Details





Titel:

11 FEBRUARI 1993. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve tot vaststelling van de algemene voorwaarden voor het lozen in het gewone oppervlaktewater en in de openbare riolen van afvalwater dat gevaarlijke stoffen van lijst I bevat.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1988025083  1988025084  1990028043  1990028044 



Uitvoeringsbesluit(en):

1993027133  1993027134  2008027015 



Artikels:

Artikel 1. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  - " Gevaarlijke stoffen van lijst I " : de uit de families en groepen van stoffen van lijst I van de bijlage van richtlijn 76/464/EEG gekozen stoffen waarvoor de Raad van de Europese Economische Gemeenschappen algemene en bijzondere bepalingen heeft vastgesteld, namelijk : kwikzilver, cadmium, hexachloorcyclohexaan en de daarna in richtlijn 86/280/EEG en haar latere wijzigingen bedoelde stoffen.
  - " Algemeen reglement " : het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement op de bescherming voor het lozen van afvalwater in het gewone oppervlaktewater, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 1985.
  - " Bijzondere besluiten " : de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve tot vaststelling van de algemene voorwaarden voor het lozen in het oppervlaktewater en in de openbare riolen van afvalwater dat gevaarlijke stoffen van lijst I bevat.
  - " Bestuur " : de " Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement " (Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu).
  - " Executieve " : de Waalse Gewestexecutieve.
  - " Minister " : de Minister, lid van de Executieve, tot wiens bevoegdheden Leefmilieu en Natuurlijke Hulpbronnen behoren.

Art.2. Dit besluit (" algemeen besluit ") genoemd stelt de algemene bepalingen vast die van toepassing zijn op alle industriële sectoren waarvan het afvalwater gevaarlijke stoffen van lijst I bevat. De sectoriële lozingsvoorwaarden betreffende deze stoffen zijn in bijzondere besluiten vastgelegd.

Art.3. § 1. De in de bijzondere besluiten opgenomen sectoriële lozingsvoorwaarden worden uitgedrukt in concentratiewaarden en, in bepaalde gevallen, in gewicht van geloosde stof per eenheidsbehandelingscapaciteit (produktie, gebruik of omzetting) van de betrokken kenmerkende activiteit.
  Wanneer deze twee type voorwaarden aanwezig zijn, hebben de in gewicht uitgedrukte waarden voorrang op de concentratiewaarden die aangepast kunnen worden op basis van de werkelijke hoeveelheid van het geloosde water wanneer deze van de referentiehoeveelheid verschilt.
  § 2. De lozingsvoorwaarden worden uitgedrukt in maand- en daggemiddelden die gecontroleerd moeten worden aan de hand van de in artikel 5 van dit besluit vastgestelde procedure, tenzij zij de in § 3 bedoelde vereenvoudigde procedure kunnen genieten.
  § 3. Er kan een vereenvoudigde controleprocedure worden ingesteld indien de lozingen van de betrokken stoffen kleiner zijn dan de in de bijzondere besluiten bepaalde grenswaarden.
  De maximum concentraties (ogenblikkelijke waarden) die in dit geval de enigen zijn die mogen worden toegepast, zijn gelijk aan 1,5 maal de in de bijzondere besluiten vastgestelde daggemiddelden. Het bestuur moet in staat zijn om na te gaan of de betrokken jaarlijkse hoeveelheden geloosde stoffen werkelijk kleiner zijn dan de vermelde grenswaarden (bij voorbeeld via een toezicht op de grondstoffenstroom).
  § 4. Voor industriële sectoren die stoffen van lijst I lozen en niet in de normentabellen van de bijzondere besluiten voorkomen, zijn de lozingsvoorwaarden voor die stoffen vastgesteld in lozingsvergunningen, met inachtneming van de beste beschikbare technische middelen, en mogen niet minder streng zijn dan de best vergelijkbare sectoriële normen van de bijzondere besluiten.

Art.4. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 van het algemeen reglement en bij gebrek aan tegengestelde voorschriften in de bijzondere besluiten zijn de in de bijzondere besluiten vastgestelde sectoriële voorwaarden van toepassing op de plaats waar het betrokken bedrijf afvalwater loost, dat gevaarlijke stoffen van lijst I bevat.
  § 2. Voor vluchtige stoffen moet voldaan worden aan de lozingsvoorwaarden stroomopwaarts van elke installatie die gebruik maakt van een procédé met open beluchting van afvalwater. De controle-inrichtingen moeten evenwel geïnstalleerd worden zodat al het water dat met de betrokken stof verontreinigd kan worden, in aanmerking wordt genomen (vluchtigheidsclausule).
  § 3. Indien afvalwater dat gevaarlijke stoffen van lijst I bevat, behandeld wordt buiten het bedrijf dat het geproduceerd heeft, zijn de sectoriële voorwaarden betreffende die stoffen van toepassing op de plaats waar voornoemd afvalwater de behandelingsinrichting verlaat.

Art.5. § 1. Om na te gaan of de lozingen van gevaarlijke afvalstoffen voldoen aan de in de bijzondere besluiten vastgelegde emissienormen, kan één van de volgende controleprocedures ingesteld worden :
  1° het dagelijks nemen en analyseren over een periode van 24 uur van gemengde monsters die met het lozingsdebiet overeenkomen;
  2° het nemen en analyseren van gemengde monsters van één uur of van overeenstemmende gemengde monsters van meerdere uren;
  3° elke andere procedure die monsters en analyses verstrekt die representatief zijn voor de lozingen gedurende een periode van 24 uur. Deze procedure moet door het bestuur erkend worden.
  § 2. De controle op de bij maandgemiddelde geloosde concentraties of hoeveelheden wordt verkregen door het rekenkundig gemiddelde van de dagelijkse waarden in verhouding tot het aantal gecontroleerde dagen gedurende de betrokken maand.
  De controles dienen elke dag van activiteit en/of lozing te worden uitgevoerd.
  Het bestuur kan echter een vermindering van de frequentie van de controles aanvaarden indien de lozingen in de tijd relatief onveranderlijk zijn en aan de vergunningsvoorwaarden voldoen.
  § 3. De controle op de lozingsvoorwaarden uitgedrukt in gewicht aan geloosde stoffen in verhouding tot de kenmerkende activiteit impliceert, naast concentratiemetingen, doorlopende debietcontroles en dagelijkse metingen van de kenmerkende activiteit.
  Daartoe moet de controle-inrichting op zijn minst de meting van de dagelijkse hoeveelheid geloosd water toelaten.
  Indien de dagelijkse meting van de kenmerkende activiteit (produktie, omzetting of gebruik) moeilijk of onmogelijk blijkt te zijn, kan deze dagelijkse meting vervangen worden door de op basis van de in de vergunning overeengekomen jaarlijkse produktie-, omzettings- of gebruikscapaciteit berekende waarde en verdeeld worden volgens het aantal werkingsdagen van het betrokken bedrijf gedurende één jaar.
  De in de vergunning overeengekomen waarde wordt vastgesteld op basis van de belangrijkste werkelijke jaarlijkse activiteit gedurende de vier jaren voor de toekenning of de herziening van de vergunning.
  § 4. De analysemethoden zijn bepaald in de bijzondere besluiten. De nauwkeurigheid en de precisie van de analysemethoden moeten min of meer 50 % bedragen bij een concentratie van tweemaal de waarde van de bepalingsdrempel. Onder bepalingsdrempel xg van een gegeven stof verstaat men de kleinste hoeveelheid die in een monster kwantitatief bepaalbaar is op basis van een gegeven werkwijze en nog van nul kan worden onderscheiden.

Art.6. § 1. De in dit besluit bedoelde controles zijn uitgevoerd door de vergunninghouder die alle voor de uitvoering van die controles vereiste inrichtingen op eigen kosten installeert.
  De resultaten van die controles worden gedurende een periode van minimum drie jaar door de vergunninghouder bewaard.
  Een jaarlijkse synthese van de resultaten van de controles wordt overeenkomstig het door de Minister opgemaakte model in een verslag opgenomen. Het jaarlijks verslag wordt aan het bestuur gezonden uiterlijk op 31 maart van het jaar na dat waarvoor het verslag opgemaakt moet worden.
  § 2. Het bestuur kan op elk ogenblik zijn eigen metingen verrichten en de nauwkeurigheid van de door de betrokken bedrijven verrichte controles onderzoeken.

Art.7. § 1.
  1° <Opheffingsbepaling van het BWG 1990-04-30/32>
  2° <Opheffingsbepaling van het BWG 1990-04-30/33>
  3° <Opheffingsbepaling voor het Waals Gewest van de KB 1988-02-17/31 en 1988-02-17/32>
  § 2. De lozingsnormen bepaald in de koninklijke besluiten van 7 oktober 1980 en 30 maart 1987 tot bepaling van de sectoriële voorwaarden voor het lozen van kwikzilver, cadmium en hexachloorcyclohexaan blijven van toepassing, maar aan die normen worden de bepalingen van dit besluit toegevoegd.
  § 3. Het koninklijk besluit van 22 februari 1988 tot bepaling van de sectoriële lozingsvoorwaarden in het oppervlaktewater en in de openbare riolen van afvalwater afkomstig van de produktie van chloorkoolwaterstoffen blijft van toepassing in het Waalse Gewest voor de voorwaarden die geen betrekking hebben op de onder lijst I vallende gevaarlijke stoffen.

Art.8. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9. De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.