-03-23/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (§ 4. De aanvragen voor een tegemoetkoming kunnen bij de bevoegde administratie worden ingediend door de onderneming zelf, door een derde onderneming die behoort tot de groep waartoe de begunstigde behoort of door de kredietinstellingen, financiële instellingen en leasingondernemingen zoals vermeld in paragraaf 3.) <BVR 1999-03-23/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 5. (...) <BVR 1999-03-23/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995>

Art.6. § 1. Ter uitvoering van artikel 11 van het decreet wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing als volgt toegekend :
  1° voor een investering conform artikel 6, 1°, en 2° van het decreet :
  a) gedurende 3 jaar indien op de datum van vrijstelling de werkgelegenheid gestegen is met meer dan 10 %;
  b) gedurende 4 jaar indien op de datum van vrijstelling de werkgelegenheid gestegen is met meer dan 20 %;
  c) gedurende 5 jaar indien op de datum van vrijstelling de werkgelegenheid gestegen is met meer dan 30 %;
  2° voor investeringen conform artikel 6, 3°, wordt 5 jaar vrijstelling verleend;
  3° voormelde procentuele stijgingen kunnen door een absolute stijging worden vervangen.
  § 2. De vrijstelling gaat in op 1 januari volgend op de ingebruikneming van de gesubsidieerde investering.
  § 3. Deze vrijstelling wordt in rekening gebracht bij het nagaan van de niet overschrijding van de EG-steunmaxima.

Art.7. Ter uitvoering van artikel 13 van het decreet wordt het volgende bepaald :
  § 1. Het ministerieel besluit houdende toekenning van de gewestwaarborg stelt de waarborg als volgt vast :
  1° de waarborg bedraagt maximum 90 % van het bedrag dat overblijft nadat de vastgestelde waarborgen voor de openbare kredietinstelling gerealiseerd zijn;
  2° voor de andere kredietinstellingen bedraagt de waarborg maximum 75 % van het bedrag dat overblijft nadat de vastgestelde waarborgen voor de kredietinstellingen gerealiseerd zijn.
  § 2. De gewestwaarborg :
  1° dekt de hoofdsom en de intresten van het gewaarborgde krediet;
  2° kan worden uitgebreid tot de kredietopeningsprovisie en de extra kosten voor het stellen van de kredietaanvraag en de uitwinning van de waarborgen;
  3° dekt de verwijlintresten, wederbeleggingsvergoedingen, de provisie voor overdisponering en de penaliteitsverhogingen toegepast bij de opeisbaarheid van het krediet niet. De voornoemde intresten en kosten zijn beperkt tot de referentierentevoet en de dossierskosten, toegepast door de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid.
  § 3. Om de gewestwaarborg te kunnen ontvangen, moet een bijdrage betaald worden.
  Deze bijdrage bedraagt :
  1° voor de onderneming : 0,50 % op het gewaarborgde bedrag, verhoogd met 0,10 % per jaar looptijd;
  2° voor de kredietinstelling : 0,20 % op het gewaarborgde bedrag, verhoogd met 0,03 % per jaar looptijd.
  Indien de gewestwaarborg wordt uitgebreid tot de kredietopeningsprovisie en tot de extra kosten voor het opmaken van de kredietaanvraag en de uitwinning van de waarborgen, wordt voor de berekening van de bijdragen de looptijd vermeerderd met één jaar.
  De bijdrage van de onderneming wordt afgehouden van de opname van de eerste schijf van het krediet.
  De totale bijdrage wordt op de opgegeven rekening van het Vlaamse Gewest overgeschreven uiterlijk 30 dagen na de opname van de eerste schijf van het krediet.
  Bij laattijdige betaling wordt een verwijlintrest aangerekend gelijk aan de wettelijke intrest.
  § 4. Bij uitwinning worden de opbrengsten proportioneel verdeeld over het gewaarborgde en het niet gewaarborgde deel van het krediet.
  Als het Vlaamse Gewest de opgevraagde gewestwaarborg betaald heeft, zal de kredietinstelling de terugwinningen in dezelfde mate verdelen en terugbetalen aan het Vlaamse Gewest zoals vermeld in het vorige lid.
  § 5. Indien een erkende kredietinstelling een ander krediet verstrekt binnen een periode van drie maanden voor tot drie maanden na de toekenning van de waarborg, moeten de zekerheden die de erkende kredietinstellingen voor dit krediet genomen hebben, proportioneel gedeeld worden met het krediet waarvoor de gewestwaarborg wordt aangevraagd.

Art.8. § 1. Ter uitvoering van artikel 15 van het decreet worden in het Vlaamse Gewest, rekening houdend met de bijzondere EG-regelgevingen voor staatssteun, de EG-steunmaxima inzake de MKB-kaderregeling en het ontwerp kaderregeling '93-'99 inzake ecologie, de volgende maxima gehanteerd :                           Bedrijfsruimte               Steun (% bruto)  Categorie of doel   Werk-   Omzet of balans-     Niet in    In    van de steun      nemers       totaal          ontwik-    ontwikkelings-                                                   kelings-   zone                                                   zone  Artikel 6, 1, 2, 4, van het expansiedecreet  a) minimis          geen    geen     geen        max.       idem                      limiet  limiet   limiet      50 000                                                  [EUR] per                                                   type van                                                   uitgave,                                                   periode                                                   van 3                                                   jaar  b) middelgrote      < of =  < of = 20 < of = 10  7,5 %      * 21 % bruto     ondernemingen     250    mln [EUR] mln [EUR]  bruto        in cat. I                                                              * 18 % bruto                                                                in cat. II  c) zachte steun     < of =  < of = 20 < of = 10  50 % in    75 % in vorm     (advisering,      250    mln [EUR] mln [EUR]  vorm van   van terug-     scholing)                                     terug-     betaalbaar                                                   betaal-    renteloos                                                   baar       voorschot                                                   rente-                                                   loos                                                   voor-                                                   schot  <BVR 2002-12-13/73, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
                           Bedrijfsruimte               Steun (% bruto)  Categorie of doel   Werk-    Omzet of balans-     Niet in   In    van de steun      nemers        totaal          ontwik-   ontwikkelings-                                                    kelings-  zone                                                    zone  Artikel 6, 3, van het expansiedecreet  a) minimis          geen     geen     geen        max.      idem                      limiet   limiet   limiet      50 000                                                   [EUR] per                                                    type van                                                    uitgave,                                                    periode                                                    van 3                                                    jaar  b) investerings-     steun voor :  * aanpassing          -        -        -           12 %         15 %    bestaande    installaties    aan nieuwe    milieunormen  * investeringen       -        -        -           15 %         18 %    die verder    reiken dan    bestaande    milieunormen  * ecologie-           -        -        -           15 %         15 %    investeringen    waarvoor    milieunormen    ontbreken  c) steun voor       < of =   < of = 20 < of = 10  50 % in   idem     toelichting,      250     mln [EUR] mln [EUR]  de vorm     advisering,                                    van te-     scholing                                       rugbe-                                                    taalbaar                                                    rente-                                                    loos                                                    voor-                                                    schot  d) - ecologiesteun  zullen enkel als ad hoc regeling vooraf aan de       in de vorm     EG-instanties ter goedkeuring worden voorgelegd       van            alvorens op een zeer slectieve manier te worden       tijdelijke     toegepast       bedrijfssteun     - steun aan       eindgebruiker     - projecten van       gemeen-       schappelijk       Europees       belang     - steun aankoop       milieu-       vriendelijke       produkten  <BVR 2002-12-13/73, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. De cumulatie van de steun met eventueel andere tegemoetkomingen kan nooit hoger zijn dan de maximumbedragen bepaald in artikel 15 van het decreet. Evenmin kan de cumulatie afbreuk doen aan de bepalingen van artikel 6, § 1, VI, lid 4, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988.
  § 3. Voor de sector toerisme geldt de EG-kaderregeling voor steunmaatregelen van de Lid-Staten op het gebied van toerisme.
  § 4. Verwijzend naar artikel 5 van de wet van 30 december 1970 geldt voor steun aan de perssector een bijzonder regime, goedgekeurd door de EG-commissie d.d. 1 juli 1993.

Art.9. § 1. Ter uitvoering van artikel 16 van het decreet vervalt het recht op de toegekende steun en moet deze worden terugbetaald :
  1° als de gesubsidieerde goederen vervreemd worden of als hun oorspronkelijke bestemming of het gebruik ervan wordt gewijzigd. Voor middelgrote en grote ondernemingen moeten deze vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of de voorziene gebruiksvoorwaarden plaatsvinden binnen een periode van 5 jaar die ingaat op de datum van de registratie van het dossier. Deze bepaling geldt niet voor de investeringsgoederen die, op datum van de vervreemding of wijziging van de bestemming of het gebruik, boekhoudkundig volledig afgeschreven zijn. Bij gedeeltelijke afschrijving kan het al afgeschreven gedeelte als niet vervreemd worden beschouwd. De tegemoetkomingen blijven echter geheel of gedeeltelijk behouden indien de vervreemding of de wijziging van de oorspronkelijke bestemming of gebruiksvoorwaarden door de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, werden goedgekeurd;
  2° in geval van faillissement, vereffening, gerechtelijk concordaat, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop wordt de steun zonder beperking in tijd volledig teruggevorderd;
  3° in geval van een sluiting in het kader van een sociaal-economische herstructureringsoperatie met verlies van arbeidsplaatsen, wordt de steun zonder beperking in tijd volledig teruggevorderd tenzij de bevoegde minister hierover anders beslist;
  4° in geval van niet-naleving van de milieureglementering of het niet naleven van de opgelegde voorwaarden kan de steun, uitbetaald gedurende vijf jaar voorafgaand aan de vaststelling van het vergrijp worden teruggevorderd.
  (5° a) In geval van het niet naleven van de informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag, kan de Vlaamse regering de steun die is toegekend terugvorderen. Deze tekortkoming moet zich hebben voorgedaan binnen een periode van 5 jaar die ingaat op de datum van de registratie van het dossier.
  b) Onder informatie- en raadplegingsprocedures wordt verstaan : de procedures bedoeld in de artikelen 3, 7 en 11 van CAO nummer 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, artikel 6 van CAO nummer 24 van 2 oktober 1975 betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordiging met betrekking tot het collectief ontslag, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 januari 1976, de artikelen 6 tot 8 van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag, de artikelen 4 en 37 van CAO nummer 62 van 6 februari 1996 betreffende de instelling van een Europese Ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 maart 1996 en artikel 66 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling.) <BVR 1998-04-28/42, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-07-1998>
  § 2. De tegemoetkomingen moeten terugbetaald worden, indien vaststaat dat die voordelen niet zouden zijn toegekend indien de begunstigde juiste en volledige inlichtingen had verstrekt.

Art.10. § 1. Wat betreft de aanvragen met toepassing van het decreet heeft dit besluit uitwerking met ingang van dezelfde dag als de inwerkingtreding van het decreet, ook voor de niet-afgehandelde dossiers ingediend voor die datum.
  § 2. Aanvragen met toepassing van de expansiewet van 30 december 1970 ressorteren onder dit besluit vanaf de datum van inwerkingtreding van het decreet, tenzij voor die datum de definitieve aanvraag werd ingediend bij de bevoegde administratie of dat een geldige starttoelating, intentiebrief of princiepsbeslissing werd verleend voor die datum.

Art. 11. De Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid en de Vlaamse minister bevoegd voor financiën zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 19 januari 1994.
  De minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
  Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER