14 JULI 1994. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot bepaling van het recyclageprogramma dat moet worden ingericht door de vormingscentra voor de personen, op 26 mei 1992 in dienst van een erkend rusthuis voor bejaarden of een rust- of verzorgingstehuis, en bedoeld in artikel 2, § 4bis, b, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vastlegging van de tussenkomst bedoeld bij artikel 25, § 9, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een stelsel van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit voor de prestaties bedoeld in artikel 23, 13°, van dezelfde wet.
Art. 1
Afdeling 1. Inhoud van het vormingsprogramma, erkenning en bekrachtiging ervan.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art. 4-5
Afdeling 3. - Bedienings- en toekenningsvoorschriften van de erkenning.
Art. 6-7
Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art. 8-10
Artikel 1. Dit besluit regelt een in artikel 135 van de Grondwet bedoelde aangelegenheid.
Afdeling 1. Inhoud van het vormingsprogramma, erkenning en bekrachtiging ervan.
Art.2. De erkenning wordt toegekend aan de vormingsprogramma's voor de recyclage van personen in dienst op 26 mei 1992 in een erkend rusthuis voor bejaarden of een rust- en vorzorgingstehuis voor een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, indien zij voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° De recyclage omvat een minimum van 220 uur, of 264 periodes van 50 minuten, theoretische les en 80 uur, of 96 periodes van 50 minuten, stage in twee andere rusthuizen of rust- en verzorgingstehuizen dan het tehuis dat de betrokken persoon tewerkstelt en die erkend zijn of beschikken over een voorlopige werkingsvergunning.
2° De lessen moeten zodanig georganiseerd zijn dat ze ten minste de volgende thema's aansnijden :
1. Sociale, wettelijke, ethische en fysieke omgeving van de geholpen personen :
- aspecten van sociaal recht;
- aspecten van sanitair recht;
- aspecten van deontologische en professionele ethiek;
- kennis van het sociale netwerk;
- behoud van de levensomstandigheden en woonomstandigheden van de bejaarden.
2. Hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven :
- theorie en praktijk van de verzorging;
- hygiëne en verzorging;
- beheer van het verzorgingsmateriaal;
- fundamentele bekwaamheid inzake de basisverzorging, de hef- en de behandelingstechnieken, de hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven en de verblijfstaken.
3. Initiatie in de communicatietechnieken en het teamwerk :
- psychologie, menselijke relaties en groepsbanden;
- communicatie- en expressietechnieken, animatietechnieken in instellingen;
- supervisie.
De verdeling van de theoretische vorming over de drie hierboven vermelde thema's moet evenwichtig zijn en moet de verzorging en de hulp aan de bejaarden bevoordelen.
3° De stage wordt uitgevoerd onder het toezicht en de leiding van een verpleegkundige die in het betrokken rusthuis of rust- en verzorgingstehuis werkt.
Deze stage wordt opgezet als een geïntegreerde toepassing van de theoretische lessen.
Art.3. Zonder afbreuk te doen aan de titels, diploma's, getuigschriften en attesten uitgereikt door het onderwijs voor sociale promotie en door de erkende professionele vormingscentra, wordt een bekwaamheidsbewijs overhandigd aan de studenten die blijk hebben gegeven aan regelmatige aanwezigheid en die een proef over de integratie van de verworvenheden hebben afgelegd, aangepast aan het niveau van de studenten.
Dit bekwaamheidsbewijs wordt aan de studenten overhandigd voor zover het vormingsprogramma werd afgewerkt in een centrum, erkend of opgericht voor de herscholing en de beroepsrecyclage of in een instelling van het onderwijs voor sociale promotie.
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art.4. De personen die vallen onder overgangsmaatregelen bepaald bij artikel 2, § 4bis, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot bepaling van de tussenkomst bedoeld in artikel 25, § 9, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regime van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, voor de presentaties bedoeld in artikel 23, 13°, van dezelfde wet, en die het bewijs kunnen leveren dat zij, in de loop van een vroegere opleiding, een deel van deze recyclage hebben gevolgd, kunnen vrijgesteld worden van een maximum van 80 uur van de theoretische opleiding.
Art.5. De recyclageprogramma's die erkend zijn door de gemeenschappen, worden automatisch erkend door het Verenigd College, op voorwaarde dat ze voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2.
Afdeling 3. - Bedienings- en toekenningsvoorschriften van de erkenning.
Art.6.
1° De aanvragen tot erkenning moeten in twee exemplaren ingediend worden bij de diensten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en moeten het volgende inhouden :
1. de brief met de aanvraag tot erkenning;
2. een beschrijving van het programma met een verduidelijking betreffende de aard van de georganiseerde cursus en het aantal lesuren die eraan besteed worden.
2° Binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf het indienen van de aanvraag, doen de Leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijnszorg uitspraak over de erkenningsaanvraag van het programma, nadat achtereenvolgens de afdeling Instellingen en Diensten voor bejaarden van de adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg en, die in functie van het taalstelsel van de aanvrager voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bevoegde raadgevende commissie inzake tewerkstelling en vorming, advies uitbrachten.
Art.7. In afwijking van artikel 3 en artikel 6, wordt de erkenning verleend aan vormingsprogramma's die werden georganiseerd voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en die voldoen aan de voorwaarden van dit besluit.
Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art.8. Dit besluit vervangt het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 23 december 1993 tot bepaling van het recyclageprogramma dat moet worden opgericht door de vormingscentra voor de personen die op 26 mei 1992 in dienst waren van een erkend rusthuis voor bejaarden of een rust- of verzorgingstehuis, bedoeld in artikel 2, § 4bis, b, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 tot vastlegging van de tussenkomst bedoeld in artikel 25, § 9, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regime van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit voor de prestaties bedoeld bij artikel 23, 13°, van dezelfde wet.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10. De Leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijnszorg zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 1994.
Voor het Verenigd College :
De Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Welzijnszorg,
R. GRIJP - D. GOSUIN