Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 OKTOBER 1994. - Decreet betreffende de opvangcentra voor volwassenen.(NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1997-12-17/43, art. 28, Inwerkingtreding : 01-01-1998.) (NOTA : opgeheven door de Franse Gemeenschapscommissie bij DEC 1999-05-27/34, art. 12, Inwerkingtreding : 28-06-1996.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1994 en tekstbijwerking tot 18-06-1999)



Inhoudstafel:

I. Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Algemene erkenningsvoorwaarden.
Art. 2-4
HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden voor de subsidiëring.
Art. 5-10
HOOFDSTUK III. - Goedkeurings- en erkenningsprocedure.
Art. 11-16
HOOFDSTUK IV. - Intrekking van de erkenning en/of de subsidiëring.
Art. 17-18
II. Erkennings- en adviescommissie.
Art. 19-25
III. Diverse bepalingen.
Art. 26-28
IV. Inwerkingtreding.
Art. 29



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995029354  1996029335  1998029095 



Artikels:

I. Algemene bepalingen.
Artikel 1. (Zie nota onder TITEL.) In de zin van dit decreet wordt verstaan onder :
  - "minister" : het lid van de Regering van de Franse Gemeenschap dat het toezicht uitoefent op de opvangcentra.
  - "opvangcentra" : de natuurlijke personen of de rechtspersonen die, zonder winstbejag, doorgaans begunstigden opvangen, bij wijze van overgangsmaatregel huisvesten en een aan hun moeilijkheden beantwoordende hulp verlenen, met uitzondering van de diensten, inrichtingen of instellingen die goedgekeurd of erkend zijn in het raam van een specifieke reglementering.
  - "begunstigden" : de personen van meer dan 18 jaar, die momenteel in de psychologische of materiële onmogelijkheid verkeren autonoom te leven en een aanvraag tot huisvesting hebben ingediend bij een opvangcentrum alsook hun kinderen ten laste die ze begeleiden.
  - "opvoedingsploeg" : geheel van de personeelsleden van een opvangcentrum.
  - "inschakelings- en begeleidingsontwerp" : geheel van de doelstellingen en van de middelen bepaald door een opvangcentrum om, in alle omstandigheden, de begunstigden te verwelkomen, hun kost en woning te verlenen en een aan hun toestand aangepaste maatschappelijke en psychologische begeleiding te verlenen, om ze te helpen met hun persoonlijke ontplooiing, hun economische en maatschappelijke inschakeling en hun autonomie.
  Dit ontwerp moet inhouden dat er samengewerkt (ook in partnership) moet worden met iedere andere privé- of overheidsdienst die aan de behoeften van de begunstigden zou kunnen beantwoorden.

HOOFDSTUK I. - Algemene erkenningsvoorwaarden.
Art.2. (Zie nota onder TITEL.) Ieder opvangcentrum dat, zonder winstbejag, doorgaans de huisvesting van de begunstigden wenst te organiseren, dient door de minister te worden erkend. De erkenning mag voor een periode van één tot drie jaar worden verleend.

Art.3. (Zie nota onder TITEL.) Mogen enkel worden erkend de personen die huisvesting verlenen onder de volgende voorwaarden :
  1° beschikken over lokalen die voldoen aan de door de Regering vastgelegde voorwaarden;
  2° geen onderscheid maken, wat hun nationaliteit, geloof of opinies betreft, tussen de begunstigden bij hun opvang en huisvesting;
  3° het bewijs leveren dat het centrum in staat is medische en psychologische hulp te verlenen zouden die noodzakelijk blijken;
  4° het administratieve toezicht van een door de minister afgevaardigde ambtenaar aanvaarden en zich voegen naar de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 5 van 18 april 1967 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelagen;
  5° geen geldelijke bijdrage aan hun onderhoudskosten hoger dan twee derde van hun inkomsten van de begunstigden bevorderen;
  6° om het jaar, tijdens de maand april, de minister een activiteitenverslag te laten geworden waarin zich bevinden :
  - een evaluatie van hun activiteit;
  - het aantal begunstigden voor het jaar;
  - het aantal aanvragen om huisvesting ingesteld gedurende het verlopen jaar;
  - de duur van de huisvesting van de begunstigden.

Art.4. (Zie nota onder TITEL.) De centra kunnen worden erkend in vijf kategorieën :
  - kategorie I : van 2 tot 10 bedden;
  - kategorie II : van 11 tot 15 bedden;
  - kategorie III : van 16 tot 20 bedden;
  - kategorie IV : van 21 tot 30 bedden;
  - kategorie V : meer dan 30 bedden.

HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden voor de subsidiëring.
Art.5. (Zie nota onder TITEL.) Om te worden gesubsidieerd, dienen de opvangcentra de voorwaarden bedoeld bij artikel 3 in acht te nemen en aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° deelnemen aan een inschakelings- en begeleidingsontwerp zoals bepaald bij artikel 1. Wanneer het opvangcentrum zich ten doel stelt doorgaans huisvesting te verlenen aan personen die begeleid zijn door één of meer kinderen of jongeren van minder dan 18 jaar, moet het inschakelings- en begeleidingsontwerp, bovendien, een specifiek deel bevatten waarin het opvoedingsontwerp gepreciseerd wordt en waarin de precieze omkaderingsmodaliteiten voor de kinderen nader bepaald zijn;
  2° 24 uur op 24 in staat zijn iemand in opvang te nemen, vanaf kategorie III; voor kategorie III, een telefoonwacht is voldoende;
  3° een regelmatige boekhouding voeren. Vanaf kategorie III, dient deze boekhouding gevoerd te worden in overeenstemming met de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel;
  4° voor iedere begunstigde, vanaf zijn aankomst, een dossier openen waarin de administratieve en sociale inlichtingen die hem aanbelangen voorkomen alsook het voor hem toepaste inschakelings- en begeleidingsprogramma en de stukken die betrekking hebben op zijn evolutie alsook, indien het centrum het nodig acht, een dossier met betrekking tot de medische inlichtingen die hem betreffen;
  5° ten minste zes begunstigden huisvesting verlenen;
  6° minimum over hiernavolgend personeel beschikken :
  - in kategorie I : een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger met voltijdse betrekking en een opvoeder met halftijdse betrekking die minstens houder is van een diploma A2;
  - in kategorie II : een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger met voltijdse betrekking, een voltijds directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebrek eraan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied en van twee opvoeders die houder zijn van minstens een diploma A2, één met voltijdse betrekking en één met halftijdse betrekking;
  - in kategorie III : een voltijds directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebrek eraan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger met voltijdse betrekking en twee opvoeders met voltijdse betrekking die minstens houder zijn van een diploma A2;
  - in kategorie IV : een voltijds directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebrek eraan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger met voltijdse betrekking en drie opvoeders met voltijdse betrekking die minstens houder zijn van een diploma A2;
  - in kategorie V : een voltijds directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebrek eraan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger met voltijdse betrekking en vier opvoeders met voltijdse betrekking die minstens houder zijn van een diploma A2;
  7° samengesteld zijn in de vorm van een vzw ofwel ingesteld of beheerd zijn door een OCMW.

Art.6. (Zie nota onder TITEL.) Op advies van de Erkenningscommissie kan de minister de centra van kategorie V die het vragen een halftijds opvoeder die minstens houder is van een diploma A2 toekennen per schijf van tien bijkomende bedden vanaf de vierde.
  De aanvraag van het centrum moet geschieden overeenkomstig artikel 12 en daarin moeten de elementen die een verhoging van het omkaderingspersoneel tegenover het inschakelings- en begeleidingsontwerp van het opvangcentrum verantwoorden.

Art.7. (Zie nota onder TITEL.) § 1. De erkende en gesubsidieerde centra mogen de begunstigden enkel voor een periode van 180 dagen maximum in een periode van twaalf maanden, huisvesting verlenen.
  § 2. Op basis van een met redenen omklede aanvraag ingediend minstens één maand voor het verstrijken van de termijn bedoeld bij § 1, kan de minister een afwijking toekennen op de maximale termijn van 180 dagen bedoeld bij § 1, indien uitzonderlijke omstandigheden die behoorlijk vastgesteld zijn, het verantwoorden.

Art.8. (Zie nota onder TITEL.) Om de twee jaar, moet een lid van de opvoedkundige ploeg van ieder opvangcentrum een opleiding volgen van minstens dertig uren per jaar die in verband staat met het inschakelings- en begeleidingsontwerp van het opvangcentrum. De gekozen opleidingen dienen eerst door de minister te worden erkend.

Art.9. (Zie nota onder TITEL.) Om het jaar, in april, maken de erkende en gesubsidieerde opvangcentra aan de minister over :
  1° een evaluatieverslag over hun activiteiten. In dit verslag dient melding te worden gemaakt van de medewerking of het partnership van alle andere openbare of privé-diensten;
  2° een opgave waarin vermeld worden :
  - het aantal begunstigden voor het jaar;
  - het aantal tijdens het jaar ingediende aanvragen om huisvesting;
  - de duur van huisvesting van de begunstigden;
  - het resultaat van het inschakelingsontwerp voor iedere begunstigde;
  3° de exacte opgave van het in dienst zijnde personeel, van hun kwalificaties en van hun salaris;
  4° de ontvangsten- en uitgavenrekeningen en de balans met betrekking tot het voorgaande jaar.

Art.10. (Zie nota onder TITEL.) De erkende opvangcentra die voldoen aan de voorwaarden bedoeld bij artikel 5 van dit decreet kunnen worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap volgens de modaliteiten voorzien bij besluit en binnen de perken van de budgettaire kredieten. De subsidies worden jaarlijks gestort.
  De opvangcentra kunnen geen andere subsidies krijgen van eenzelfde of een andere openbare overheid, die toegekend zouden zijn voor werkings- of personeelskosten die van gelijkaardige natuur zouden zijn als deze gedekt door de subsidies toegekend op basis van dit decreet.
  De centra worden gesubsidieerd volgens de kategorie waarin zij worden erkend.

HOOFDSTUK III. - Goedkeurings- en erkenningsprocedure.
Art.11. (Zie nota onder TITEL.) De erkenningsaanvraag en desgevallend de subsidiëringsaanvraag dient te worden gericht tot de secretaris van de erkenningscommissie per aangetekende brief met een afschrift aan de minister.

Art.12. (Zie nota onder TITEL.) Bij deze aanvraag dienen te worden gevoegd :
  1° Voor een erkennings- en subsidiëringsaanvraag :
  a) het inschakelings- en begeleidingsontwerp van het opvangcentrum;
  b) een exemplaar van de statuten van het opvangcentrum en hun mogelijke wijzigingen, zoals verschenen in het Belgisch Staatsblad;
  c) een plan van de inrichting met vermelding van de bestemming van de plaatsen;
  d) het aantal bedden per kamer, de toegangswegen;
  e) de namen en de bevoegdheden van de opvoedkundige ploegsleden alsook een beschrijving van hun respectieve funkties en een afschrift van hun diploma's of van gelijkwaardige documenten;
  f) de documenten waarbij bewezen wordt dat de lokalen en/of de infrastructuren die ter beschikking van de begunstigden worden gesteld aan de door de Regering bepaalde voorwaarden voldoen;
  g) de naam van de verantwoordelijke van de inrichting alsook een eensluidend afschrift van zijn diploma's en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;
  h) een verslag van de bevoegde dienst waarbij bewezen wordt dat het centrum in orde is ten opzichte van de wetgeving inzake brandbestrijding;
  i) indien het centrum al gewerkt heeft, de documenten bedoeld bij artikel 10;
  j) een afschrift van de door het centrum aangegane verzekeringscontracten die voldoen aan de door de Regering bepaalde voorwaarden;
  k) indien het centrum al gewerkt heeft, een afschrift van het erkenningsbesluit van het opvangcentrum.
  2. Voor een eenvoudige erkenningsaanvraag, de documenten bedoeld bij 1° c, d, e, f, g, h, j.

Art.13. (Zie nota onder TITEL.) De secretaris van de erkenningscommissie reikt een ontvangstbewijs uit enkel wanneer alle documenten ingediend werden.
  Het dossier is overgezonden voor inspectie aan het Bestuur. Het inspectieverslag dient te worden overgezonden aan de minister en aan de secretaris van de erkenningscommissie binnen de twee maanden van het ontvangstbewijs.

Art.14. (Zie nota onder TITEL.) Binnen de drie maanden die volgen op het overzenden van het inspectieverslag aan de secretaris van de erkenningscommissie, brengt de erkenningscommissie een met redenen omkleed advies uit aan de minister over de conformiteit van het opvangcentrum met de voorwaarden van dit decreet en, als er een aanvraag bestaat tot subsidiëring, over de waarde van het inschakelings- en begeleidingsontwerp.

Art.15. (Zie nota onder TITEL.) Binnen de maand die volgt op de ontvangst van dat advies, maakt de minister zijn beslissing bekend aan het betrokken opvangcentrum. Hij brengt de secretaris van de erkenningscommissie er op de hoogte van.

Art.16. (Zie nota onder TITEL.) § 1. Op aanvraag van het opvangcentrum, kan de erkenning, en desgevallend de subsidiëring, verlengd worden.
  § 2. De aanvraag tot verlenging dient te worden ingediend door het opvangcentrum, per aangetekende brief, ten minste zes maanden voor het verstrijken van de erkenningsperiode of de subsidiëringstoekenning.
  Het opvangcentrum behoudt zijn erkenning, en desnoods zijn subsidiëring, totdat er een beslissing wordt genomen omtrent de nieuwe aanvraag.
  § 3. Bij het verlengen van de erkenning, mag het opvangcentrum, op eigen aanvraag, door de minister in een hogere kategorie worden erkend.
  § 4. De artikelen 5, 13 en 14 van dit decreet zijn van toepassing, mutatis mutandis, op een aanvraag tot verlenging van een erkenning en/of goedkeuring.
  § 5. Bij het verlengen van de erkenning zal het centrum dat, gedurende de laatste twee jaren, niet 80 % van het minimum bezettingspercentage voor de kategorie waarvoor hij erkend is, zal erkend worden in de kategorie die overeenstemt met het effectief aantal overnachtingen.

HOOFDSTUK IV. - Intrekking van de erkenning en/of de subsidiëring.
Art.17. (Zie nota onder TITEL.) De erkenning en/of de subsidiëring van het opvangcentrum kan worden ingetrokken na advies van de erkenningscommissie, indien een van de voorwaarden die bepaald zijn, respectievelijk voor de erkenning en de subsidiëring, niet meer nageleefd wordt, na ingebrekestelling waarvan kennis wordt gegeven door de minister aan het opvangcentrum en waarbij, na overleg met het opvangcentrum, de termijn voor de volledige naleving van de voorwaarden wordt gepreciseerd.
  De erkenningscommissie waarbij de aanvraag door de minister aanhangig wordt gemaakt moet een met redenen omkleed advies uitbrengen aan de minister binnen de veertien dagen van het verstrijken van voornoemde termijn.
  Bij de aanvraag tot aanhangig maken van de minister dient een gedetailleerd verslag te worden gevoegd over de niet-naleving door het opvangcentrum van de voorwaarden bepaald bij dit decreet. Dit verslag wordt door het bestuur opgesteld.

Art.18. (Zie nota onder TITEL.) De beslissing van de minister tot intrekking van de erkenning en/of de subsidiëring dient met redenen te worden omkleed. Van deze beslissing dient door de minister per aangetekende brief kennis te worden gegeven aan de verantwoordelijke voor het opvangcentrum en van deze beslissing dient ook de voorzitter van de erkenningscommissie op de hoogte te worden gebracht.

II. Erkennings- en adviescommissie.
Art.19. (Zie nota onder TITEL.) Er wordt een erkenningscommissie opgericht die belast is met het uitbrengen van een met redenen omkleed advies over iedere aanvraag tot erkenning of aanvraag tot verlenging van een erkenning en, op eigen initiatief of op aanvraag van de minister, over iedere aangelegenheid die in verband staat met de algemene problematiek van de maatschappelijke inschakeling van de begunstigden zoals deze aangevoeld wordt in de opvangcentra.
  In juni maakt zij aan de Regering en de Raad een verslag over waarin, onder andere, een evaluatie van de sector van de opvangcentra, een lijst van de problemen die voorkomen in de praktijk en meerdere voorstellen tot oplossing, te vinden zijn.

Art.20. (Zie nota onder TITEL.) De erkenningscommissie wordt samengesteld uit :
  1° een vertegenwoordiger van de minister;
  2° twee adviseurs van de Hulpverlening aan de Jeugd;
  3° negen vertegenwoordigers van de opvangcentra;
  4° twee ambtenaren van de Algemene Directie voor Sociale Zaken van de Franse Gemeenschap;
  5° een vertegenwoordiger van de Unie van de steden en de gemeenten;
  6° een vertegenwoordiger van de sector van de inschakeling in het arbeidsproces;
  7° een vertegenwoordiger van de minister van Begroting.
  De minister stelt de voorzitter van de commissie onder haar leden aan. Het secretariaat wordt waargenomen door een van de ambtenaren van de Algemene Directie voor Sociale Zaken van de Franse Gemeenschap, aangesteld door de minister. Bovendien, mogen de ministers van de Regering van het Waalse Gewest en van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wier bevoegdheden de Sociale Zaken behoren, ieder een vertegenwoordiger afvaardigen.
  Al de leden van de erkenningscommissie zijn stemgerechtigd met uitzondering van de vertegenwoordigers van de ministers die een raadgevende stem hebben.

Art.21. (Zie nota onder TITEL.) De Regering benoemt de leden voor een vernieuwbare termijn van vier jaar.
  Zij bepaalt de vergoedingen die ze toegekend worden.
  De leden bedoeld bij artikel 20, 2°, 3°, 5° en 6° worden benoemd op basis van een tweevoudige lijst van de kandidaten die voorgesteld worden door de representatieve unies en federaties, die per aangetekende brief aan de minister wordt toegezonden. Minstens twee personen onder de leden, bedoeld bij artikel 20, 3°, moeten vertegenwoordigers zijn van erkende doch niet gesubsidieerde opvangcentra. De Regering bepaalt de modaliteiten van werking van de commissie.

Art.22. (Zie nota onder TITEL.) Na de aanstelling van de werkende leden, benoemt de minister, volgens dezelfde procedure, de plaatsvervangende leden. Ieder plaatsvervangend lid mag enkel zitting hebben bij verhindering van een werkend lid.

Art.23. (Zie nota onder TITEL.) Indien, tijdens de ambtstermijn, een lid zijn hoedanigheid van mandataris verliest, wordt hij vervangen volgens dezelfde aanwijzingsprocedure. Het aldus benoemd lid voleindigt de ambtstermijn van de persoon die hij vervangt.

Art.24. (Zie nota onder TITEL.) De commissie kan beroep doen op deskundigen met raadgevende stem, na goedkeuring door de minister.
  De ambtenaar die het inspectieverslag heeft opgesteld met betrekking tot het betrokken opvangcentrum moet worden gehoord als er een advies over dit centrum dient te worden uitgebracht.

Art.25. (Zie nota onder TITEL.) De commissie stelt een huishoudelijk reglement vast dat door de minister zal moeten worden goedkeurd.

III. Diverse bepalingen.
Art.26. (Zie nota onder TITEL.) De personen die de leiding hebben van de opvangcentra die huisvesting verlenen aan begunstigden zonder voorafgaande erkenning van de Regering zoals bedoeld bij artikel 2 van dit decreet, worden gestraft met een boete van 26 frank tot 500 frank.

Art.27. (Zie nota onder TITEL.) Een besluit van de Regering mag het aantal kategorieën bedoeld bij artikel 4 en het minimumpersoneel bedoeld bij artikel 5, 6), wijzigen alsook de lijst van de documenten bedoeld bij artikel 12 en het minimale bezettingspercentage bedoeld bij artikel 16, § 5.

Art.28. (Zie nota onder TITEL.) De opvangcentra die erkend werden door de Regering van de Franse Gemeenschap voor de inwerkingtreding van dit decreet moeten een nieuwe aanvraag tot erkenning, en desgevallend tot subsidiëring, indienen binnen een termijn van één jaar vanaf de inwerkingtreding van dit decreet.
  De niet erkende opvangcentra die hun activiteiten verrichtten voor de inwerkingtreding van dit decreet mogen die blijven voortoefenen totdat ze van de beslissing van de minister wordt kennis gegeven met betrekking tot hun aanvraag tot erkenning indien deze aanvraag ingediend werd gedurende het jaar van de inwerkingtreding van dit decreet.
  Indien de aanvraag tot erkenning niet binnen voornoemde termijn werd ingediend, is het opvangcentrum er niet meer toe gemachtigd verder te werken vanaf het verstrijken van voornoemde termijn.

IV. Inwerkingtreding.
Art. 29. (Zie nota onder TITEL.) Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 5, 6, dat in werking treedt op de datum bepaald door de Regering.
  De Regering mag de inwerkingtreding van artikel 5, 6 alleen voorzien indien zij besloten heeft de erkende centra te subsidiëren voor de personeelskosten ten minste ten belope van 80 % van het geheel van de werkgeverslasten van de diensten volgens de voorwaarden inzake bevoegdheden, anciënniteit en de baremische schalen voorzien bij besluit.
  Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 27 oktober 1994.
  De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Ambtenarenzaken, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Hulpverlening aan de Jeugd en Internationale Betrekkingen,
  M. LEBRUN
  De Minister van Begroting, Cultuur en Sport,
  E. TOMAS
  De Minister van Onderwijs en de Audiovisuele sector,
  P. MAHOUX