Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 APRIL 1993. - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-05-1993 en tekstbijwerking tot 30-08-2000.)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1993011204  1999011394  2000003474 



Artikels:

Artikel 1. De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld bij artikel 101, (...), van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, en opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de Minister van Economische Zaken, worden overgezonden naar de directeur-generaal van de Economische Algemene Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken. <KB 1999-11-06/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2000>

Art.2. <KB 1999-11-06/39, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2000> Het bedrag dat bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel 84 van de voornoemde wet, ter betaling wordt voorgesteld aan de overtreder, voor de inbreuken bedoeld bij artikel 101 van de voornoemde wet, mag niet lager zijn dan (62,5 EUR) en niet hoger dan: <KB 2000-07-20/51, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (25.000 EUR) voor de inbreuken bedoeld bij artikel 101, § 2, van de voornoemde wet; <KB 2000-07-20/51, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (125.000 EUR) voor de inbreuken bedoeld bij artikel 101, § 1 en § 3, van de voornoemde wet; <KB 2000-07-20/51, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (250.000 EUR) voor de inbreuken bedoeld bij artikel 101, § 4, van de voornoemde wet. <KB 2000-07-20/51, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld waarbij het totale bedrag (500.000 EUR) niet mag overschrijden. <KB 2000-07-20/51, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.3. Vooraleer het voorstel tot betaling toe te zenden aan de overtreder wordt hem een afschrift van het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs en dit uiterlijk de dertigste dag na de datum van het proces-verbaal.

Art.4. Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn bedraagt ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.

Art.5. Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 4, eerste lid, wordt het proces-verbaal uiterlijk bij het verstrijken van die termijn toegezonden aan de procureur des Konings.

Art.6. Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.

Art. 7. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.