6 JULI 1994. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de vormen van operationele inzet [, hulpverlening en militaire bijstand,] en van de voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending van de krijgsmacht <Opschrift gewijzigd door KB2014-07-25/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-10-2000 en tekstbijwerking tot 01-03-2016)
HOOFDSTUK I. - De vormen van operationele inzet [1 hulpverlening en militaire bijstand]1.
Art. 1-6, 6/1, 6/2, 6/3, 6/4, 6/5, 6/6
HOOFDSTUK II. - De voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending van de krijgsmacht.
Art. 7-8
HOOFDSTUK I. - De vormen van operationele inzet [1 hulpverlening en militaire bijstand]1.
----------
(1)
Artikel 1.De vormen van operationele inzet waaraan de militair in werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende :
1° ordehandhavingsinzet;
2° waarnemingsinzet;
3° beschermingsinzet;
4° passieve gewapende inzet;
5° actieve gewapende inzet;
[1 6° de deelname aan een operatie buiten de inzetzone;
7° de transit van of naar één van de voornoemde vormen van operationele inzet.]1
[1 De tot opeising bevoegde overheden beslissen over de ordehandhavingsinzet.]1
[1 De regering of de minister van [2 Defensie]2 beslist over de vormen van operationele inzet bedoeld in het eerste lid, 2° tot 5°.]1.
[1 De chef defensie of de onderstafchef operaties en training beslist over de vormen van operationele inzet bedoeld in het eerste lid, 6° en 7°, behalve indien de deelname aan een operatie bedoeld in het eerste lid, 6°, plaatsvindt in het kader van een mandaat van een instelling van internationaal publiek recht, in welk geval de regering of de minister van [2 Defensie]2 beslist]1
----------
(1)<KB 2014-07-25/08, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 52, 005; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.2. Ordehandhavingsinzet bestaat uit operaties waarbij militairen op het nationale grondgebied worden ingezet om de openbare orde te handhaven of te herstellen.
Art.3. Waarnemingsinzet bestaat uit operaties waarbij militairen buiten het nationale grondgebied worden ingezet om, met instemming van de betrokken partijen, controle uit te oefenen op de naleving van akkoorden, afspraken of bestanden.
Art.4. Beschermingsinzet bestaat uit operaties waarbij militairen buiten het nationale grondgebied worden ingezet om personen te beschermen teneinde hun veiligheid en hun vrijheid van beweging te verzekeren.
Art.5. Passieve gewapende inzet bestaat uit operaties waarbij militairen buiten het nationale grondgebied worden ingezet om de orde of de vrede te handhaven, het naleven van akkoorden of afspraken te waarborgen en het uitbreken van conflicten te vermijden.
Art.6. Actieve gewapende inzet bestaat uit operaties waarbij militairen buiten het nationale grondgebied worden ingezet om, desnoods onder dwang en met wapengebruik, geweld onder controle te brengen of een wapenbestand af te dwingen.
Art. 6/1. [1 De vormen van hulpverlening waaraan de militair in werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende :
1° de nationale hulpverlening;
2° de internationale hulpverlening;
3° de deelname aan hulpverlening buiten de inzetzone;
4° de transit van of naar één van de voornoemde vormen van hulpverlening.
De chef defensie of de onderstafchef operaties en training beslist over de vormen bedoeld in het eerste lid, 3° en 4°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 6/2.[1 Nationale hulpverlening bestaat uit opdrachten in nationaal verband en op het nationaal grondgebied, ingevolge een beslissing van de minister van [2 Defensie]2 of van de tot opeising bevoegde overheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 52, 005; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art. 6/3. [1 Internationale hulpverlening bestaat uit opdrachten in internationaal verband en buiten het nationaal grondgebied, ingevolge een beslissing van de regering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 6/4. [1 De vormen van militaire bijstand waaraan de militair in werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende :
1° de actieve militaire bijstand;
2° de deelname aan militaire bijstand buiten de inzetzone;
3° de transit van of naar één van de voornoemde vormen van militaire bijstand.
De chef defensie of de onderstafchef operaties en training beslist over de vormen bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 6/5.[1 Actieve militaire bijstand bestaat uit opdrachten in het kader van een door de minister van [2 Defensie]2 goedgekeurd programma van burgerlijk-militaire samenwerking in een bilateraal of multilateraal kader in steun van het Belgische of internationale veiligheidsbeleid, of vorming, coaching of ondersteuning van militairen van vreemde krijgsmachten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 54, 005; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art. 6/6. [1 Onder "de deelname aan een opdracht buiten de inzetzone", bedoeld in artikel 1, eerste lid, 6°, artikel 6/1, eerste lid, 3°, en artikel 6/4, eerste lid, 2°, wordt verstaan : de uitvoering van opdrachten, in rechtstreeks verband met de ondersteunde operatie, waarbij militairen worden ingezet buiten de inzetzone bepaald door de chef defensie of de onderstafchef operaties en training, om het welslagen van deze operatie te verzekeren.
Onder "de transit van of naar", bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, artikel 6/1, eerste lid, 4°, en artikel 6/4, eerste lid, 3°, wordt verstaan : het zich verplaatsen van of naar de inzetzone bepaald door de chef defensie of de onderstafchef operaties en training. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-07-25/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK II. - De voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending van de krijgsmacht.
Art.7.De voorbereidingsactiviteiten voor [1 de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de krijgsmacht]1, zijn :
1° de uitbouw van de organisatorische structuren van de krijgsmacht;
2° de inplaatsstelling en het onderhoud van de infrastructuur van de krijgsmacht;
3° het beheer van de toebedeelde en reeds verworven middelen van de krijgsmacht;
4° de vastlegging van de operationele, logistieke en specifieke administratieve procedures binnen de krijgsmacht;
5° de uitvaardiging en de toepassing van de regels betreffende de inplaatsstelling van het militair personeel op kwantitatief en kwalitatief vlak;
6° de uitvaardiging en de toepassing van de regels betreffende de operationele aspecten van :
a) de opleiding en training;
b) de procedure inzake de krijgstucht;
c) de oefeningen en maneuvers.
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art. 8.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.