Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Stelsel van de voorafgaande machtiging.
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. - Het toezicht.
Art. 10-15
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 16-20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1962102401  1971102530  1993015050 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Stelsel van de voorafgaande machtiging.
Artikel 1. § 1. Op advies van de Interministeriële Economische Commissie kunnen de Ministers tot wier bevoegdheid de Economische Zaken en de Buitenlandse Handel behoren, alsmede de Minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort, indien de maatregel betrekking heeft op produkten die binnen zijn bevoegdheid vallen, tezamen, de invoer van de door hen aangewezen goederen en technologie, van oorsprong of herkomst uit door hen vastgestelde landen, en de uitvoer van de door hen aangewezen goederen en technologie, bestemd voor door hen vastgestelde landen, aan een voorafgaande machtiging onderwerpen.
  § 2. Op advies van de Interministeriële Economische Commissie kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, de doorvoer van de door hem aangewezen goederen en technologie, van herkomst uit of met bestemming naar door hem vastgestelde landen, aan een voorafgaande machtiging onderwerpen.
  § 3. Wanneer het van kracht worden van reglementeringen bij de in-, uit- of doorvoer, die vastgesteld zijn door een handeling van de bevoegde instellingen van de Europese Gemeenschappen, de in-, uit- of doorvoer van goederen en technologie, van oorsprong of van herkomst uit of met bestemming naar welbepaalde landen, aan een voorafgaande machtiging onderwerpt, doet de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, een bericht in het Belgisch Staatsblad publiceren. Dit bericht zal eventueel de uitvoeringsmodaliteiten van deze maatregelen bepalen.
  § 4. Wanneer de afgifte van een voorafgaande machtiging afhangt van de Europese Commissie, zijn de bepalingen van dit besluit slechts van toepassing in zover zij met de Europese Gemeenschapsregeling niet in strijd zijn.
  § 5. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten EG die voorgeschreven zijn door de reglementering van de Europese Economische Gemeenschappen in verband met de landbouw.

Art.2. § 1. De aanvragen om voorafgaande machtiging worden ingediend bij de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen of bij de Europese Commissie wanneer een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of van de Europese Commissie het uitdrukkelijk voorziet.
  § 2. De aanvragen moeten inzonderheid alle gegevens bevatten ter identificatie van de door de transactie gebonden partijen, de precieze omschrijving van de beoogde goederen of technologie, hun oorsprong, de hoeveelheid en de waarde die het voorwerp zijn van de aanvraag; alle bijkomende gegevens waar de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen om verzoekt moeten eveneens door de aanvrager worden geleverd.
  § 3. De aanvragen om voorafgaande machtiging die betrekking hebben op in-, uit- of doorvoerverrichtingen, moeten, indien de toekenning van de machtiging het vereist, vergezeld zijn van een verbintenis waarbij de aanvrager zich verbindt aan de beoogde goederen of technologie een bestemming voor te behouden overeenkomstig zijn aanvraag om machtiging.
  § 4. De aanvragen om voorafgaande machtiging worden ondertekend door een daartoe bevoegde persoon, die de juistheid van de in de aanvraag gegeven inlichtingen en van de inhoud van alle daarbij gevoegde stukken bevestigt.

Art.3. § 1. De voorafgaande machtigingen vermelden de naam van de natuurlijke personen of rechtspersonen voor wie zij bestemd zijn. Het is verboden ze af te staan of de afstand ervan te aanvaarden, tenzij de Europese-Gemeenschapsregeling daarin uitdrukkelijk voorziet.
  De houder van een voorafgaande machtiging mag de koper of de verkoper van het produkt waarvoor ze is afgegeven, machtigen ze bij de douane te gebruiken; de titularis vermeldt dit op het dokument; de titularis zal de verplichtingen, die voortvloeien uit de afgifte van de betrokken voorafgaande machtiging, op zich blijven nemen. Deze volmacht heeft geen overdracht van de voorafgaande machtiging tot gevolg.
  § 2. Wanneer de afgegeven voorafgaande machtigingen geldig zijn in alle landen van de Europese Gemeenschap, kan de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen, op verzoek van de titularis, uittreksels van voorafgaande machtigingen afleveren.
  De uittreksels mogen slechts worden opgesteld binnen de grenzen van de bedragen van de hoeveelheid en waarde van de voorafgaande machtiging waarop zij steunen, alsook binnen de geldigheidsduur van deze machtiging. De bepalingen van de artikelen 4 tot en met 9 zijn er eveneens op van toepassing.

Art.4. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 7 van de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en daaraan verbonden technologie, zijn de voorafgaande machtigingen slechts geldig voor de verrichtingen, waarvoor zij zijn afgegeven en gedurende de aangeduide geldigheidsperiode; hun gebruik kan beperkt worden tot bepaalde douanekantoren.
  Wanneer echter, vóór het verstrijken van haar geldigheidsperiode, een voorafgaande machtiging door haar titularis aan de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen wordt teruggegeven zonder volledig te zijn gebruikt, vervalt haar geldigheid de dag van ontvangst bij de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen. Deze bepaling is niet van toepassing op de voorafgaande machtigingen die door de Europese Commissie worden afgeleverd.
  § 2. De voorafgaande machtigingen mogen slechts worden gebruikt onder de algemene voorwaarden opgenomen in onderhavig besluit en onder de bijzondere voorwaarden die hun zouden opgelegd worden krachtens de bepalingen van artikel 6 van de wet van 11 september 1962.

Art.5. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 231 van de algemene wet inzake douane en accijnzen, zijn nietig :
  1° de voorafgaande machtigingen verkregen op aanvragen die onjuiste of opzettelijk onvolledige verklaringen bevatten;
  2° de voorafgaande machtigingen, gebruikt of zelfs gedeeltelijk gebruikt voor andere verrichtingen dan deze waarvoor zij zijn afgegeven, of waarvan de gebruiksvoorwaarden niet worden nageleefd;
  3° de voorafgaande machtigingen waarvan de op het tijdstip der afgifte gestelde voorwaarden niet worden nageleefd;
  4° de voorafgaande machtigingen waarvan de afgifte afhankelijk werd gesteld van verbintenissen van de titularis met betrekking tot de uiteindelijke bestemming van de goederen en technologie die er het voorwerp van zijn, wanneer deze verbintenissen niet worden nageleefd.
  § 2. De titularis van een nietige voorafgaande machtiging is gehouden, op eerste vordering van de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen, deze onverwijld aan deze Dienst terug te geven.
  De beambten van de Administratie der Douane en Accijnzen, deze van de Economische Algemene Inspectie, alsmede de overeenkomstig artikel 10 van de wet van 11 september 1962 aangestelde beambten, zijn bevoegd om zich de nietige voorafgaande machtigingen te doen afgeven en ze in te houden.

Art.6. De Administratie der Douane en Accijnzen houdt de volledig aangezuiverde of de vervallen voorafgaande machtigingen alsmede de uittreksels in en stuurt ze onverwijld terug naar de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen.

Art.7. § 1. De titularissen van voorafgaande machtigingen zijn ertoe gehouden de voorafgaande machtigingen die bij het verstrijken van hun geldigheidsduur in hun bezit zijn, onmiddellijk naar de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen terug te zenden.
  § 2. De voorafgaande machtigingen die door de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen worden afgeleverd, worden, door toedoen van de aanvragers, voorzien van de zegel die door de Belgisch-Luxemburgse Administratieve Commissie wordt uitgegeven.

Art.8. Wanneer een voorafgaande machtiging is toegestaan, moeten de bepalingen van onderhavig besluit en van de ter uitvoering hiervan genomen besluiten, benevens door de titularis, worden nageleefd door de rechtverkrijgende van de voorafgaande machtiging of haar gebruiker zoals omschreven in artikel 3, alsmede door elke door deze of door de titularis gemandateerde persoon om de voorafgaande machtiging in douane voor te leggen of om de verrichting te verwezenlijken waarvoor deze voorafgaande machtiging werd afgeleverd.

Art.9. § 1. Overtredingen en pogingen tot overtreding van de bepalingen van dit besluit en van de ter uitvoering hiervan genomen besluiten, worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van de wet van 11 september 1962 en onverminderd het bepaalde in artikel 10bis van dezelfde wet.
  § 2. De Diensten van de Administratie der Douane en Accijnzen en deze van de Economische Algemene Inspectie, evenals elke krachtens artikel 10, derde lid, van de wet van 11 september 1962 aangestelde ambtenaar, brengen de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen onverwijld op de hoogte van de vaststellingen die zij gedaan hebben en van de inlichtingen waarvan zij kennis hebben in verband met overtredingen en pogingen tot overtreding bedoeld bij § 1.
  Elke openbare administratie die over nuttige gegevens beschikt in verband met de in § 1 beoogde overtredingen of pogingen tot overtreding, is gehouden de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen er op zijn verzoek van in te lichten.
  § 3. Ingeval de toepassing van artikel 10bis van de wet van 11 september 1962 wordt overwogen, zal de Minister van Economische Zaken, door middel van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, de betrokken persoon vooraf in kennis stellen van de feiten die werden vastgesteld en die hem worden ten laste gelegd en verwittigt hem ervan de maatregel voorzien door deze wetsbepaling wordt overwogen.
  De betrokkene beschikt over een termijn van tien dagen, de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen niet inbegrepen, te rekenen vanaf de ontvangst van het in voorgaande alinea beoogd aangetekend schrijven, om bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de Minister van Economische Zaken, zijn verdedigingsmiddelen mede te delen. Binnen dezelfde termijn kan hij bovendien vragen om gehoord te worden, eventueel bijgestaan door een raadsman van zijn keuze.
  Binnen de dertig dagen, de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen niet inbegrepen, na het verstrijken van de in voorgaande alinea vermelde termijn, neemt de Minister van Economische Zaken, als het nodig is, de door artikel 10bis van de wet voorziene maatregel en stelt, overeenkomstig deze wettelijke bepaling, de periode vast gedurende dewelke deze maatregel zal worden toegepast.
  De Minister van Economische Zaken zal onmiddellijk bij een ter post aangetekend schrijven de betrokkene kennis geven van de genomen beslissing. Deze beslissing heeft uitwerking te rekenen vanaf de datum van de aan betrokkene gedane kennisgeving, krachtens § 3.1. van onderhavig artikel.

HOOFDSTUK II. - Het toezicht.
Art.10. § 1. Op advies van de Interministeriële Economische Commissie kunnen de Ministers tot wier bevoegdheid de Economische Zaken en de Buitenlandse Handel behoren, alsmede de Minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort, indien de maatregel betrekking heeft op produkten die binnen zijn bevoegdheid vallen, tezamen, de invoer van de door hen aangewezen goederen en technologie, van oorsprong of herkomst uit door hen vastgestelde landen, en de uitvoer van de door hen aangewezen goederen en technologie, bestemd voor door hen vastgestelde landen, aan een intentieverklaring onderwerpen.
  § 2. Op advies van de Interministeriële Economische Commissie kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, de doorvoer van de door hem aangewezen goederen en technologie, van herkomst uit of met bestemming naar door hem vastgestelde landen, aan een intentieverklaring onderwerpen.
  § 3. Wanneer het van kracht worden van toezichtsmaatregelen bij de in-, uit- of doorvoer, die vastgesteld zijn door een handeling van de bevoegde instellingen van de Europese Gemeenschappen, de in-, uit- of doorvoer van goederen en technologie, van oorsprong of van herkomst uit of met bestemming naar welbepaalde landen, aan een voorafgaand dokument onderwerpt, doet de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, een bericht in het Belgisch Staatsblad publiceren. Dit bericht zal eventueel de uitvoeringsmodaliteiten van deze maatregelen bepalen.

Art.11. § 1. De intentieverklaringen, evenals de aanvragen om dokumenten voor toezicht, worden naar de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen gezonden.
  § 2. De intentieverklaringen en de aanvragen om dokumenten voor toezicht moeten volledig zijn en de gegevens van de voorgenomen verrichting vermelden, inzonderheid de omschrijving van de betrokken goederen of technologie, hun oorsprong, herkomst of bestemming, de hoeveelheid en de waarde; alle bijkomende elementen waarom de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen verzoekt, moeten eveneens door de aanvrager worden verstrekt.
  De intentieverklaringen en de aanvragen om dokumenten voor toezicht moeten ondertekend zijn door een daartoe bevoegd persoon, die de juistheid van de gegeven inlichtingen bevestigt.
  § 3. De intentieverklaring geeft automatisch aanleiding tot de afgifte van een dokument tot staving ervan, " attest " genoemd; het voorafgaand dokument bedoeld bij artikel 10, § 3, wordt op verzoek automatisch afgeleverd.
  § 4. De afgelevede attesten en dokumenten voor toezicht geven geen recht om in- of uit te voeren of om over te gaan tot een doorvoer, wanneer beperkende maatregelen van kracht zijn geworden voor de betrokken goederen en technologie.

Art.12. De bepalingen van de artikelen 5, § 1, 1° en 2°, 6, 7, 8 en 9, § 1 en § 2 van onderhavig besluit zijn van toepassing op de attesten en op de dokumenten voor toezicht.

Art.13. § 1. Elke invoerder van goederen of technologie die bij de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen om een certificaat van uiteindelijke bestemming verzoekt met het oog op het bekomen van de levering van deze goederen of technologie door een derde land, moet bij zijn aanvraag, buiten de gegevens van de voorgenomen verrichting, een verbintenis van niet-wederuitvoer en van uiteindelijk gebruik voegen.
  Na de invoer moet hij op verzoek van de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen of van elke andere bevoegde overheid, onverwijld de gegevens mededelen die toelaten de naleving van deze verbintenis na te gaan.
  § 2. De bepalingen van de artikelen 5, § 1° en 2°, 6, 7, 8 en 9, § 1 en § 2 van onderhavig besluit zijn van toepassing op de in § 1 bedoelde certificaten van uiteindelijke bestemming.

Art.14. Voor de goederen of technologie die onderworpen zijn aan voorafgaande machtiging bij de in-, uit- of doorvoer, kan de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen, op verzoek van de titularis van de voorafgaande machtiging, hem een verzendingscertificaat afleveren, dat bestemd is om de goederen of technologie bij het vervoer ervan te vergezellen.
  Dit certificaat moet door de titularis van de voorafgaande machtiging naar de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen worden teruggestuurd zodra de goederen en technologie die er het voorwerp van zijn, de erop vermelde bestemming hebben bereikt.

Art.15. De Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren kan alle nuttige maatregelen nemen met het oog op het inwinnen bij de betrokken personen en ondernemingen van inlichtingen betreffende in- of uitvoerverrichtingen, evenals betreffende de doorvoerverrichtingen.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.16. <Opheffingsbepaling van het KB 1962-10-24/01>

Art.17. <Wijzigingsbepaling van art. 8 van het KB 1993-03-08/34>

Art.18. <Wijzigingsbepaling van art. 3, § 4 van het KB 1971-10-25/33>

Art.19. De tiende dag na bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking :
  1° de wet van 3 augustus 1992 tot wijziging van de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie;
  2° dit besluit.

Art. 20. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Economische Zaken, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Buitenlandse Handel en Europese Zaken en Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.