1 JULI 1992. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, met betrekking tot de eenmalige bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-11-1992 en tekstbijwerking tot 24-01-2011)
Art. 1-6, 6bis, 7-12
Bijlage.
Art. N
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° "wet" : de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
2° "vennootschap" : de vennootschappen bedoeld in artikel 76, 1°, van de wet;
3° "Rijksinstituut" : het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
4° "sociale verzekeringskas" : de sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen, met inbegrip van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.
Art.2. Ten einde aan te sluiten bij een sociale verzekeringskas moet de vennootschap een verklaring van aansluiting ondertekenen waarvan het model in bijlage is gevoegd.
De aansluiting tot de sociale verzekeringskas moet aan het Rijksinstituut ter registratie worden medegedeeld. Dit Instituut houdt in dat verband een geïnformatiseerd bestand van de vennootschappen bij. De goedkeuring van de registratie door het Rijksinstituut geldt als aansluiting. In geval van dubbele aansluiting wordt slechts deze als geldig beschouwd die het eerst aan het Rijksinstituut medegedeeld werd.
Art.3. De naar behoren aangesloten vennootschap is ertoe gehouden, binnen de veertien dagen, haar sociale verzekeringskas op de hoogte te brengen van iedere wijziging van de inlichtingen die op de verklaring van aansluiting zijn vermeld.
Art.4.§ 1. De vennootschappen moeten niet bij een sociale verzekeringskas aansluiten of zijn vrijgesteld van de betaling van de bijdrage bedoeld in artikel 78 van de wet, indien zij bewijzen zich te bevinden in één van de hierna bedoelde situaties :
1° dat zij bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel failliet werden verklaard;
2° [1 ...]1
3° dat zij het voorwerp uitmaken van een [1 gerechtelijke reorganisatie]1 dat door de Rechtbank van Koophandel werd gehomologeerd en niet werd vernietigd of ontbonden;
4° dat zij zich in een toestand van vereffening bevinden en de ontbinding een einde heeft gesteld aan de exploitatie.
§ 2. Het Rijksinstituut verzaakt ambtshalve aan de aansluiting wanneer is vastgesteld dat de vennootschap zich bevindt in één van de in § 1 bedoelde situaties.
§ 3. De toepassing van de bepalingen van dit artikel kan nooit tot gevolg hebben dat een reeds betaalde bijdragen zou worden terugbetaald.
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
Art.5. De in artikel 78 van de wet bedoelde bijdrage moet worden betaald aan de sociale verzekeringskas.
Deze bijdrage wordt geacht betaald te zijn de dag waarop het bedrag ervan op het krediet van de rekening van de sociale verzekeringskas werd gebracht.
In afwijking van voorgaand lid wordt als datum van betaling beschouwd :
- voor de betaling in speciën aan het loket van de sociale verzekeringskas : de dag waarop de betaling in speciën aan het loket van de sociale verzekeringskas werd verricht;
- voor de stortingen in een postkantoor : de dag waarop de storting in het postkantoor werd verricht.
Uitgezonderd wanneer de bijdrage werd betaald op het ogenblik van de aansluiting, stuurt de sociale verzekeringskas de vennootschap een vervaldagbericht.
De vennootschap kan het feit, dat zij geen vervaldagbericht zou ontvangen hebben, niet inroepen om zich aan haar wettelijke verplichtingen te onttrekken.
Art.6.
§ 1. Indien de vennootschap de in artikel 78 van de wet bedoelde bijdrage niet heeft betaald (vóór 31 december 1992), wordt deze bijdrage of het gedeelte ervan dat niet werd betaald, verhoogd met 500 frank. <KB 1992-10-20/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
Zolang die bijdrage niet volledig is betaald, wordt de eerste dag van iedere volgende maand de verhoging van 500 frank opnieuw toegepast.
Deze verhoging wordt voor de laatste maal in rekening gebracht de eerste dag van de maand in de loop waarvan de vennootschap voor het gerecht gedagvaard wordt tot betaling van die bijdrage of van het gedeelte ervan dat niet betaald werd, naargelang het geval.
§ 2. (In afwijking op § 1 wordt de verhoging voor de eerste maal toegepast de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand van hun oprichting, wat betreft de vennootschappen opgericht na 1 oktober 1992, of de eerste dag van de vierde maand die volgt op het feit dat hen onderwerpt aan de belasting der niet-verblijfhouders, wat betreft de vennootschappen die slechts na 1 oktober 1992 aan de belasting der niet-verblijfhouders onderworpen werden.) <KB 1992-10-20/34, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
§ 3. De in dit artikel bedoelde verhogingen zijn ambtshalve en zonder ingebrekestelling verschuldigd.
Art. 6bis. <ingevoegd bij KB 1996-03-19, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Op voorwaarde dat de eigenlijke bijdrage in haar geheel werd vereffend, kan de betaling van de in artikel 6 bedoelde verhoging geheel of gedeeltelijk verzaakt worden :
1° wanneer de schuldenaar zich kan beroepen op een geval van overmacht;
2° in andere behartigenswaardige gevallen.
Om ontvankelijk te zijn dient de aanvraag tot verzaking van de betaling van de verhoging te worden ingediend bij de sociale verzekeringskas waarbij de vennootschap is aangesloten. De sociale verzekeringskas bezorgt deze aanvraag onverwijld aan het Rijksinstituut. Dit Instituut beslist over de verzaking en deelt haar beslissing mee aan de betrokken sociale verzekeringskas.
Art.7. Alvorens tot gerechtelijke invordering over te gaan moeten de sociale verzekeringskassen, in ieder geval, de vennootschap een herinnering bij ter post aangetekend schrijven toesturen met vermelding van het bedrag waarop de invordering zal staan.
Deze herinnering kan gebeuren door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder.
Art.8. De bijkomende kosten die voor de sociale verzekeringskas voortvloeien uit de verzending van herinneringen aan vennootschappen, achteruit met betaling, worden ten laste van die vennootschappen gelegd.
De bijkomende kosten die voortvloeien uit een ambtshalve aansluiting, ten bedrage van 300 frank, worden ten laste gelegd van de ambtshalve aangesloten vennootschappen.
Art.9. De sociale verzekeringskassen houden 5 pct. van de geïnde bijdragen en verhogingen af, waarvan 4 pct. bestemd is om hun kosten te dekken verbonden aan de inning en de invordering en waarvan 1 pct. moet doorgestort worden aan het Rijksinstituut ten einde zijn werkingskosten te dekken.
Art.10. De sociale verzekeringskassen dragen dagelijks de bijdragen, verhogingen, alsmede het gedeelte van de werkingskosten die het Rijksinstituut toekomen, aan dit Instituut over.
Wanneer het bedrag van de fondsen niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn is overgemaakt, wordt per dag vertraging op het verschuldigde bedrag een verhoging van 0,045 pct. toegepast.
Deze verhoging, die bestemd is voor het Rijksinstituut, wordt voorafgenomen van de bedragen die bestemd zijn om de beheers- en werkingskosten van het betrokken fonds te dekken.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1992.
Art.12. Onze Minister van de Kleine en de Middelgrote Ondernemingen en Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N. VERKLARING VAN AANSLUITING VAN EEN VENNOOTSCHAP.<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 03-07-1992, p. 15414>