21 DECEMBER 1992. - Decreet houdende diverse maatregelen inzake Cultuur, Sociale Zaken, Onderwijs en Begroting VERTALING>. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-1993 en tekstbijwerking tot 24-01-1998.)
HOOFDSTUK I. - Bepalingen met betrekking tot cultuur en sociale zaken.
Art. 1-8
HOOFDSTUK II. - Bepalingen inzake onderwijs.
Art. 9-17
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de schoolgebouwen.
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 19-21
1956062710 1963041602 1977121201 1986021156 1987027677 1991029153 1992029525
1993029209 1994029240 1995029616 1997029273 1999029550 2002029600 2003202359 2005029297 2007200956 2022041912 2023045400
HOOFDSTUK I. - Bepalingen met betrekking tot cultuur en sociale zaken.
Artikel 1. Wijzigingsbepaling van art. 1, 5° van het DFG 1987-07-17/37>
Art.2. (Opgeheven) <DVR 1999-01-04/30, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 1999-02-11>
Art.3. Wijzigingsbepaling van art. 20, § 1, 1° van het DFG 1977-12-12/30>
Art.4. Wijzigingsbepaling van art. 17 van de W 1963-04-16/01>
Art.5. Wijzigingsbepaling van art. 18, § 1 van de W 1963-04-16/01>
Art.6. Artikel 3 van de wet van 27 juni 1956 betreffende het Speciaal Onderstandfonds gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 en door het besluit van de Executieve van 6 november 1989, wordt door de volgende bepaling vervangen :
"Artikel 3. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten, komen volledig of gedeeltelijk ten laste van het Speciaal Onderstandsfonds :
1° de kosten van onderhoud en behandeling van de behoeftigen die in een ziekenhuis opgenomen worden in een psychiatrische dienst of een dienst voor verpleging in het gezin in toepassing van de bepalingen van de hoofdstukken II en III van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geestesziekte;
2° de kosten van onderhoud en behandeling van de behoeftigen die opium of cocaïne verbruiken en die toegelaten zijn vanwege dat verbruik voor een speciale behandeling in een ziekenhuis dat te dien einde door de Executieve erkend is;
3° de kosten van onderhoud en behandeling van behoeftigen die lijden aan een kwaal van tuberculose of kankerachtige oorsprong.
§ 2. De Executieve mag de duur van de tenlasteneming door het Speciaal Onderstandsfonds beperken, wat betreft de kosten bedoeld in § 1.
§ 3. De Executieve kan de lasten van het Speciaal Fonds uitbreiden tot de kosten van onderhoud en behandeling van andere categorieën van behoeftigen."
Art.7. De Executieve is ertoe gemachtigd, in naam en voor rekening van de hierna vermelde instellingen, onderhandelingen aan te vatten over leningen en deze aan te gaan; deze leningen stemmen overeen met het gedeelte van de toelage dat in 1993 aan elke instelling werd toegekend; dat gedeelte wordt als "niet-gestort" in de notificatie vermeld die hen respectievelijk door de Executieve is toegezonden. Voor 1993 bedraagt dit gedeelte, voor het geheel van deze instellingen, 1 707,5 miljoen.
Deze leningen zijn gewaarborgd door de Franse Gemeenschap. De terugbetalingen in kapitaal, intresten en kosten die jaarlijks voortvloeien uit deze leningen vallen ten laste van de begroting van elk van bedoelde instellingen; vanaf 1993, worden de jaarlijkse toelagen aan deze instellingen verhoogd ten belope van een bedrag dat toelaat de kosten die voortvloeien uit deze leningen volledig te dekken.
De bedoelde instellingen van openbaar nut zijn de volgende :
1° "Radio-Télévision belge de la Communauté francaise" (RTBF);
2° "Commissariat général aux Relations internationales";
3° "Fonds communautaire pour l'Intégration sociale et professionnelle des Personnes handicapées";
4° "Office de la Naissance et de l'Enfance";
5° "Agence de Prévention du Sida".
Art.8. Het voorafgaand advies van de Ethiekcommissie voor Reclame wordt niet vereist voor de toepassing door de Executieve van artikel 28, § 1, 6°, lid 2, van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen inzake onderwijs.
Art.9. In artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit 456 d.d. 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerd en gesubsidieerd onderwijs wordt "30 juni 1992" vervangen door "30 juni 1994"
Art.10. In het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan worden :
1° in artikel 20, § 1, 5e lid, de woorden "2e en 3e lid" vervangen door "3e en 4e lid";
2° in artikel 24, 2e lid, de woorden "1e lid" vervangen door "1e lid, 3°".
Art.11. In afwijking van artikel 32, § 3, van de wet van 29 september 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt het bedrag van de werkingstoelagen per regelmatige leerling voor het schooljaar 1992-1993 vastgesteld op het bedrag toegekend voor het schooljaar 1991-1992, vastgesteld op grond van artikel 20 van het programmadecreet van 26 juni 1992 en verhoogd met 2,16 %.
In afwijking van artikel 52, c en d, van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, wordt het bedrag van de toelagen voor het schooljaar 1992-1993 vastgesteld op het bedrag toegekend voor het schooljaar 1991-1992, vastgesteld op grond van artikel 20 van voormeld programmadecreet en verhoogd met 2,16 %.
De werkingskredieten van de scholen en onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap, buiten de universiteiten, worden voor 1992-1993 met 2,16 % verhoogd.
Art.12. Vanaf het schooljaar 1993-1994 wordt een inschrijvingsgeld geïnd in de inrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
(De Regering bepaalt het bedrag van dat recht, dat niet hoger mag zijn dan:
- 3 000 fr. voor de leerlingen die bij de inschrijving nog geen 18 jaar zijn;
- 6 000 fr. voor de leerlingen die bij de inschrijving ten minste 18 jaar zijn.) DFG 1996-07-25/47, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Ze bepaalt de criteria voor uitzonderingen op de betaling van dat inschrijvingsgeld.
Art.13. Voor het begrotingsjaar 1993 en voor de toepassing van artikel 30, § 1, 1e lid, van de wet van 29 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen is het aantal leerlingen dat ingevolge artikel 27 van die wet in aanmerking komt voor de berekening van de werkingstoelage, gelijk aan dat, bepaald voor de vaststelling van de werkingstoelage voor het begrotingsjaar 1992.
<Bij arrest nr 38/94 van 10 mei 1994 (B.St. 31.05.1994, p. 14740) heeft het Arbitragehof artikel 13, vernietigd>
Art.14. De forfaitaire kostprijs per studend in de studierichtingen vermeld in de wet van 1971 voormeld, wordt voor 1993 vastgesteld op de forfaitaire kostprijs voor 1992, verhoogd met :
- (5,373 %) voor het gedeelte van de forfaitaire kostprijs betreffende het onderwijzend, wetenschappelijk, administratief en technisch personeel; DFG 1993-12-27/40, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 02-12-1993>
- 2,16 % voor het gedeelte betreffende de andere werkingskosten.
Art.15. Voor het schooljaar 1993-1994 zijn de bepalingen van artikel 13 van het koninklijk besluit 460 d.d. 17 september 1986 houdende rationalisatie- en programmatieplannen voor het hoger onderwijs van het korte type en wijziging van de wetgeving op de organisatie van het hoger onderwijs van het lange type, niet toepasselijk, en evenmin die van artikel 17, § 5, van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het hoger onderwijs en o.m. van het technisch en agrarisch hoger onderwijs van het lange type, gewijzigd bij artikel 17 van voormeld koninklijk besluit 460.
Voor het schooljaar 1993-1994 kan een afdeling voor hoger onderwijs van het korte type, bedoeld in artikel 14 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs enkel vervangen worden voor afdelingen georganiseerd door de inrichtende macht in 1992-1993, op gunstig advies van de vaste raad voor het hoger onderwijs en na de instemming van de Executieve.
Art.16. De bepalingen van de artikelen 52 en 53 van de wet van 28 april 1953 over de organisatie van het universitair onderwijs door de Staat zijn toepasselijk op de "Faculté des Sciences agronomiques de Gembloux".
Art.17. De universitaire instellingen van de Franse Gemeenschap zijn gemachtigd om bij een openbare kredietinstellingen de voor hun investeringen toegekende en voorgeschoten gelden te beleggen.
De buitengewone rekenplichtigen van die instellingen mogen op de gelden die te hunner beschikking staan voor investeringen, uitgaven doen ten gunste van onroerende goederen overgedragen aan het eigen vermogen van de instellingen bij toepassing van het decreet van 28 juli 1992, betreffende de goederen van de "Faculté des Sciences agronomiques de Gembloux" en het beheer ervan, en van het besluit d.d. 17 oktober 1991 van de Executieve van de Franse Gemeenschap houdende overdracht van de eigendom van goederen aan de universiteiten te Luik en Bergen.
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de schoolgebouwen.
Art.18. In 1993 kan, in afwijking van artikel 5, § 4, punt 2, van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd niet-universiair onderwijs, de opbrengst van de in 1992 besliste vervreemdelingen gestort worden op de ontvangstenbegroting van het begrotingsjaar 1992, bij beslissing van de Executieve.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.19. In afwijking van het decreet van 28 januari 1991 betreffende de vervreemding van de onroerende domeingoederen die eigendom zijn van de Franse Gemeenschap, wordt de Executieve gemachtigd onroerende domeingoederen van alle aard en van onverschillig welke waarde openbaar, uit de hand of bij wijze van ruiling te vervreemden. De Executieve wordt tevens gemachtigd elk onroerend zakelijk recht te vervreemden.
Die afwijkingen zijn enkel van toepassing in 1993 op de vervreemdingen van onroerende domeingoederen waarin voorzien werd voor het budgettair evenwicht van het jaar 1992, en die op 31 december 1992 nog niet uitgevoerd waren.
Art.20. Artikel 1 van het decreet van 28 januari 1991 houdende bepalingen betreffende sommige personeelsleden overgedragen naar de Franse Gemeenschap wordt door de volgende bepaling vervangen :
"Dit decreet is van toepassing op het personeel dat overgedragen werd naar de Franse Gemeenschap of dat door haar aangeworven werd, met inbegrip van de personeelsleden van het onderwijs bedoeld in artikel 17 van de Grondwet, ingericht door de Staat, van de Fondsen en de Inspectiediensten, bedoeld bij de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de wetgeving over het onderwijs."
Art. 21. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1993, met uitzondering van artikel 2 dat in werking treedt op de datum die door de Executieve wordt bepaald.