Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 JULI 1993. - Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen voor leeropdrachten en aan bekleders van bepaalde betrekkingen in bepaalde scholen voor [vorming en voortgezette vorming van de officieren]. (KB 1998-07-20/31, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 30-08-1998) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-08-1998 en tekstbijwerking tot 12-07-2017)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Over de personen voor wie het onderwijs een bijbetrekking is.
Art. 4-8
HOOFDSTUK III. - Over het permanent personeel in de Koninklijke Militaire School.
Art. 9-14
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 15-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973100101 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998007151  1998007228  2003007313  2015007270  2015007271  2017020439 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 1. [1 § 1. Komen in aanmerking voor een toelage met toepassing van dit besluit, de cursussen die een algemene of wetenschappelijke opleiding, respectievelijk voorlichting, verschaffen op universitair en op hoger niet-universitair niveau, die voorkomen op het programma van een lessencyclus voor officieren of kandidaat-officieren van het actief kader of van het reservekader, gegeven aan de Koninklijke Militaire School.
   § 2. De Minister van Defensie mag onder de door hem vastgestelde voorwaarden de bij dit besluit vastgelegde regeling uitbreiden tot de in paragraaf 1 bedoelde cursussen die gegeven worden in andere onderwijsinstellingen die afhangen van het ministerie van Landsverdediging.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.2.De Minister [1 van Defensie]1 bepaalt op voorstel van de (directeur-generaal [2 human resources]2) per [1 onderwijsinstelling]1 bedoeld in artikel 1, de cursussen die behoren te worden beschouwd als cursussen die een algemene of wetenschappelijke opleiding, respectievelijk voorlichting, verschaffen, alsmede het niveau dat voor de toelage dient in aanmerking te worden genomen. <KB 2003-12-03/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2003>
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>
  (2)<KB 2017-06-18/13, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.3. [1 Voor de toelage worden de personen belast met een leeropdracht in het kader van de cursussen bedoeld in de artikelen 1 en 2, ingedeeld als volgt :
   1° groep 1 : zij die houder zijn van een doctoraat, van een diploma van master in de geneeskunde of in de farmaceutische wetenschappen of van burgerlijk ingenieur of geaggregeerde voor het hoger onderwijs, van het stafbrevet, van het hoger stafbrevet, van het brevet van militair administrateur of van het hogere brevet van militair administrateur of gemachtigd zijn de titel te dragen van burgerlijk ingenieur op grond van artikel 1, II, eerste lid, van de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs, de magistraten, de inspecteurs van financiën, de personen die voor hun benoeming of aanwijzing door de Koning van de voormelde diploma- of titelvereisten werden vrijgesteld;
   2° groep 2 : zij die houder zijn ten minste van het diploma van master of van een minstens gelijkwaardig niveau, of die met goed gevolg de studie hebben beëindigd van de faculteit sociale en militaire wetenschappen bij de Koninklijke Militaire School;
   3° groep 3 : de personen die niet behoren tot de groepen 1 of 2.
   De Minister van Defensie kan de personen, belast met een leeropdracht in één van de onderwijsinstellingen bedoeld in artikel 1, voor wie het onderwijs een bijbetrekking is, vrijstellen van de voormelde diploma- of titelvereisten.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

HOOFDSTUK II. - Over de personen voor wie het onderwijs een bijbetrekking is.
Art.4. [1 De personen, de taalleraars uitgezonderd, belast met een leeropdracht, voor wie het onderwijs een bijbetrekking is, ontvangen per lesuur gegeven in het kader van het artikel 1 van dit besluit, een toelage bepaald als volgt :
   1° voor de cursussen van algemene of wetenschappelijke vorming van universitair niveau :
   a) zij die behoren tot groep 1 : 136,36 euro;
   b) zij die behoren tot groep 2 : 86,48 euro;
   2° voor de cursussen van algemene of wetenschappelijke vorming van hoger niet-universitair niveau :
   a) zij die behoren tot groep 1 of 2 : 43,24 euro;
   b) zij die behoren tot groep 3 : 37,14 euro.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.5. § 1. De personen bedoeld in artikel 4, die tevens een loopbaanbetrekking uitoefenen die door de Staat wordt bezoldigd, ontvangen een toelage gelijk aan 50 pct. van de toelage zoals die is vastgesteld in artikel 4, indien de normale werktijden van beide betrekkingen samenvallen.
  Het samenvallen der werktijden wordt in twijfelachtige gevallen vastgesteld door de Minister van het departement op welke begroting de wedde voor de loopbaanbetrekking wordt aangerekend.
  § 2. De personen bedoeld in artikel 4 die tevens deel uitmaken van het personeel van andere openbare diensten dan de diensten van de Staat of van het personeel van een gesubsidieerde privé-instelling, ontvangen een toelage gelijk aan 50 pct. van de toelage zoals die is vastgesteld in artikel 4, indien de normale werktijden van beide betrekkingen samenvallen.
  [1 § 3. De personen die een wedde genieten op basis van het koninklijk besluit van 13 augustus 1976 tot vaststelling van de weddeschalen voor sommige graden van het burgerlijk onderwijzend personeel van het ministerie van landsverdediging, worden uitgesloten van het recht op de toelage bedoeld in artikel 4.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2015-10-30/18, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.7.
  <Opgeheven bij KB 2015-10-30/18, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.8. [1 Voor de persoon die niet organiek behoort tot de Koninklijke Militaire School wordt de leeropdracht per academiejaar beperkt tot :
   1° het aantal lesuren overeenstemmend met universitaire onderwijsactiviteiten van zes ECTS;
   2° zestig lesuren voor de niet-universitaire onderwijsactiviteiten.
   De onderwijsactiviteiten bedoeld in het eerste lid, kunnen gecumuleerd worden.
   Met de tijd waarin is voorzien voor de overhoringen en de examens wordt geen rekening houden voor het vaststellen van het aantal lesuren.
   Onder lesuur dient voor de toepassing van dit besluit te worden verstaan een periode van zestig minuten.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

HOOFDSTUK III. - Over het permanent personeel in de Koninklijke Militaire School.
Art.9. § 1. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking in de Koninklijke Militaire School waarin het onderwijs de hoofdfunctie is, ontvangen een jaarlijkse toelage, [1 van]1 :
  1° voor hen die behoren tot groep 1 en hoofdzakelijk belast zijn met cursussen op universitair niveau :
  a) met de hoedanigheid van professor : [1 2.591,48 euro]1;
  b) met de hoedanigheid van docent : [1 1.996,71 euro]1;
  2° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 en belast zijn met cursussen op hoger niet-universitair niveau : [1 1.147, 06 euro]1;
  3° voor hen die behoren tot groep 3 en belast zijn met cursussen op hoger niet-universitair niveau : [1 849,66 euro]1.
  § 2. De weddetrekkende officieren aangewezen voor een betrekking in de Koninklijke Militaire School waarin de hoofdfunctie die van repetitor is, ontvangen een jaarlijkse toelage [1 van]1 :
  1° voor hen die behoren tot groep 1 of tot groep 2 : [1 955,88 euro]1;
  2° voor hen die behoren tot groep 3 : [1 708, 06 euro]1.
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.10. De commandant van de Koninklijke Militaire School ontvangt een jaarlijkse toelage van [1 2.832,24 euro]1.
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.11. De directeur der studiën van de Koninklijke Militaire School ontvangt een jaarlijkse toelage van [1 2.591,48 euro]1.
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.12. De toelagen bedoeld in de artikelen 10 en 11 mogen niet worden gecumuleerd met de toelagen bedoeld [1 in de artikelen 5 en 9]1.
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.13. [1 De bekleders van de onderstaande betrekkingen bij de Koninklijke Militaire School ontvangen de volgende jaarlijkse toelage :
   1° directeur der instructie en der opvoeding : 220,88 euro;
   2° hoofdofficier adjunct van de directeur der studiën : 220,88 euro;
   3° officier lichamelijke opvoeding en sport : 100,40 euro;
   4° commandant van het bataljon leerling-officieren : 100,40 euro;
   5° commandant van het bataljon officier-leerlingen : 100,40 euro;
   6° officier promotiecommandant behorende tot de directie basisvorming : 100,40 euro;
   7° officier adjunct promotiecommandant behorende tot de directie basisvorming : 74,37 euro.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Art.14. § 1. De toelagen vermeld in de artikelen 9, 10, 11 en 13 van dit besluit zijn verschuldigd in dezelfde mate als de wedde, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de aanwijzing voor het ambt.
  Indien deze aanwijzing op de eerste dag van een maand plaatsheeft, is de toelage evenwel vanaf deze dag verschuldigd. De toelage is niet meer verschuldigd op de eerste dag van de maand die volgt op het ontslag uit het ambt. Indien dit ontslag op de eerste dag van de maand plaatsheeft, is de toelage evenwel vanaf dezelfde dag niet meer verschuldigd.
  § 2. De toelage wordt betaald met de wedde van de maand waarop zij betrekking heeft, ten bedrag van één twaalfde van het jaarbedrag.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.15. De bedragen van de toelagen bepaald in de artikelen 4, 5, 6, 9, 10 en 11 zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 en ze worden aangepast aan de schommelingen van dit indexcijfer overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art.16. Het koninklijk besluit van 1 oktober 1973 tot vaststelling van de bezoldiging van de personen belast met een leeropdracht aan sommige scholen voor vorming en voortgezette opleiding van officieren en tot toekenning van een toelage aan de titularissen van sommige betrekkingen bij die scholen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 november 1978 en 21 augustus 1980, wordt opgeheven wat de krijgsmacht betreft.

Art.17. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 18. Onze Minister van [1 van Defensie]1 is belast met de uitvoering van dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2015-10-30/18, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2016>