Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 MEI 1996. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-08-1996 en tekstbijwerking tot 27-04-2012)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De toelagen.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De erkenning van de gezelschappen.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - De erkenning van de gezelschappen als toneelgezelschap onderworpen aan een overeenkomst.
Art. 7-10
HOOFDSTUK V. - De erkenning van de toneelcentra.
Art. 11-12
HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 13-15
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2006203484  2012029159 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° Decreet : het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel;
  2° Raad : de Raad voor het kinder- en jeugdtoneel ingesteld door het decreet;
  3° Minister : de Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap belast met Cultuur.

HOOFDSTUK II. - De toelagen.
Art.2. De toelage die mag toegekend worden aan een gezelschap onderworpen aan een overeenkomst bedraagt ten minste drie miljoen frank en ten hoogste drie miljoen frank voor een erkend gezelschap.
  Na gemotiveerd advies van de Raad, kan de Minister de maximale en minimale bedragen van de in lid 1 bedoelde toelagen verhogen.

Art.3. De toelagen toegekend aan de toneelgezelschappen en -centra worden gestort in twee schijven :
  (1° de eerste die 85 % van de toelage bedraagt, onmiddellijk na de vastlegging en uiterlijk tegen 30 april); <BFG 2006-09-08/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  2° het saldo na keuring van de balans, de rekeningen en het activiteitenverslag over het verlopen jaar, opgemaakt op 31 december, en van de programma's en de begroting van het lopend jaar.

HOOFDSTUK III. - De erkenning van de gezelschappen.
Art.4. De aanvraag tot erkenning wordt door het gezelschap aan de Raad gericht uiterlijk 31 maart van het jaar dat de uitwerking van de aangevraagde erkenning voorafgaat.
  Het dossier betreffende de aanvraag bevat de volgende bescheiden :
  1° de statuten van het gezelschap en de samenstelling van zijn beheersorganen;
  2° een gedetailleerd verslag waarin de activiteiten van het gezelschap sinds ten minste drie jaar worden beschreven en waaruit duidelijk blijkt dat de voorwaarden voorzien in artikel 2, 1°, 2° en 3° van het decreet nageleefd worden;
  3° de balans en rekeningen van de inkomsten en uitgaven van het verlopen jaar;
  4° de begroting en het activiteitenprogramma van het lopend jaar;
  5° het artistiek en financieel projekt van het gezelschap voor beide eerste jaren van de aangevraagde erkenning.
  De Raad geeft voor 30 september zijn gemotiveerd advies te kennen over de aanvraag tot erkenning. De Minister brengt zijn advies uit over de aanvraag en deelt zijn beslissing uiterlijk 31 december aan het gezelschap mede. De erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de bekendmaking van de beslissing.

Art.5. Het gezelschap dient zijn aanvraag tot hernieuwing van de erkenning uiterlijk 12 maanden voor de vervaldatum bij de Raad in.
  De aanvraag bestaat uit een activiteiten- en financieel verslag over de verlopen erkenningsperiode, de programma's en de begroting van het volgend jaar, een gedetailleerd artistiek en financieel projekt voor de verlengingsperiode.
  De Raad deelt uiterlijk 31 maart zijn gemotiveerd advies over de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning mede.

Art.6. Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen mag de Minister de erkenning van een gezelschap dat de voorwaarden ervan niet meer naleeft opschorten.
  Het gezelschap heeft drie maanden tijd, te rekenen vanaf de notificatie van het besluit tot opschorting om zijn rechtvaardigingen te laten gelden, zijn tekorten te verhelpen of voorstellen te formuleren om ze te verhelpen, en dit bij de Raad. Na het advies van deze Raad te hebben ingewonnen, mag de Minister de opschorting van de erkenning intrekken.
  Geeft het gezelschap binnen de in lid 2 bedoelde termijn geen antwoord of brengt de Raad een negatief advies uit over het behoud van de erkenning, dan mag de Minister beslissen de erkenning in te trekken. Deze erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de bekendmaking ervan. Het gezelschap mag slechts een aanvraag voor een nieuwe erkenning indienen vanaf het jaar dat volgt op dat waarin de beslissing tot intrekking uitwerking heeft gekregen.

HOOFDSTUK IV. - De erkenning van de gezelschappen als toneelgezelschap onderworpen aan een overeenkomst.
Art.7. De aanvraag tot erkenning als toneelgezelschap onderworpen aan een overeenkomst wordt door het gezelschap aan de Raad gezonden uiterlijk twaalf maanden vóór de uitwerking van de gevraagde erkenning.
  Het dossier betreffende de aanvraag bevat de volgende bescheiden :
  1° een artistiek en financieel verslag waarin de activiteiten van het gezelschap sinds ten minste vier jaar beschreven worden en waaruit duidelijk blijkt dat de voorwaarden voorzien in artikel 6, lid 1, 1°, 2°, 4°, 6° en 7° van het decreet werden nageleefd;
  2° de begroting en het activiteitenprogramma van het volgend jaar;
  3° het artistiek en financieel projekt van het gezelschap voor de vier jaren van de aangevraagde erkenning, met inbegrip, onder meer, van de voorstellen van het gezelschap betreffende de gegevens, bedoeld bij artikel 9, § 1, lid 2, 1° en 2° van het decreet.
  De Raad geeft vóór 30 september zijn gemotiveerd advies te kennen over de aanvraag tot erkenning. De Minister spreekt zich uit en geeft uiterlijk 31 december aan het gezelschap kennis van zijn beslissing. De erkenning heeft uitwerking op 1 januari volgend op de notificatie ervan.

Art.8. Het gezelschap dient bij de Raad zijn aanvraag tot hernieuwing van de erkenning in uiterlijk 15 maanden voor de vervaldatum ervan. De aanvraag bestaat uit een activiteiten- en financieel verslag over de verlopen periode van erkenning, het programma en de begroting van het volgend jaar, een artistiek en financieel projekt voor de verlengingsperiode.
  De Raad spreekt zich uiterlijk 31 maart uit over de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.
  Wanneer de erkenning niet wordt hernieuwd, mag de Minister, op het verzoek van het gezelschap en na het advies van de Raad te hebben ingewonnen, hem de erkenning toezeggen. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning geldt als aanvraag tot erkenning.

Art.9. In de programma-overeenkomst komen de volgende minimale verplichtingen voor : 1° tijdens de periode van erkenning, ten minste twee toneelstukken creëren, waarvan er een het werk of de adaptatie van het werk van een of verschillende Belgische franstalige auteurs moet zijn;
  2° gedurende diezelfde periode ten minste tweehonderd voorstellingen geven waarvan ten minste vijftig procent in gastvoorstelling en vijftig procent voor het schoolpubliek;
  3° gedurende die periode een gemiddelde van dertig procent van deze uitgaven jaarlijks besteden aan de bezoldiging van de werknemers van het toneelspel.
  Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, mag de Minister deze minimale verplichtingen uitbreiden.

Art.10. Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, mag de Minister de erkenning van een toneelgezelschap dat de voorwaarden ervan niet meer naleeft, opschorten.
  Het toneelgezelschap heeft drie maanden tijd te rekenen vanaf de notificatie van het besluit tot opschorting om zijn verantwoordingen te laten gelden, zijn tekorten te verhelpen of voorstellen te formuleren om die te verhelpen, en dit bij de Raad. Na het gemotiveerd advies van de Raad te hebben ingewonnen, mag de Minister de opschorting van de erkenning opheffen.
  Geeft het gezelschap binnen de in lid 2 bedoelde termijn geen antwoord of brengt de Raad, na het toneelgezelschap te hebben gehoord, een negatief advies uit over het behoud van de erkenning, dan mag de Minister beslissen de erkenning in te trekken, wat de opzegging van de programma-overeenkomst tot gevolg heeft. Deze erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de bekendmaking ervan.

HOOFDSTUK V. - De erkenning van de toneelcentra.
Art.11. De vereniging dient uiterlijk twaalf maanden voor de uitwerking van de aangevraagde erkenning haar aanvraag tot erkenning bij de Raad in.
  Naast wat voorzien is bij artikel 15, 1°, 2°, 3° en 4° van het decreet, bevat het dossier van de aanvraag een activiteiten- en financieel verslag over de vereniging ter verantwoording van de verwezenlijking van de opdrachten vermeld bij artikel 14 van het decreet.
  De Raad geeft voor 30 september zijn gemotiveerd advies te kennen over de aanvraag tot erkenning. De Minister spreekt zich uit over de aanvraag en geeft uiterlijk 31 december de vereniging kennis van zijn beslissing. De erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de notificatie van de beslissing.
  Het centrum dient zijn aanvraag tot hernieuwing van de erkenning uiterlijk 18 maanden voor de vervaldatum ervan in.
  De Raad brengt uiterlijk 31 maart zijn gemotiveerd advies over de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning uit.

Art.12. De modaliteiten inzake de opschorting of de intrekking van de erkenning zijn deze die bij artikel 10 zijn voorzien.

HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.13.[1 De erkende of geconventioneerde toneelgezelschappen en de erkende centra delen zo vlug mogelijk alle wijzigingen aan hun statuten of aan de samenstelling van hun beheersorganen aan de Dienst voor het Theater van het Bestuur mede. Het bestuur wordt ervan bericht per eenvoudige brief gestuurd binnen de maand van de wijziging.]1
  ----------
  (1)<BFG 2012-03-01/19, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.14.[1 § 1. De erkende of geconventioneerde toneelgezelschappen en de centra die erkend zijn overeenkomstig het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel organiseren hun dubbele boekhouding door de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel op te nemen dat als bijlage 1 bij dit besluit gevoegd wordt.
   § 2. Het dienstjaar stemt overeen met het burgerlijk jaar; het begint op 1 januari en eindigt op 31 december van elk jaar.
   § 3. De erkende of toegelaten toneelgezelschappen en -centra voor Kind en Jeugd zenden, ten laatste tegen 30 juni die volgt op de sluiting van elk dienstjaar, aan het Bestuur de volgende documenten over:
   1° een jaarverslag met erin de bewijsstukken voor de aanwending van de subsidies toegekend voor dit afgelopen dienstjaar, d.w.z. minimum :
   a. het activiteitenverslag van het afgelopen dienstjaar, voorgesteld volgens het model bepaald door de Minister, na advies van de Raad;
   b. de tabellen met de jaarrekeningen van de vereniging voorgesteld met inachtneming van de modellen als bijlage 2 (balans) en bijlage 3 (lasten en opbrengsten, in de vorm van een resultatenrekening) bij dit besluit;
   c. de commentaar van deze jaarrekeningen, alsook het verslag van de bedrijfsrevisor, van een accountant, van de commissarissen voor de rekeningen - elk verslag zoals het bestaat - en de samenvattende tabel van de vastleggingen van de vereniging. Deze tabellen, verslagen en commentaren worden op vrij papier opgesteld en voorgelegd;
   d. de informatie-elementen als bijlage bij de jaarrekeningen voorgesteld in de vorm bepaald door de Minister, na advies van de Raad;
   2° een " jaarlijks programma " met :
   a. het programma voor het lopende dienstjaar, voorgelegd in de vorm erkend door de Minister, na advies van de Raad;
   b. de begroting van het lopende dienstjaar voorgelegd volgens het model als bijlage 3 (lasten en opbrengsten, in de vorm van een resultatenrekening) bij dit besluit;
   3° een afschrift van de notulen van de Algemene Vergadering waarbij het jaarverslag en het programma voor het lopende jaar worden goedgekeurd.
   § 4. Dit jaarverslag wordt per eenvoudige brief toegestuurd.]1
  ----------
  (1)<BFG 2012-03-01/19, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.15. Wanneer in de balans een tekort in het over te dragen resultaat wordt vastgesteld, is het gezelschap of het centrum verplicht een financieel saneringsplan samen met de rekeningen en de begroting voor te leggen waarbij het zich verbindt zijn gecumuleerd tekort in ten hoogste vijf jaar weg te nemen. De niet-naleving van het plan kan na gemotiveerd advies van de Raad de intrekking van de erkenning of van de erkenning op 1 januari volgend op de notificatie tot gevolg hebben.

HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.16. De toneelgezelschappen en - centra die een jaarlijkse werkingstoelage genieten op het ogenblik van de inwerkingtreding van het decreet en die een aanvraag tot erkenning indienen, moeten binnen de zes maanden die erop volgen, bij de Raad hun balans, rekeningen, activiteitenverslag over het verlopen jaar, die op 31 december opgemaakt werden, indienen, alsook de ontwerpen van programma's en van begroting van het lopend jaar.
  De gezelschappen die een jaarlijkse werkingstoelage genieten voor het seizoen dat de inwerkingtreding van het decreet voorafgaat en die een aanvraag tot erkenning indienen, moeten binnen de zes maanden die volgen op de uitwerking van hun erkenning, bij de Raad hun balans, rekeningen en activiteitenverslag over het voorbije jaar die opgemaakt werden op 31 december neerleggen, alsook een programma en de begroting van het lopend jaar.
  De artikelen 4, 7, 11 zijn niet van toepassing voor de gezelschappen en de centra bedoeld bij dit artikel gedurende de twee jaren die volgen op de inwerkingtreding van het decreet.

Art. 17. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Brussel, 22 mei 1996.
  Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
  De Minister van Cultuur en Permanente Vorming,
  Ch. PICQUE