13 JULI 1994. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bepaling van de procedure voor de toekenning of de intrekking van de erkenning alsook van de procedure betreffende de rangschikking in categorieën en de toekenning van toelagen aan de culturele centra. (Vertaling)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toekenning van de erkenning.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Schorsing, declassering en intrekking van de erkenning.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Rangschikking in categorieën.
Art. 6-8
HOOFDSTUK V. - De toelagen.
Art. 9-16
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 17-18
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
- het decreet : het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra;
- het Bestuur : de Algemene Directie van Cultuur en Communicatie van het Ministerie van Cultuur en Sociale Zaken;
- de Inspectie : de Algemene Inspectie van Cultuur en Communicatie;
- de Minister bevoegd voor de culturele aangelegenheden : de Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap belast met de cultuur;
- de Commissie : de Adviescommissie voor de culturele centra bedoeld bij het decreet van 28 juli 1992.
HOOFDSTUK II. - Toekenning van de erkenning.
Art.2. Zodra het Bestuur het volledig dossier betreffende de aanvraag tot erkenning bedoeld in artikel 12 van het decreet heeft ontvangen, stuurt het aan het cultureel centrum een bericht waarin wordt medegedeeld dat de aanvraag zal worden onderzocht en met vermelding van de namen en adres van de Inspecteur van het ambtsgebied belast met het opmaken van het verslag bedoeld in lid 3 van dit artikel.
Vanaf deze datum is het Centrum ertoe verplicht de Inspecteur op de hoogte te houden van de datums en de plaatsen waar het publieke activiteiten houdt, hem alle documenten, oproepingsbrieven en notulen van de vergaderingen van de Algemene Vergadering, de Raad van Bestuur en de Cultuurraad te bezorgen alsook de publicaties gericht tot de leden en de bevolking.
De Inspecteur stelt een verslag op binnen de drie maanden die volgen op het bericht waarin wordt medegedeeld dat de aanvraag zal worden onderzocht.
Art.3. Indien de Commissie het nodig acht, stelt zij aan de Minister, vóór de definitieve erkenning, een proefperiode van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaar voor. Deze proefperiode kan onder andere worden voorgesteld wanneer de vereniging niet helemaal beantwoordt aan al de voorwaarden inzake erkenning maar de uitdrukkelijke wil en de vooruitzichten om binnen een redelijke termijn de zaak tot een goed einde te brengen aanwezig zijn.
Vóór het verstrijken van de proefperiode, maakt de Inspecteur een verslag op voor het Bestuur. Dit Bestuur zorgt ervoor de vereiste adviezen overeenkomstig artikel 13 van het decreet in te winnen binnen de termijnen waarin het de Minister nog mogelijk is zijn beslissing vóór het einde van de proefperiode te nemen.
HOOFDSTUK III. - Schorsing, declassering en intrekking van de erkenning.
Art.4. § 1. Wanneer het Bestuur de niet-naleving door een cultureel centrum van de bepalingen van het decreet of de toepassingsbesluiten ervan aanklaagt, stelt dit Bestuur het Centrum in gebreke zijn situatie te herstellen.
§ 2. Indien er binnen drie maanden aan dat optreden geen gevolg wordt gegeven, zendt het Bestuur op basis van een met redenen omkleed verslag van de Inspectie, aan de in artikel 13 van het decreet bedoelde instanties het dossier waarin een schorsing van de toekenning van de reglementaire toelagen, een declassering of een intrekking van de erkenning wordt voorgesteld.
Het Centrum wordt op de hoogte gebracht van dit voorstel en wordt ertoe aangezet, ter bewaring, de gepaste maatregelen inzake beheer te treffen.
Het Centrum kan vragen om door de Commissie gehoord te worden vooraleer deze laatste haar advies uitbrengt.
§ 3. De schorsing van de toekenning van de reglementaire toelagen wordt door de Minister beslist indien hij van oordeel is dat op basis van de in artikel 13 van dit decreet bedoelde adviezen het mogelijk is de situatie te herstellen binnen een bepaalde termijn en met inachtneming van de voorwaarden waarvan kennis wordt gegeven aan de betrokkenen. Deze tijdspanne mag niet langer zijn dan twee jaar.
Gedurende de schorsingsperiode wordt de uitbetaling van de toelage geheel of gedeeltelijk onderbroken, rekening houdend met de verplichtingen van de werkgever voortvloeiend uit de wetgeving op de arbeid, waaraan het betrokken Centrum moet voldoen.
Na deze periode wordt de declassering of de intrekking van de erkenning uitgesproken, indien de voorwaarden niet werden nageleefd.
§ 4. De declassering wordt door de Minister uitgesproken indien hij van oordeel is dat op basis van de adviezen van de verschillende instanties bedoeld bij artikel 13 vn het decreet, de ontplooide activiteit of de werking van het Centrum niet meer beantwoordt aan de normale bestaansvoorwaarden van een cultureel centrum van die categorie.
§ 5. De intrekking van de erkenning wordt door de Minister uitgesproken indien hij van oordeel is dat op basis van de adviezen van de verschillende instanties bedoeld bij artikel 13 van het decreet de ontplooide activiteit of de werking van het Centrum niet meer beantwoordt aan de normale bestaansvoorwaarden van een cultureel centrum erkend in het kader van het decreet.
Art.5. Een cultureel centrum waarvan de erkenning werd ingetrokken, kan slechts ten vroegste twee jaar nadat de intrekking is ingegaan, opnieuw erkend worden.
HOOFDSTUK IV. - Rangschikking in categorieën.
Art.6. In toepassing van artikel 10, lid 1 van het decreet, worden de lokale culturele centra in vier categorieën gerangschikt : 1, 2, 3 en 4. De regionale culturele centra worden in drie categorieën gerangschikt : 1, 2 en 3.
Art.7. Na advies van de in artikel 13 van het decreet bedoelde instanties, rangschikt de Minister voor een periode van vier jaar, de culturele centra in één van de in artikel 6 bedoelde categorieën, volgens de bepaalde criteria, na advies van de Adviescommissie, opgenomen in de lijst als bijlage.
Een cultureel centrum kan, na het verstrijken van de periode voor de verlening zijn rangschikking, een verandering van categorie aanvragen. Om een verlenging van zijn rangschikking voor te bereiden of een verandering van categorie aan te vragen, dient het cultureel centrum zijn aanvraag een jaar vóór het verstrijken van het vierde jaar in.
De aanvraag om rangschikking in een categorie bevat :
- de evaluatie van de activiteit en de institutionele en financiële werking tijdens de vorige periode;
- het ontwerp inzake culturele activiteiten en financieel beheer voor de komende vier jaar;
- de beraadslagingen van de vescheidende organen van het Centrum over deze vooruitzichten;
- het akkoord van de betrokken overheidsmachten;
- een beraadslaging van de algemene vergadering over al deze kwesties.
Art.8. 1° Voor elke categorie van culturele centra, moeten de kosten voor het vast personeel ten minste gelijk zijn aan 50 % van de gewone lasten van de instelling.
2° Voor elke categorie van culturele centra, is de minimumformatie van het animatiepersoneel ten minste gelijk aan 50 % van de loonmassa van het vast personeel en moet er een animator-directeur met volledige dagtaak in voorzien zijn.
HOOFDSTUK V. - De toelagen.
Art.9. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en onder voorbehoud van het bestaan van kredieten uitgetrokken op de begroting van de Gemeenschap, wordt een gewone jaarlijkse toelage toegekend aan elk cultureel centrum volgens zijn categorie.
Zij vertegenwoordigt een tegemoetkoming in de gewone personeels-, werkings- en activiteitslasten.
1° de basisbedragen voor de gewone jaarlijkse toelagen aan de lokale culturele centra zijn als volgt vastgesteld :
- in categorie 4 : F 1 000 000;
- in categorie 3 : F 2 000 000;
- in categorie 2 : F 3 000 000;
- in categorie 1 : F 4 000 000.
2° de basisbedragen voor de gewone jaarlijkse toelagen aan de regionale culturele centra zijn als volgt vastgesteld :
- in categorie 3 : F 5 000 000;
- in categorie 2 : F 10 000 000;
- in categorie 1 : F 17 000 000.
Ingeval de aanwending van de toelage strijdig zou zijn met het decreet of de toepassingsbesluiten, dan zou de Minister, overeenkomstig artikel 32 van het decreet, de terugbetaling van de ten onrechte ontvangen bedragen kunnen eisen.
Art.10. Elk jaar stelt de Regering het bedrag vast van de toelage die aan de verschillende categorieën van lokale culturele centra en aan elk regionaal cultureel centrum wordt toegekend.
Vanaf 1 januari 1996, voor zover de stijging van de begroting van de Franse Gemeenschap het mogelijk maakt, worden de krachtens artikel 9 van dit besluit toegekende toelagen verhoogd volgens het toenemingspercentage dat jaarlijks wordt bepaald voor de culturele instellingen die een overeenkomst hebben gesloten.
Art.11. De toelagen waarvan sprake in artikel 9 van dit besluit worden in twee schijven uitbetaald :
- een eerste schijf van 85 % van de toelage, in de loop van het eerste trimester van het burgerlijk jaar;
- het saldo, zodra he Centrum aan het Bestuur de in artikel 31 van het decreet bedoelde jaarlijkse bewijsstukken heeft bezorgd.
Art.12. Op advies van de Inspectie, doet het Bestuur, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, aan de Minister het voorstel uitzonderlijke toelagen toe te kennen in toepassing van artikel 28 van het decreet. Het uitzonderlijk karakter van de culturele manifestatie moet bewezen worden door het cultureel centrum dat de toelage aanvraagt. Deze toelagen moeten door de begunstigde verantwoord worden door de bewijsstukken bij het Bestuur over te leggen. Indien de aanwending niet aan het doel van de beslissing zou beantwoorden, dan zou de Minister overeenkomstig artikel 32 van het decreet, de terugbetaling kunnen eisen van de ten onrechte ontvangen bedragen.
Deze uitzonderlijke toelagen worden in twee schijven uitbetaald :
- de eerste schijf van 85 %, op het ogenblik van de beslissing;
- de tweede schijf van 15 %, op overlegging van de bewijsstukken.
Zij mogen niet meer dan eenmaal per semester aan eenzelfde centrum worden toegekend.
Art.13. Op advies van de Inspectie, stelt het Bestuur aan de Minister voor, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, uitrustings- of inrichtingstoelagen toe te kennen in toepassing van artikel 30, leden 1 en 2 van het decreet. Deze toelagen mogen niet meer dan 60 % van de uitgave dekken die door het Centrum wordt besteed aan de uitrusting en de inrichting waarvan sprake. Zij moeten verantwoord worden door de begunstigde aan de hand van bewijsstukken overgelegd bij het Bestuur. Indien de aanwending niet aan het doel van de beslissing zou beantwoorden, dan zou de Minister overeenkomstig artikel 32 van het decreet, de terugbetaling kunnen eisen van de ten onrechte ontvangen bedragen.
Deze uitzonderlijke toelagen worden in twee schijven uitbetaald :
- de eerste schijf van 85%, op het ogenblik van de beslissing;
- de tweede schijf van 15 %, op overlegging van de bewijsstukken.
Deze toelagen mogen niet meer dan eenmaal per jaar aan eenzelfde cultureel centrum worden toegekend.
Art.14. In toepassing van artikel 30, lid 3 van het decreet, kent de Minister aan het pas ekende cultureel centrum binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen een vaste toelage voor eerste vestiging toe ten belope van :
- F 300 000 voor de lokale culturele centra;
- F 500 000 voor de regionale culturele centra.
Deze toelagen zijn bestemd voor de bijdrage in de kosten voor vestiging, installatie en eerste inrichting van het centrum. Zij moeten door de begunstigde verantwoord worden door overlegging van de bewijsstukken bij het Bestuur. Indien de aanwending niet aan het doel van de beslissing zou beantwoorden, dan zou de Minister overeenkomstig artikel 32 van het decreet de terugbetaling kunnen eisen van de ten onrechte ontvangen bedragen.
Deze toelagen worden in twee schijven uitbetaald :
- de eerste schijf van 85 %, op het ogenblik van de beslissing;
- de tweede schijf van 15 %, op overlegging van de bewijsstukken.
Deze toelagen worden slechts eenmaal toegekend, op het ogenblik van de erkenning van de instelling als lokaal of regionaal cultureel centrum.
Art.15. In het verslag in twee exemplaren bedoeld bij artikel 31 van het decret, dat de culturele centra jaarlijks moeten overleggen om hun erkenning te handhaven, moeten onder meer de volgende inlichtingen voorkomen :
- de samenstelling van de organen (algemene vergadering, raad van bestuur, cultuurraad van de vereniging en haar personeel;
- elke inlichting betreffende statutenwijzigingen.
Een van beide exemplaren van het verslag moet aan de Inspecteur van het ambtsgebied worden bezorgd.
Art.16. § 1. De balans, de exploitatierekening en de begroting worden opgemaakt overeenkomstig het rekeningenstelsel dat het Bestuur bezorgt.
§ 2. Wanneer het Bestuur tot de vaststelling komt dat de balans van het Centrum overgedragen tekorten bevat, kan het Bestuur het Centrum verplichten de balans opnieuw in evenwicht te brengen dank zij een aanzuiveringsplant opgemaakt in het kader van de overeenkomst bedoeld bij artikel 26 van het decreet, ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister. Ingeval dit plan wordt afgewezen of indien deze overeenkomst niet wordt nageleefd, legt het Bestuur aan de Minister het voorstel tot schorsing van de toekenning van de regelmatige toelage, tot declassering of tot intrekking van de erkenning voor.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.17. Alle " culturele tehuizen " erkend in het kader van het koninklijk besluit van 5 augustus 1970 worden als lokale culturele centra erkend en worden voorlopig voor een proefperiode van ten hoogste twee jaar gerangschikt. Alle " culturele centra " erkend in het kader van het koninklijk besluit van 5 augustus 1970 en die beantwoorden aan de eis inzake pariteit tussen de financiële tegemoetkomingen van de plaatselijke overheidsbesturen en van de Franse Gemeenschap worden erkend als regionale culturele centra en worden voorlopig voor een proefperiode van ten hoogste twee jaar gerangschikt.
Tijdens die proefperiode moeten de erkende " cultuurcentra " hun aanvraag tot een overeenkomstig dit besluit toegekende rangschikking indienen.
Art. 18. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1994.
Brussel, 13 juli 1994.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister belast met de Cultuur,
E. TOMAS