19 MEI 1994. - WET van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van [het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement] van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid <W2006-03-27/35, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-2000 en tekstbijwerking tot 11-12-2018)
Hoofdstuk I. Definities. <Ingevoegd bij W 2004-04-25/46, art. 3; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art. 1
Hoofdstuk II. Regeling van de verkiezingscampagne en beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van [1 het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap. <Ingevoegd bij W 2004-04-25/46, art. 4; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art. 2-4, 4bis, 5-7, 7bis, 8-11, 11/1, 11bis
Hoofdstuk III. Vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid. <Ingevoegd bij W 2004-04-25/46, art. 18; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art. 12
Hoofdstuk IV. [1 - Beroep]1
Art. 12bis, 13-14, 14bis, 15
1995000383 1995000384 1998000755 1998000781 1999000165 1999000166 1999000167 2000003487 2004000210 2004000287 2004000288 2004000289 2004000321 2009000265 2014000198 2016000374 2019010873 2019010874 2019010875 2019040406 2021033901 2021033902 2023047213 2024001269
Hoofdstuk I. Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder :
(1° wet van 4 juli 1989 : de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven [2 voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers]2 , de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen;) <W 2004-04-25/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(2°) politieke partij : de vereniging van natuurlijke personen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, die aan de door de Grondwet en de wet bepaalde verkiezingen deelneemt, die overeenkomstig de wet betreffende de verkiezingen van [1 het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement]1 (van de Duitstalige Gemeenschap) kandidaten voorstelt en die, binnen de grenzen van de Grondwet, de wet, het decreet en de ordonnantie, de totstandkoming van de volkswil beoogt te beïnvloeden op de wijze bepaald in haar statuten of haar programma; <W 1995-04-10/36, art. 2, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <W 2004-04-25/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(3° componenten van een politieke partij : de componenten van een politieke partij als bedoeld in artikel 1, 1°, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989;
4° politieke mandatarissen : de politieke mandatarissen als bedoeld in artikel 1, 3°bis, van de wet van 4 juli 1989;) <W 2004-04-25/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(5° Controlecommissie : de Controlecommissie als bedoeld in artikel 1, 4°, eerste lid, van de wet van 4 juli 1989.) <W 2004-04-25/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
[2 6° een onderneming : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nestreeft, alsmede zijn verenigingen.]2
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Hoofdstuk II. Regeling van de verkiezingscampagne en beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van [1 het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap.
Art.2.§ 1. Het totaal van de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van de politieke partijen voor de verkiezingen van [1 het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement enerzijds en het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap) anderzijds mag samen niet meer dan ((1 000 000) EUR) per politieke partij bedragen. <W 1995-04-10/36, art. 3, 1°, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <W 1998-06-25/49, art. 2, A), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Onverminderd voorgaande bepaling mag het totaal van de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van politieke partijen :
1° voor de verkiezingen voor [1 het Vlaams Parlement en het Waals Parlement]1 niet meer dan (800.000 EUR) bedragen; <2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
2° voor de verkiezing voor [1 het Brussels Hoofdstedelijk Parlement]1 niet meer dan ((175 000 EUR)) bedragen; <W 1998-06-25/49, art. 2, C), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(3° voor de verkiezingen voor [1 het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap niet meer dan (25 000 EUR) bedragen.) <ingevoegd bij W 1995-04-10/36, art. 3, 2°, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen, mogen politieke partijen wanneer verschillende verkiezingen op een zelfde dag plaatsvinden niet meer dan ((1 000 000) EUR) besteden voor alle verkiezingsuitgaven en financiële verbintenissen samen. <W 1998-06-25/49, art. 2, A), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Vijfentwintig procent van deze bedragen kunnen evenwel de kandidaten zelf worden aangerekend. In dat geval kan elke kandidaat slechts een bedrag ten belope van ten hoogste tien procent van het in dit lid bepaalde percentage worden aangerekend.
De politieke partijen kunnen met één of meer kandidaten hun campagne voeren. [2 In dat geval moeten de partijen kunnen aantonen dat de uitgaven die ze voor die kandidaat of kandidaten hebben verricht, op een coherente manier passen in de campagne van de partij.]2
§ 2. Het totaal van de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van individuele kandidaten mag voor de verkiezingen van [1 het Vlaams Parlement en het Waals Parlement]1 niet meer bedragen dan :
1° voor elk van de eerstgeplaatste kandidaten naar gelang van het aantal mandaten behaald door hun lijst [2 of lijsten]2 bij de laatste verkiezingen en voor één bijkomende, door de politieke partij [2 aan te wijzen kandidaat op de voorgedragen kandidatenlijst]2 : ((8 700 EUR) vermeerderd met (0,035 euro) per tijdens de vorige verkiezing ingeschreven kiezer in de kieskring waar de kandidaat kandideert; <W 1998-06-25/49, art. 2, D), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
2° [2 Voor één kandidaat op de lijst van een politieke partij die bij de laatste verkiezingen in de betrokken kieskring geen enkel mandaat heeft behaald of er geen kandidatenlijst heeft voorgedragen : het sub 1° bepaalde bedrag.]2 Deze kandidaat dient niet noodzakelijk de eerstgeplaatste van zijn lijst te zijn;
3° (voor elke andere [2 kandidaat-titularis]2 en de kandidaat eerste-opvolger, voor zover deze de bepalingen van 1° niet geniet : 5.000 euro;) <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
4° (voor elke andere kandidaat-opvolger, voor zover deze de bepalingen van 1° niet geniet : 2.500 euro.) <Hersteld bij W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
§ 3. Het totaal van de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van individuele kandidaten mag voor de verkiezing van [1 het Brussels Hoofdstedelijk Parlement]1 niet meer bedragen dan :
1° voor elk van de eerstgeplaatste kandidaten naar gelang van het aantal mandaten behaald door hun lijst [2 of lijsten]2 bij de laatste verkiezingen en voor één bijkomende, door de politieke partij [2 aan te wijzen kandidaat op de voorgedragen kandidatenlijst]2 : ((8 700 EUR), vermeerderd met (0,0175 euro)) per tijdens de vorige verkiezing ingeschreven kiezer; <W 1998-06-25/49, art. 2, E), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
2° [2 Voor één kandidaat op de lijst van een politieke partij die bij de laatste verkiezingen in de betrokken kieskring geen enkel mandaat heeft behaald of er geen kandidatenlijst heeft voorgedragen : het sub 1° bepaalde bedrag.]2 Deze kandidaat dient niet noodzakelijk de eerstgeplaatste van zijn lijst te zijn;
3° (voor elke andere [2 kandidaat-titularis]2 en de kandidaat eerste-opvolger, voor zover deze de bepalingen van 1° niet geniet : 5.000 euro;) <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
4° (voor elke andere kandidaat-opvolger, voor zover deze de bepalingen van 1° niet geniet : 2.500 euro.) <Hersteld bij W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
(§ 4. De bepalingen van § 3 zijn van toepassing op de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van de kandidaten voorgedragen voor de rechtstreekse verkiezing van de Brusselse leden van [1 het Vlaams Parlement]1, overeenkomstig artikel 30, § 1, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.) <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
(§ 5. (oude § 3bis) Het totaal van de uitgaven en de financiële verbintenissen voor de verkiezingspropaganda van individuele kandidaten mag voor de verkiezingen voor [1 het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap niet meer bedragen dan : <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
1° voor elk van de eerstgeplaatste kandidaten naar gelang van het aantal mandaten behaald door hun lijst [2 of lijsten]2 bij de laatste verkiezingen en voor één bijkomende, door de politieke partij aan te wijzen kandidaat [2 op de voorgedragen kandidatenlijst]2 : ((1 750 EUR), vermeerderd met (0,035 euro)) per tijdens de vorige verkiezingen voor [1 het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven kiezer; <W 1998-06-25/49, art. 2, F), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
2° [2 Voor één kandidaat op de lijst van een politieke partij die bij de laatste verkiezingen in de betrokken kieskring geen enkel mandaat heeft behaald of er geen kandidatenlijst heeft voorgedragen : het sub 1° bepaalde bedrag.]2 Deze kandidaat dient niet noodzakelijk de eerstgeplaatste op zijn lijst te zijn; <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
3° voor elke andere kandidaat : (1 250 EUR).) <
§3bis ingevoegd bij W 1995-04-10/36, art. 3, 5°, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 6. (oude § 4) Wanneer verscheidene kandidaten van een zelfde lijst zich verenigen voor het voeren van hun verkiezingspropaganda, moeten zij vooraf schriftelijk vastleggen welk gedeelte van de uitgaven met hun respectief quotum zal worden verrekend. <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
(Lid 2 opgeheven) <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
§ 7. [3 ...]3
§ 8. (oude § 6) (De bedragen bepaald in de §§ 1, 2, 3 en (5)) worden aangepast aan de schommelingen van de produktiekosten van de bij de verkiezingen gebruikte reclametechnieken. De formule daartoe, met als spilindex deze die van kracht is op 1 januari 1994, wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. <W 1995-04-10/36, art. 3, 6°, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <W 2004-03-02/41, art. 27, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004>
(Overgangsbepaling
Voor de vaststelling van het aantal eerstgeplaatste kandidaten bedoeld in § 3, 1°, ter gelegenheid van de verkiezingen van de Raden op 13 juni 2004, wordt, wanneer een lijst bij de verkiezingen van 13 juni 1999 samengesteld was uit kandidaten die gezamenlijk door twee of meer politieke partijen waren voorgedragen en deze partijen voor de verkiezingen van 13 juni 2004 afzonderlijke lijsten voordragen, als uitgangspunt de partijaanhorigheid op 1 januari 2004 genomen van de Vlaamse leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en van de zes Vlaamse leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad die door deze laatste zijn aangeduid om zitting te nemen in de Vlaamse Raad.) <W 2004-04-25/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
[2 Overgangsbepaling
Voor de vaststelling van het aantal eerstgeplaatste kandidaten bedoeld in §§ 2, 1°, 3, 1° en 5, 1°, ter gelegenheid van de verkiezingen van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen op 7 juni 2009, wordt, wanneer een lijst bij de verkiezingen van 13 juni 2004 samengesteld was uit kandidaten die gezamenlijk door twee of meer politieke partijen waren voorgedragen en deze partijen voor de verkiezingen van 7 juni 2009 afzonderlijke lijsten voordragen, als uitgangspunt de partijaanhorigheid op 13 juni 2004 van de op die dag verkozen kandidaten voor de Gemeenschaps- en Gewestparlementen genomen.]2
[4 Overgangsbepaling
Voor de vaststelling, in de provincie Luxemburg, van het aantal eerstgeplaatste kandidaten als bedoeld in § 2, 1°, maakt men de som van het aantal mandaten dat werd behaald in de kieskringen Aarlen-Marche-Bastogne en Neufchâteau-Virton bij de verkiezing van het Waals Parlement van 25 mei 2014, om vervolgens dat totale aantal toe te passen op de kieskring Aarlen-Marche-en-Famenne-Bastogne-Neufchâteau-Virton bij de verkiezing van het Waals Parlement die zal plaatsvinden op 26 mei 2019.
Voor de vaststelling, in de provincie Henegouwen, van het aantal eerstgeplaatste kandidaten als bedoeld in § 2, 1°, wordt het aantal behaalde mandaten in de kieskring Doornik-Aat-Moeskroen bij de verkiezing van het Waals Parlement van 25 mei 2014 toegepast op de nieuwe kieskring Doornik-Aat-Moeskroen bij de verkiezing van het Waals Parlement die zal plaatsvinden op 26 mei 2019; het aantal behaalde mandaten in de kieskring Zinnik bij de verkiezing van het Waals Parlement van 25 mei 2014 wordt toegepast op de kieskring Zinnik-La Louvière bij de verkiezing van het Waals Parlement die zal plaatsvinden op 26 mei 2019; de mandaten die bij de verkiezing van het Waals Parlement van 25 mei 2014 werden behaald in de kieskringen Charleroi en Thuin, worden bij elkaar geteld, en vervolgens wordt dat totale aantal toegepast op de kieskring Charleroi-Thuin bij de verkiezing van het Waals Parlement die zal plaatsvinden op 26 mei 2019.]4
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2009-03-12/47, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 07-04-2009>
(3)<W 2014-01-06/57, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
(4)<W 2018-11-25/02, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 11-12-2018>
Art.3. (De federale Minister) van Binnenlandse Zaken maakt ten laatste zes maanden voor de verkiezingen de overeenkomstig de bepalingen van (artikel 2, § 2, 1°, § 3, 1°, en (§ 5), 1°) berekende maximumbedragen bekend die door de individuele kandidaten mogen worden uitgegeven. <W 1995-04-10/36, art. 4, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <W 2004-03-02/41, art. 28, 025; Inwerkingtreding : 05-04-2004> <W 2004-04-25/46, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art.4.§ 1. Voor de toepassing van deze wet worden als uitgaven voor verkiezingspropaganda beschouwd, alle uitgaven en financiële verbintenissen voor mondelinge, schriftelijke, auditieve en visuele boodschappen die erop gericht zijn het resultaat van een politieke partij en haar kandidaten gunstig te beïnvloeden en die verricht worden tijdens een periode van [1 vier]1 maanden vóór de verkiezingen.
(§ 2. Als uitgaven voor verkiezingspropaganda bedoeld in § 1, worden eveneens beschouwd, die welke verricht zijn door derden voor politieke partijen of kandidaten, tenzij deze laatsten :
- onmiddellijk na de kennisneming van de door de betrokken derde gevoerde campagne, hem bij een ter post aangetekend schrijven aanmanen deze campagne te staken;
- een afschrift van deze brief al dan niet met het schriftelijk akkoord van de derde tot staking, overzenden aan de voorzitters van de kieskringhoofdbureaus die met toepassing van artikel 94ter, § 1, eerste lid, van het Kieswetboek de verslagen opmaken over de uitgaven die de politieke partijen en de kandidaten voor verkiezingspropaganda hebben gedaan. Deze voorzitters voegen dit stuk of deze stukken bij de door de betrokken partijen of kandidaten ingediende aangiften van hun verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen.) <W 2004-04-25/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(§ 3.) Als uitgaven voor verkiezingspropaganda worden niet beschouwd : <W 2004-04-25/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
1° het verlenen van persoonlijke, niet daartoe bezoldigde diensten evenals het gebruik van een persoonlijk voertuig;
2° de publikatie in een dagblad of periodiek van redactionele artikels op voorwaarde dat die publikatie op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschiedt als buiten de verkiezingsperiode, zonder betaling, beloning, of belofte van betaling of van beloning en dat het niet gaat om een dagblad of periodiek, speciaal uitgegeven ten behoeve van of met het oog op de verkiezingen en dat de verspreiding en de frequentie van de publikatie dezelfde zijn als buiten de verkiezingsperiode;
3° de uitzending over radio of televisie van programma's met berichten of commentaren, op voorwaarde dat die uitzendingen op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschieden als buiten de verkiezingsperiodes, zonder betaling, beloning of belofte van betaling of van beloning;
4° de uitzending of reeks van uitzendingen over radio of televisie van verkiezingsprogramma's op voorwaarde dat de vertegenwoordigers van de in artikel 1 bedoelde politieke partijen aan die uitzendingen kunnen deelnemen;
5° de uitzending over radio of televisie van verkiezingsprogramma's op voorwaarde dat het aantal en de duur ervan wordt bepaald op grond van het aantal vertegenwoordigers van de politieke partijen in de wetgevende vergaderingen.
(6° de kostprijs van periodieke manifestaties, op voorwaarde dat :
- ze niet uitsluitend voor verkiezingsdoeleinden worden georganiseerd;
- het geregelde en telkens weerkerende manifestaties betreft die steeds op dezelfde wijze worden georganiseerd; de periodiciteit wordt beoordeeld hetzij aan de hand van een referentieperiode van twee jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie jaarlijks éénmaal moet hebben plaatsgehad, hetzij aan de hand van een referentieperiode van vier jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie tweejaarlijks ten minste éénmaal moet hebben plaatsgehad. Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave aangerekend te worden;
7° de kostprijs van voor verkiezingsdoeleinden georganiseerde, niet-periodieke manifestaties waarvoor een deelnameprijs wordt aangerekend, voor zover de uitgaven door de inkomsten, met uitzondering van deze uit sponsoring, worden gedekt en het geen uitgaven voor reclame en uitnodigingen betreft. Zo de inkomsten de uitgaven niet dekken, moet het verschil als een verkiezingsuitgave worden aangerekend;
8° de uitgaven die tijdens de verkiezingsperiode worden verricht in het kader van een normale partijwerking op nationaal of lokaal niveau, met name de organisatie van congressen en partijbijeenkomsten. Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave te worden aangerekend;
9° de uitgaven voor de aanmaak, de bijwerking en het beheer van internettoepassingen, op voorwaarde dat die op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschieden als buiten de referentieperiode) <W 2004-04-25/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
§ 4. De uitgaven en financiële verbintenissen voor goederen, leveringen en diensten die onder toepassing (van de §§ 1 en 2) vallen, moeten tegen de geldende marktprijzen worden verrekend. <W 2004-04-25/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
----------
(1)<W 2014-01-06/57, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 4bis.<Ingevoegd bij W 2004-04-25/46, art. 8; Inwerkingtreding : 07-05-2004> In voorkomend geval nemen de kandidaten de sancties in acht die de Controlecommissie, een [1 Gemeenschaps- of Gewestparlement of een door dat Parlement]1 aangewezen orgaan heeft opgelegd krachtens [2 de artikelen 14/2 tot 14/4]2 van de wet van 4 juli 1989.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.5.§ 1. Tijdens de [2 vier]2 maanden die aan de datum van de verkiezingen voorafgaan, mogen de politieke partijen en de kandidaten, evenals derden die propaganda wensen te maken voor politieke partijen of kandidaten :
1° (geen gebruik maken van commerciële reclameborden of affiches;) <W 1998-06-25/49, art. 3, A), Inwerkingtreding : 05-09-1998>
((2°) geen gebruik maken van niet-commerciële reclameborden of affiches groter dan 4 m2;) <ingevoegd bij W 1998-06-25/49, art. 3, B), Inwerkingtreding : 05-09-1998> <W 2004-04-25/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(3° geen gadgets verkopen noch gadgets of geschenken uitdelen, ongeacht de wijze van verspreiding en onverminderd artikel 184 van het Kieswetboek, tenzij aan de kandidaten en de personen die met toepassing van artikel 4, § 3, 1°, onbezoldigd verkiezingspropaganda voeren ten voordele van politieke partijen en kandidaten. Onder gadget wordt verstaan elk voorwerp, uitgezonderd drukwerk op papier of op enige andere informatiedrager met een uitsluitend opiniërende of illustrerende politieke boodschap, dat als souvenir, accessoire, snuisterij of gebruiksvoorwerp wordt gebruikt, en waarvan diegene die het uitdeelt hoopt dat degene die het ontvangt het zal aanwenden voor het normale gebruik waarvoor het is bestemd en bij die gelegenheid telkens opnieuw de boodschap zal zien die op het voorwerp is aangebracht;) <W 2004-04-25/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(4° geen commerciële telefooncampagnes voeren;
5° [1 geen commerciële reclamespots op radio, televisie en in bioscopen verspreiden [2 ...]2 .]1) <W 2004-04-25/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
6° [3 ...]3
(§ 2. Voor dezelfde periode bepaalt de gouverneur van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bij politiebesluit de nadere regels inzake het aanbrengen van verkiezingsaffiches en het organiseren van gemotoriseerde optochten.) <W 2004-04-25/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
----------
(1)<W 2009-03-12/47, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 07-04-2009>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<W 2018-07-15/07, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6.<W 2004-04-25/46, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004> Bij het aanvragen van een lijstnummer dienen de politieke partijen een schriftelijke verklaring in waarin ze zich ertoe verbinden :
1° de wetsbepalingen inzake beperking en controle van de verkiezingsuitgaven in acht te nemen;
2° hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed, tegen ontvangstbewijs, binnen vijfenveertig dagen na de verkiezingen aan te geven bij de voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de [1 Gemeenschaps- en Gewestparlementen]1, in wiens rechtsgebied de zetel van de partij gevestigd is;
3° de stavingsstukken betreffende hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen gedurende [2 vijf]2 jaar na de datum van de verkiezingen te bewaren.
Voor zover in hun aangifte van de herkomst van de geldmiddelen giften worden vermeld, verbinden zij er zich bovendien toe om de identiteit van de natuurlijke personen die, ter financiering van de verkiezingsuitgaven, giften van 125 euro en meer hebben gedaan, te registreren, vertrouwelijk te houden en, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de verkiezingen, aan te geven bij [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan, die toeziet op de naleving van deze verplichting overeenkomstig artikel 11.
[2 Voor zover in hun aangifte van de herkomst van de geldmiddelen sponsoring wordt vermeld, verbinden zij er zich bovendien toe om de identiteit van de ondernemingen, van de feitelijke verenigingen en van de rechtspersonen die, ter financiering van de verkiezingsuitgaven, sponsoring van 125 euro en meer hebben gedaan, te registreren, en, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de verkiezingen, aan te geven overeenkomstig de in het eerste lid, 2°, bedoelde procedure.]2
De schriftelijke verklaring, de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en het ontvangstbewijs worden gesteld op daartoe bestemde formulieren die door de federale Minister van Binnenlandse Zaken worden vastgesteld en tijdig in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. De formulieren houdende de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen, alsook de [2 in het tweede en het derde lid]2 bedoelde registratieformulieren worden uiterlijk bij de aanvraag van het lijstnummer ter beschikking gesteld van de politieke partijen.
Deze formulieren worden door de aanvragers ondertekend, gedagtekend en, tegen ontvangstbewijs, ingediend.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.7.(De artikelen 94ter, 107, achtste lid, 116, § 6, 119ter en 125, vierde lid, van het Kieswetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van [1 het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement]1 van de Duitstalige Gemeenschap.) <W 1995-04-10/36, art. 5, Inwerkingtreding : 15-04-1995>
(Voor deze toepassing moet echter :
1° de verwijzing naar de Controlecommissie worden vervangen door een verwijzing naar [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan;
2° de verwijzing naar de voorzitters van de Controlecommissie worden vervangen door een verwijzing naar de voorzitter van [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan;
3° de verwijzing naar de Minister van Binnenlandse Zaken worden gelezen ais een verwijzing naar de federale Minister van Binnenlandse Zaken;
4° de verwijzing in artikel 94ter, § 1, derde lid, derde en vierde gedachtestreepje, naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van de wet van 4 juli 1989 [2 ...]2 worden vervangen door een verwijzing naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van deze wet;
5° de verwijzing in artikel 116, § 6, tweede lid, naar artikel 16bis van de wet van 4 juli 1989 worden vervangen door een verwijzing naar artikel 11 van deze wet.) <W 2004-04-25/46, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Art. 7bis.<Ingevoegd bij W 2004-04-25/46, art. 12; Inwerkingtreding : 07-05-2004> [1 Het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan kan zich laten adviseren door het Rekenhof voor de controle van de verkiezingsuitgaven van de politieke partijen en de individuele kandidaten.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.8. (Opgeheven) <W 2004-04-25/46, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art.9.<W 2004-04-25/46, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004> [1 Het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan legt de politieke partij [2 die artikel 2, § 1, heeft geschonden]2, de sanctie op die [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement]1 bij decreet of ordonnantie heeft bepaald.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2009-03-12/47, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 07-04-2009>
Art.10.§ 1. Met de straffen gesteld in artikel 181 van het Kieswetboek wordt gestraft :
1° een ieder die uitgaven doet of verbintenissen aangaat voor verkiezingspropaganda zonder daarvan aan de voorzitter van het betrokken hoofdbureau mededeling te doen;
2° een ieder die voor verkiezingspropaganda wetens en willens uitgaven doet of verbintenissen aangaat die de maximumbedragen overschrijden waarin is voorzien (bij artikel 2, §§ 2, 3 en (5)); <W 1995-04-10/36, art. 6, Inwerkingtreding : 15-04-1995> <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
3° [3 eenieder die geen aangifte doet van zijn verkiezingsuitgaven en/of van de herkomst van de geldmiddelen binnen de termijn bepaald in artikel 116, § 6, van het Kieswetboek, of die een opzettelijk onvolledige of opzettelijk onjuiste aangifte doet;]3
4° een ieder die de bepalingen van artikel 5 niet naleeft.
§ 2. Elke overtreding omschreven in § 1 kan worden vervolgd, hetzij op initiatief van de procureur des Konings, hetzij op grond van [2 een aangifte gedaan]2 door ([1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan) of [2 een klacht ingediend]2 door een persoon die van enig belang doet blijken. <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
§ 3. De termijn voor de uitoefening van het initiatiefrecht van de procureur des Konings en voor de indiening van klachten (of het doen van aangiften) met betrekking tot de in § 1 omschreven overtredingen, verstrijkt de tweehonderdste dag na de verkiezingen. <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
(Met betrekking tot de door [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan gedane aangiften beschikt de procureur des Konings voor de uitoefening van de strafvordering in ieder geval over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de aangifte.) <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Van de niet door ([1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan) ingediende klachten zendt de procureur des Konings, binnen acht dagen na ontvangst ervan, een afschrift aan ([1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan). Binnen dezelfde termijn geeft de procureur des Konings ([1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan) kennis van zijn beslissing vervolging in te stellen met betrekking tot de in § 1 bedoelde feiten. <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Binnen dertig dagen na ontvangst van het afschrift van de ingediende klachten of de beslissing tot vervolging brengt ([1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan) aan de procureur des Konings een met redenen omkleed advies uit over de klachten en vervolgingen waarvan [2 het]2, overeenkomstig het vorig lid, door de procureur des Konings in kennis is gesteld. <W 2004-04-25/46, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
De adviestermijn schorst de vervolgingen.
§ 4. Een ieder die een klacht heeft ingediend of een vordering heeft ingesteld die ongegrond blijken en waarvan vaststaat dat ze zijn ingediend of ingesteld met het oogmerk om te schaden, wordt gestraft met een geldboete van 50 frank tot 500 frank.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2009-03-12/47, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 07-04-2009>
(3)<W 2014-01-06/57, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.11.Alleen natuurlijke personen kunnen giften doen aan politieke partijen (en hun componenten), lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen. Kandidaten en politieke mandatarissen kunnen evenwel ook giften ontvangen van de politieke partij of de lijst waarvoor zij kandideren of waarvoor zij een mandaat bekleden. (Zo ook mogen componenten giften ontvangen van hun politieke partij en omgekeerd.) Onverminderd de voorgaande bepalingen zijn giften vanwege natuurlijke personen die feitelijk optreden als tussenpersonen van rechtspersonen of feitelijke verenigingen verboden. <W 1998-06-25/49, art. 6, Inwerkingtreding : 01-09-1999>
((Onverminderd de in artikel 6, tweede lid, en artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde registratieplicht wordt de identiteit van de natuurlijke personen die giften van 125 euro en meer, onder welke vorm ook, doen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen door de begunstigden jaarlijks geregistreerd.) Politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen mogen vanwege een zelfde natuurlijke persoon jaarlijks elk maximaal (500 EUR), of de tegenwaarde daarvan, als gift ontvangen. De schenker mag jaarlijks in het totaal maximaal (2 000 EUR), of de tegenwaarde daarvan, besteden aan giften ten voordele van politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen. (De bijdragen van politieke mandatarissen aan hun politieke partij of haar componenten worden niet als giften beschouwd.)) <W 1998-06-25/49, art. 6, Inwerkingtreding : 01-09-1999> <KB 2000-07-20/71, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2004-04-25/46, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
[1 Iedere gift van 125 euro en meer wordt elektronisch overgemaakt met een overschrijving, een lopende betalingsopdracht of een bank- of kredietkaart. Het totaalbedrag van de giften in contant geld van eenzelfde persoon mag op jaarbasis niet meer bedragen dan 125 euro.]1
De prestaties die rechtspersonen (, natuurlijke personen) of feitelijke verenigingen kosteloos of onder de reële prijs verlenen, worden, net als het ter beschikking stellen van kredietlijnen die niet moeten worden terugbetaald, met giften gelijkgesteld. Prestaties die door een politieke partij of een kandidaat klaarblijkelijk boven de marktprijs zijn aangerekend, worden eveneens als giften van rechtspersonen of feitelijke verenigingen aangemerkt. <W 1998-06-25/49, art. 6, Inwerkingtreding : 01-09-1999>
De politieke partij die in strijd met deze bepalingen een gift aanvaardt, verliest ten belope van het dubbel van het bedrag van de gift haar recht op de dotatie, die krachtens hoofdstuk III van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, aan de in artikel 22 van dezelfde wet bepaalde instelling zou worden toegekend tijdens de maanden volgend op de vaststelling van deze niet-naleving door de Controlecommissie.
Hij die in strijd met deze bepaling een gift doet aan een politieke partij, één van haar componenten - ongeacht zijn rechtsvorm - een lijst, een kandidaat of een politiek mandataris of hij die als kandidaat of als politiek mandataris een gift aanvaardt, wordt gestraft met een geldboete van 26 frank tot 100.000 frank.
Hij die, zonder kandidaat of politiek mandataris te zijn, een dergelijke gift aanvaardt in naam of voor rekening van een politieke partij, een lijst, een kandidaat of een politiek mandataris, wordt met dezelfde sanctie bestraft.
Het Eerste Boek van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op deze misdrijven.
Het vonnis kan op bevel van de rechtbank geheel of bij uittreksel opgenomen worden in dag- en weekbladen die zij heeft aangeduid.
----------
(1)<W 2014-01-06/57, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 11/1.[1 Ondernemingen, feitelijke verenigingen en rechtspersonen kunnen bij wijze van sponsoring, namelijk in ruil voor publiciteit, gelden of producten beschikbaar stellen van politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen op voorwaarde dat dit volgens de geldende marktprijzen gebeurt. De identiteit van ondernemingen, van de feitelijke verenigingen en van de rechtspersonen die politieke partijen, hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen, onder welke vorm dan ook, sponsoren ten belope van 125 euro en meer, wordt jaarlijks geregistreerd, onverminderd de in artikel 6, derde lid, van deze wet en artikel 116, § 6, derde lid, van het Kieswetboek bedoelde registratieplicht. [2 Politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen mogen vanwege een zelfde onderneming, feitelijke vereniging of rechtspersoon jaarlijks elk maximaal 500 euro, of de tegenwaarde daarvan, als sponsoring ontvangen. De sponsor mag jaarlijks in het totaal maximaal 2 000 euro, of de tegenwaarde daarvan, besteden aan sponsoring ten voordele van politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen.]2
De politieke partij die in strijd met deze bepaling sponsoring aanvaardt, verliest ten belope van het dubbel van het bedrag van de sponsoring haar recht op de dotatie, die krachtens hoofdstuk III van de wet van 4 juli 1989 aan de in artikel 22 van dezelfde wet bepaalde instelling zou worden toegekend tijdens de maanden volgend op de vaststelling van deze niet-naleving door de Controlecommissie.
Hij die in strijd met deze bepaling sponsoring geeft aan een politieke partij, een van haar componenten - ongeacht zijn rechtsvorm - een lijst, een kandidaat of een politiek mandataris of hij die als kandidaat of als politiek mandataris sponsoring aanvaardt, wordt gestraft met een geldboete van 26 euro tot 100.000 euro. Hij die, zonder kandidaat of politiek mandataris te zijn, een dergelijke sponsoring aanvaardt in naam of voor rekening van een politieke partij, een lijst, een kandidaat of een politiek mandataris, wordt met dezelfde sanctie gestraft.
Het Eerste Boek van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op deze misdrijven.
Het vonnis kan op bevel van de rechtbank geheel of bij uittreksel opgenomen worden in de dag- en weekbladen die zij heeft aangeduid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-06/57, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2018-07-15/07, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 11bis.<W 2004-04-25/46, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004> De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de in de artikelen [2 6, 11 en 11/1]2 bedoelde registraties, alsook die bedoeld in artikel 116, § 6, [2 tweede en derde lid]2 , van het Kieswetboek, worden opgesteld en neergelegd. De controle van de in artikel 6 en artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde registraties gebeurt door [1 het Gemeenschaps- of Gewestparlement of het door dat Parlement]1 aangewezen orgaan; die van de in artikel [2 6, 11 en 11/1]2 bedoelde registraties door de Controlecommissie.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(2)<W 2014-01-06/57, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Hoofdstuk III. Vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid.
Art.12.<W 2004-04-25/46, art. 187, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004> § 1. [1 Het Gemeenschaps- of Gewestparlement]1, de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie of het door hen aangewezen orgaan wordt, ieder wat hem betreft, belast met de toetsing, volgens de bij decreet of ordonnantie bepaalde regels, van alle voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes, van de gemeenschaps- en gewestregering of één of meer van haar leden, van het college van de Franse Gemeenschapscommissie of één of meer van haar leden, van een of meer gewestelijke staatssecretarissen bedoeld in artikel 41 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en van de voorzitters van [1 de gemeenschaps- of gewestparlementen]1 of van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie, waartoe deze niet op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en die direct of indirect met overheidsgeld worden gefinancierd.
§ 2. Deze toetsing heeft ten doel na te gaan of de mededeling of de campagne er geheel of ten dele toe strekt het persoonlijk imago van een of meer leden van de in § 1 bedoelde overheden of het imago van een politieke partij te verbeteren.
----------
(1)<W 2006-03-27/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hoofdstuk IV. [1 - Beroep]1
----------
(1)
Art. 12bis. [1 Er kan bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld tegen elke beslissing tot sanctie die de Commissie neemt met toepassing van deze wet, overeenkomstig artikel 14, § 1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-06/56, art. 36, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.13. (...) <W 2004-04-25/46, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art.14. (...) <W 2004-04-25/46, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art. 14bis. (...) <W 2004-04-25/46, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 07-05-2004>
Art. 15. Deze wet treedt in werking op de datum van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.