13 JULI 1994. - Decreet betreffende het kinder- en jeugdtoneel <VERTALING>. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-05-2003 en tekstbijwerking tot 02-07-2009)
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Betoelaging van de toegelaten gezelschappen.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Betoelaging van de aan een overeenkomst onderworpen gezelschappen.
Art. 6-11
HOOFDSTUK IV. - De tussenkomsten voor de creatie.
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Betoelaging van toneelcentra.
Art. 13-16
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen geldig zowel voor de toegelaten gezelschappen die aan een overeenkomst zijn onderworpen als voor de toneelcentra.
Art. 17-18, 18bis
HOOFDSTUK VII. - De Raad voor kinder- en jeugdtoneel.
Art. 19-21
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 22-24
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet moet worden verstaan onder :
1° Raad : de Raad voor kinder- en jeugdtoneel, ingesteld door dit decreet;
2° kinder- en jeugdtoneel : het beroepstoneel bestemd voor de kinderen en de adolescenten van minder dan zestien jaar;
3° gezelschap : een groep personen die met eigen middelen of in co-productie instaan voor de creatie en de opvoering van voorstellingen van kinder- en jeugdtoneel.
HOOFDSTUK II. - Betoelaging van de toegelaten gezelschappen.
Art.2. Om als kinder- en jeugdtoneel toegelaten te worden, moet het gezelschap aan volgende voorwaarden voldoen :
1° zich vooral bezig houden met kinder- en jeugdtoneel;
2° gedurende ten minste drie jaar activiteiten in verband met het kinder- en jeugdtoneel hebben uitgeoefend waarvan de voorwaarden inzake beroepskwaliteit door de Raad als voldoende worden geacht;
3° gedurende de laatste vijf jaar ten minste twee voorstellingen voor kinder- en jeugdtoneel hebben gecreëerd waarvan één het werk of de adaptatie van het werk moet zijn van een of meer franstalige Belgische auteurs; de Regering kan van deze vereiste afwijken na gemotiveerd advies van de Raad;
4° rechtspersoonlijkheid bezitten en de statuten van het gezelschap alsook de samenstelling van zijn beheersorganen te kennen geven;
5° het bewijs leveren dat zijn administratief beheer degelijk wordt verzorgd, in evenwicht zijn op financieel vlak en al zijn inkomsten aan de uitbreiding van zijn toneelactiviteiten besteden;
6° voor de eerste twee jaren van de toelating een artistiek en financieel project indienen.
Art.3. De Regering brengt advies uit over de aanvraag tot toelating, na verzoek om het gemotiveerd advies van de Raad.
De toelating wordt toegestaan voor twee jaar. Zij is hernieuwbaar per periodes van vier jaar, voor zover de voorwaarden bepaald in toepassing van artikel 18 worden nageleefd. Indien de kennisgeving uiterlijk zes maanden voor de vervaldatum van een beslissing over de hernieuwing niet wordt gegeven, wordt de toelating van rechtswege met één jaar verlengd.
Art.4. De toegelaten gezelschappen mogen aanspraak maken op een toelage voor hun werkingskosten.
Deze toelage wordt jaarlijks toegekend.
Na gemotiveerd advies van de Raad, bepaalt de Regering het maximaal bedrag van de toelage die kan toegekend worden aan een toegelaten gezelschap.
Art.5. De Regering bepaalt het bedrag van de toelage toegekend aan het gezelschap, na gemotiveerd advies van de Raad op basis van het artistiek en financieel project bedoeld bij artikel 2, 6° van dit decreet.
HOOFDSTUK III. - Betoelaging van de aan een overeenkomst onderworpen gezelschappen.
Art.6. Om erkend te worden als kinder- en jeugdtoneel, onderworpen aan een overeenkomst, moet het gezelschap aan volgende voorwaarden voldoen :
1° gedurende ten minste vier jaar toelagen genoten hebben krachtens hoofdstuk II;
2° als toegelaten gezelschap vier vertoningen voor kinder- en jeugdtoneel gecreëerd hebben, waarvan twee het werk of de aanpassing van het werk van franstalige Belgische auteurs moeten zijn;
3° de rechtspersoonlijkheid bezitten en de statuten van het gezelschap alsook de samenstelling van zijn beheersorganen te kennen geven;
4° het bewijs leveren dat het gezelschap degelijk wordt beheerd op administratief vlak, in evenwicht zijn op financieel vlak en al zijn inkomsten aan de uitbreiding van zijn toneelactiviteiten besteden;
5° een artistiek en financieel project voor de duur van de erkenning indienen;
6° ten minste dertig percent van zijn uitgaven, in jaargemiddelde over de laatste vier jaar, aan de bezoldiging van de toneelwerkers hebben gewijd;
7° gedurende de laatste vier jaar, ten minste tweehonderd opvoeringen hebben verwezenlijkt, waaronder ten minste vijftig percent als gastvoorstelling en vijftig percent voor het schoollopend publiek.
Na gemotiveerd advies van de Raad, kan de Regering afwijken van de bij leden 1°, 2°, 6° en 7° voorziene vereisten.
Art.7. De Regering kent de erkenning toe of weigert die, na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen.
De erkenning wordt toegekend voor een periode van vier jaar. Zij heeft uitwerking vanaf de eerste januari die volgt op haar kennisgeving.
Zij kan hernieuwd worden per periodes van vier jaar, voor zover de voorwaarden bepaald in toepassing van artikel 18 worden nageleefd en de bij artikel 9 voorziene programma-overeenkomst wordt toegepast. Indien de kennisgeving uiterlijk zes maanden voor de vervaldatum van een beslissing over de hernieuwing niet wordt gegeven, wordt de toelating van rechtswege met één jaar verlengd.
Art.8. Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, bepaalt de Regering het minimal bedrag van de toelage die een gezelschap onderworpen aan een overeenkomst kan toegewezen worden.
Art.9. § 1. De Franse Gemeenschap sluit met het erkende gezelschap een programma-overeenkomst af die uitwerking heeft op dezelfde datum als de toelating.
De programma-overeenkomst bevat ten minste de volgende gegevens :
1° de hoofdlijnen van het toneelproject, de artistieke opdrachten, de opties inzake programmatie en het volume van de activiteiten dat het gezelschap stellig belooft te verwezenlijken;
2° de verplichtingen van het gezelschap inzake tewerkstelling, loonmassa en auteursrechten;
3° het bedrag van de jaarlijkse werkingstoelage en de wijzen waarop zij wordt uitbetaald;
4° de verplichtingen van het gezelschap inzake financieel evenwicht en de controle ervan door de Gemeenschap.
§ 2. Wat het in § 1, lid 2, 1° bedoelde activiteitsvolume betreft, bepaalt de Regering het minimum aantal creaties en opvoeringen die in het kader van de programma-overeenkomsten moeten verwezenlijkt worden.
Zij bepaalt eveneens het minimaal percent van de uitgaven die de aan de overeenkomst onderworpen gezelschappen moeten besteden aan de bezoldiging van de toneelwerkers.
Art.10. De Regering bepaalt het bedrag van de toelage toegekend aan het gezelschap, na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, op basis van het artistiek en financieel project bedoeld bij artikel 6, 5° en de programma-overeenkomst bedoeld bij artikel 9, § 1.
Art.11. <NOTA: niet vertaald, zie franse versie>.
HOOFDSTUK IV. - De tussenkomsten voor de creatie.
Art.12.Met het oog op de aanmoediging van de jonge toneelscheppers van de Franse Gemeenschap en de experimenten tot vernieuwing van het kinder- en jeugdtoneel, kan de Regering, binnen de perken van de begrotingskredieten en na gemotiveerd advies van de Raad, gerichte toelagen toekennen aan gezelschappen voor de creatie van een toneelstuk op voorlegging van een artistiek en financieel project.
[1 Dit artikel is niet van toepassing op de gezelschappen die krachtens dit decreet een overeenkomst hebben gesloten of op theaters en toneelgezelschappen die een programma-overeenkomst met de Franse Gemeenschap hebben ondertekend.]1
[1 Na het advies van de Raad te hebben ingewonnen, stelt de Regering de criteria voor de evaluatie van de projecten en het maximumbedrag van de toegekende subsidies vast. Als criteria worden de kwaliteit en de artistieke specificiteit van het project, zijn financiële haalbaarheid en zijn exploitatiemogelijkheden in aanmerking genomen.]1
----------
(1)<DFG 2009-04-30/99, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 12-07-2009>
HOOFDSTUK V. - Betoelaging van toneelcentra.
Art.13. De Regering kan, respectievelijk in het franstalig gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest een vereniging toelaten als centrum voor kinder- en jeugdtoneel.
Art.14. De centra voor kinder- en jeugdtoneel hebben als hoofdtaken :
1° nieuwe kijklustigen te vinden en deze voor toneel te sensibiliseren in samenwerking met de plaatselijke en gewestelijke initiatiefnemers;
2° een pedagogisch opleiding te geven aan de leerkrachten die in de aanvangsfase van de vorming of in voortgezette vorming zitten alsook aan de leerlingen;
3° de bevordering, op het verzoek van de plaatselijke inrichters of in samenwerking met hen, van om 't even welke operatie om toneelopvoeringen door de gesubsidieerde gezelschappen meer bekendheid te geven krachtens hoofdstukken II, III en IV van dit decreet, zonder exclusieve, alsook van buitenlandse opvoeringen.
Art.15. Een vereniging kan toegelaten worden als toneelcentrum voor kinder- en jeugdtoneel indien zij aan de volgende vereisten voldoet :
1° de rechtspersoonlijkheid bezitten en haar statuten alsook de samenstelling van haar beheersorganen te kennen geven;
2° in haar samenstelling onder meer de volgende personen opnemen :
a) ouders;
b) leerkrachten;
c) animators uit culturele organen;
d) scheppers van kinder- en jeugdtoneel;
3° indien de overheid erbij betrokken is, mag haar vertegenwoordiging niet in de meerderheid zijn;
4° een activiteitenproject indienen dat de bij artikel 14 bedoelde opdrachten bevat alsook een financieel project.
Art.16. § 1. Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, spreekt de Regering zich uit over de aanvraag tot toelating. Deze wordt voor de duur van vier jaar toegekend, die aanvangt op 1 januari na de kennisgeving ervan. Daartoe wordt een programma-overeenkomst opgesteld tussen het toneelcentrum en de Franse Gemeenschap in naleving van artikel 14.
De toelating is hernieuwbaar voor een periode van vier jaar.
§ 2. Het toegelaten centrum heeft recht op een toelage voor zijn werkingskosten.
De Regering bepaalt het bedrag van de toelage toegekend aan het centrum, na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen op basis van het activiteitenproject en het financieel project bedoeld bij artikel 15, 4° evenals de programma-overeenkomst voorzien bij § 1.
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen geldig zowel voor de toegelaten gezelschappen die aan een overeenkomst zijn onderworpen als voor de toneelcentra.
Art.17. De bij artikelen 5, 10 en 16, § 2 voorziene toelagen worden toegekend binnen de perken van de begrotingskredieten.
Zij worden toegekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de kennisgeving van de toelating of van de erkenning.
Art.18. De Regering kan de toelating of de erkenning opschorten of intrekken wanneer de gerechtigde de voorwaarden, die vereist zijn voor het bekomen en het behouden ervan of de bepalingen betreffende de sociale zekerheid niet meer naleeft.
De Regering bepaalt :
1° de modaliteiten volgens welke de aanvragen tot toelating en erkenning en tot tegemoetkoming voor de creatie worden ingediend en volgens welke er wordt beslist;
2° de modaliteiten inzake hernieuwing, opschorting en intrekking van de toelating en de erkenning;
3° de artistieke en administratieve verplichtingen waartoe de gezelschappen en de toneelcentra gehouden zijn tijdens de periode van toelating en erkenning en voor hun hernieuwing.
Art.18bis. [1 De Regering bepaalt, in voorkomend geval, voor de gegevens betreffende de tewerkstelling, zowel voor de erkenning als voor de subsidies, de gegevens uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan alsook van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten ter uitvoering ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2007-10-19/49, art. 16; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
HOOFDSTUK VII. - De Raad voor kinder- en jeugdtoneel.
Art.19. Er wordt een Raad voor kinder- en jeugdtoneel opgericht. (...) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
(lid 2 opgeheven) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
(lid 3 opgeheven) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
(lid 4 opgeheven) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
Art.20. (Opgeheven) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
Art.21. (opgeheven) <BFG 2006-06-23/48, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 27-09-2006>
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.22. In afwijking van de artikelen 2, 6 en 15 is het voor de gezelschappen en de toneelcentra, die een jaarlijkse werkingstoelage genieten op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet, mogelijk deze toelage voor twee jaar te verlengen op voorwaarde dat zij een aanvraag tot toelating of erkenning uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet indienen.
De aldus toegekende toelage stemt overeen met deze die wordt verleend tijdens het eerste jaar dat de inwerkingtreding van dit decreet voorafgaat.
De gezelschappen die gesubsidieerd zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet krijgen vrijstelling van de in artikel 6, 1° voorziene voorwaarde gedurende de twee jaar die volgen op deze datum.
Tot op de datum van de aanstelling van de Raad voor kinder- en jeugdtoneel opgericht bij dit decreet en uiterlijk op 15 juni 1995, oefent de Raad voor kinder- en jeugdtoneel de functies ervan uit; het mandaat van zijn leden wordt te dien einde verlengd tot deze datum.
Art.23. Het decreet van 25 juni 1973 betreffende de voorwaarden tot toelating van en de toekenning van toelagen aan kinder- en jeugdtoneel, gewijzigd bij het decreet van 17 april 1990, wordt opgeheven.
Art. 24. Dit decreet treedt in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 juli 1994.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Ambtenarenzaken, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Hulpverlening aan de Jeugd en Internationale Betrekkingen,
M. LEBRUN
De Minister van Begroting, Cultuur en Sport,
E. TOMAS
De Minister van Onderwijs en de Audiovisuele sector,
P. MAHOUX