Details





Titel:

10 DECEMBER 1992. - Ministerieel besluit betreffende de produktie, de handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse overheid door BVR2010-03-19/22, art. 60, 11°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-09-27/15, art. 41,17°, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-2006 en tekstbijwerking tot 04-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - De erkenning.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het spermacentrum.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Administratieve vereisten.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - De donoren.
Art. 5
HOOFDSTUK V. - De handel.
Art. 6-8
HOOFDSTUK VI. - Controle.
Art. 9
HOOFDSTUK VII. - Sankties.
Art. 10
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 11-13
BIJLAGEN.
Art. N1-4N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986016158 



Uitvoeringsbesluit(en):

2006023092  2010035327  2018205958 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - De erkenning.
Artikel 1. Om de erkenning te bekomen voor het in de handel brengen van sperma moet een spermacentrum beantwoorden aan de volgende voorwaarden :
  a) een aanvraag om erkenning richten aan de Minister;
  b) onder het permanent toezicht staan van een aangenomen dierenarts overeenkomstig de bepalingen van de bijlage I, 1, bij dit besluit;
  c) beschikken over een infrastruktuur en een uitrusting die beantwoorden aan de vereisten vastgesteld in artikel 2 van dit besluit;
  d) een dagboek bijhouden waarin de verrichtingen van dag tot dag worden opgetekend volgens de instrukties vastgesteld in artikel 3 van dit besluit;
  e) over personeel beschikken dat voldoende kennis en ervaring op het gebied van de kunstmatige inseminatie kan bewijzen, en dat voldoende kennis heeft over ontsmetting en gezondheidszorg om de verspreiding van ziekten tegen te gaan;
  f) alleen beren gebruiken die toegelaten zijn tot de kunstmatige inseminatie overeenkomstig de bepalingen in artikel 2 en 3 van het koninklijk besluit van 2 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens;
  g) in het spermacentrum alleen beren houden die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5 van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Het spermacentrum.
Art.2. § 1. Het spermacentrum moet beschikken over :
  a) aangepaste stalruimte voor de huisvesting van de beren en een afzonderlijk deklokaal, zo gebouwd dat :
  1° er geen contact mogelijk is tussen de beren en de dieren buiten het spermacentrum;
  2° zij gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en ontsmet;
  3° de gezondheid van de beren kan worden gegarandeerd;
  b) een afzonderingsruimte voor beren die tot het centrum toegelaten zijn en die om medische redenen bijzondere zorgen of toezicht vragen, zo gebouwd dat er geen rechtstreekse toegang is tot de stallen voor gewone huisvesting, noch tot het deklokaal;
  c) een afzonderlijke ruimte voor het onderzoek en de behandeling van het sperma;
  d) een afzonderlijke ruimte voor het opslaan van het sperma.
  § 2. Het spermacentrum dient bovendien te beschikken over een afzonderingsstal waarin beren vreemd aan het spermacentrum zullen verblijven tot zij door de aangenomen dierenarts bedoeld in artikel 1, § 1, b, toegelaten worden tot het spermacentrum. De afzonderingsstal dient zo gebouwd te worden dat er geen rechtstreekse toegang is tot de onder § 1 vermelde ruimten. Hij bevindt zich niet noodzakelijk op dezelfde plaats als het spermacentrum.

HOOFDSTUK III. - Administratieve vereisten.
Art.3. De erkende spermacentra moeten een dagboek bijhouden waarin alle dagdagelijkse verrichtingen worden opgetekend. Het dagboek bevat tenminste :
  a) voor elke donor in het spermacentrum aanwezig, een certificaat dat de inschrijving van de beer in een erkend stamboek of register bevestigd;
  b) de zoötechnische, andrologische en sanitaire gegevens die de aanwending van elke beer verantwoorden;
  c) alle controles op ziekten en vaccinaties die zijn uitgevoerd en alle gegevens uit het gezondheids-dossier van elke beer;
  d) het schema van de sperma-afnamen, en voor elke sperma-afname : de datum, het resultaat van de spermacontrole, de gebruikte verdunner en de toegepaste verdunningsgraad;
  e) de bestemming van iedere geproduceerde dosis.

Art.4. Het erkende spermacentrum dient op alle documenten - inclusief de etiketten op de spermarecipiënten en de spermarecipiënten zelf - die het centrum verlaten, het haar toegekende erkenningsnummer te vermelden. Dit nummer bestaat uit de letter " B " gevolgd door 3 cijfers.

HOOFDSTUK IV. - De donoren.
Art.5. Om toegelaten te worden tot een spermacentrum dienen de beren te voldoen aan de sanitaire voorwaarden bepaald in bijlage I, 2, en aan de andrologische voorwaarden bepaald in bijlage III, 1, bij dit besluit.

HOOFDSTUK V. - De handel.
Art.6. Het sperma afgeleverd door een erkend spermacentrum en bestemd voor de nationale handel, dient :
  a) te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1;
  b) op het spermarecipiënt tenminste volgende vermeldingen te dragen; het erkenningsnummer van het spermacentrum, de naam en/of het nummer van de donor en de datum van sperma-afname;
  c) vergezeld te zijn van een certificaat opgesteld en afgeleverd overeenkomstig de bepalingen terzake in het Ministerieel besluit van 3 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens.
  Het certificaat wordt samen met het sperma overhandigd aan de gebruiker die er de identiteit van de zeug en de kenmerken van de inseminatie op kan vermelden en het als dekbewijs kan overmaken aan de organisatie waarbij de zeug is ingeschreven of geregistreerd.

Art.7. Het sperma afgeleverd door een erkend spermacentrum en bestemd om naar een lidstaat of een derde land te worden verzonden, dient :
  a) te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1, bij dit besluit;
  b) op het spermarecipiënt tenminste volgende vermeldingen te dragen : het erkenningsnummer van het spermacentrum, de naam en/of het nummer van de donor en de datum van de sperma-afname vermelden;
  c) vergezeld zijn van een gezondheidscertificaat zoals bepaald in bijlage II, 2, bij dit besluit;
  d) vergezeld zijn van een zoötechnisch certificaat opgesteld en afgeleverd overeenkomstig de bepalingen terzake in het Ministerieel besluit van 3 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens.

Art.8. § 1. Het sperma dat uit een erkend spermacentrum gelegen in een lidstaat wordt aangevoerd of uit een toegelaten centrum gelegen in een toegelaten derde land wordt ingevoerd, dient :
  a) wanneer het verzonden werd vanuit een Lidstaat, te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1, vergezeld te gaan van een gezondheidscertificaat zoals bepaald in bijlage II, 2, bij dit besluit en van een zoötechnisch certificaat zoals bepaald in de Beschikkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen 89/503/EEG en 89/506/EEG van 18 juli 1989.
  b) wanneer het verzonden werd of van oorsprong is uit een derde land, toegelaten te zijn tot de invoer bij machtiging afgeleverd door het Bestuur, te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1, bij dit besluit en vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidscertificaat en van een zoötechnisch certificaat afgeleverd door de bevoegde autoriteiten van dat derde land, volgens het model bepaald in de invoermachtiging.
  § 2. Wanneer in een lidstaat of een derde land of een deel van deze, een besmettelijke ziekte uitbreekt die overdraagbaar is door het sperma, kan het Bestuur het sperma afkomstig uit het betrokken gebied en gewonnen in de zes weken voorafgaand aan de uitbraak, uit de opslag doen verwijderen en vernietigen, onderweg zijnde zendingen van dat sperma terugwijzen of vernietigen als terugzending niet mogelijk is en de verdere aanvoer van sperma uit het betrokken gebied tijdelijk verbieden overeenkomstig de bepalingen daartoe door de Europese Gemeenschap getroffen of bij gebrek hieraan de afgeleverde invoermachtigingen herroepen en nietig verklaren. De kosten hieraan verbonden zijn ten laste van de verzender, de invoerder of hun lasthebbers.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==============================
  Art. 8. (VLAAMSE OVERHEID)
  § 1. Het sperma dat uit een erkend spermacentrum gelegen in een lidstaat wordt aangevoerd of uit een toegelaten centrum gelegen in een toegelaten derde land wordt ingevoerd, dient :
  a) wanneer het verzonden werd vanuit een Lidstaat, te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1, vergezeld te gaan van een gezondheidscertificaat zoals bepaald in bijlage II, 2, bij dit besluit en van een zoötechnisch certificaat zoals bepaald in de Beschikkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen 89/503/EEG en 89/506/EEG van 18 juli 1989.
  b) wanneer het verzonden werd of van oorsprong is uit een derde land, toegelaten te zijn tot de invoer bij machtiging afgeleverd door (de bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen), te voldoen aan de bepalingen van bijlage II, 1, bij dit besluit en vergezeld te gaan van een oorsprongs- en gezondheidscertificaat en van een zoötechnisch certificaat afgeleverd door de bevoegde autoriteiten van dat derde land, volgens het model bepaald in de invoermachtiging. <MB 2006-05-19/47, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 2. Wanneer in een lidstaat of een derde land of een deel van deze, een besmettelijke ziekte uitbreekt die overdraagbaar is door het sperma, kan het Bestuur het sperma afkomstig uit het betrokken gebied en gewonnen in de zes weken voorafgaand aan de uitbraak, uit de opslag doen verwijderen en vernietigen, onderweg zijnde zendingen van dat sperma terugwijzen of vernietigen als terugzending niet mogelijk is en de verdere aanvoer van sperma uit het betrokken gebied tijdelijk verbieden overeenkomstig de bepalingen daartoe door de Europese Gemeenschap getroffen of bij gebrek hieraan de afgeleverde invoermachtigingen herroepen en nietig verklaren. De kosten hieraan verbonden zijn ten laste van de verzender, de invoerder of hun lasthebbers.

HOOFDSTUK VI. - Controle.
Art.9. § 1. Onverminderd de bepalingen van de reglementering op de diergeneeskundige politie worden de erkende spermacentra tweemaal per jaar bezocht door de bevoegde inspecteur-dierenarts of zijn afgevaardigde, in het kader van de permanente controle op de nalevingen van de sanitaire aspecten inzake de erkenning en het toezicht.
  § 2. De erkende spermacentra worden met dezelfde regelmaat onderworpen aan een controle door de bevoegde rijksveeteeltconsulent voor wat de zoötechnische aspecten van de erkenning betreft.
  § 3. De kosten van de controles zijn ten laste van de gecontroleerde spermacentra.
  +++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==============================
  Art. 9. (VLAAMSE OVERHEID)
  § 1. Onverminderd de bepalingen van de reglementering op de diergeneeskundige politie worden de erkende spermacentra tweemaal per jaar bezocht door de bevoegde inspecteur-dierenarts of zijn afgevaardigde, in het kader van de permanente controle op de nalevingen van de sanitaire aspecten inzake de erkenning en het toezicht.
  § 2. De erkende spermacentra worden met dezelfde regelmaat onderworpen aan een controle door de (ambtenaar van de bevoegde entiteit) voor wat de zoötechnische aspecten van de erkenning betreft. <MB 2006-05-19/47, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 3. De kosten van de controles zijn ten laste van de gecontroleerde spermacentra.
  +++++++++++

HOOFDSTUK VII. - Sankties.
Art.10. § 1. Overtredingen van de veterinairrechtelijke bepalingen van dit besluit worden vastgesteld en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
  § 2. Overtredingen van de zoötechnische bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.11. § 1. Ten titel van overgangsmaatregel, wordt aan de spermacentra die bij het van kracht worden van dit besluit over een erkenning beschikken, afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 september 1986 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1975 betreffende de verbetering van het varkensras, twaalf maanden de tijd verleend om aan te tonen dat zij voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
  § 2. De erkenning van spermacentra, die bij het verstrijken van deze overgangsperiode niet voldoen aan de bepalingen van dit besluit, wordt van rechtswege ingetrokken.

Art.12. <Opheffingsbepaling van MB 1986-09-11/36>

Art.13. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. Sanitaire voorwaarden voor de produktie van sperma bestemd voor de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de export.
  Om met het oog op de nationale handel, het intracommunautair handeslverkeer en de export van sperma van varkens, een erkenning als spermacentrum te verwerven dient een spermacentrum te voldoen aan de volgende sanitaire voorwaarden.

Art. 1N1. 1. Toezicht.
  Het spermacentrum moet onder het permanente toezicht staan van een aangenomen dierenarts. Daartoe wordt een schriftelijke overeenkomst gemaakt tussen de verantwoordelijke van het spermacentrum en de betrokken aangenomen dierenarts.
  Deze dierenarts ziet er op toe dat :
  - enkel beren die voldoen aan punt 2 van deze bijlage op het spermacentrum worden toegelaten;
  - dat er geen rechtstreeks noch onrechtstreeks contact ontstaat tussen de toegelaten beren en dieren buiten het spermacentrum;
  - enkel de personen verbonden aan het spermacentrum, de personen die er ambtshalve toe gemachtigd zijn en de personen die hij daartoe machtigt, worden toegelaten tot het spermacentrum;
  - enkel van toegelaten beren sperma wordt gewonnen, behandeld, opgeslagen en afgeleverd;
  - enkel sperma gewonnen in spermacentra met een evenwaardige erkenning wordt behandeld, bewerkt en opgeslagen in het spermacentrum;
  - de in het spermacentrum toegelaten beren de routinekontroles bepaald onder punt 3 van deze bijlage, ondergaan;
  - het winnen, behandelen en opslaan van sperma alleen gebeurt in de speciaal daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheidsvoorschriften;
  - het sanitair onderhoud van de lokalen verloopt zoals door hem is voorgeschreven;
  - vóór gebruik ieder stuk gereedschap dat bij het winnen en het behandelen in kontakt komt met het sperma of met de donor, op adequate wijzen wordt ontsmet of gesteriliseerd;
  - recipiënten voor opslag en transport op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd voordat met het vullen wordt begonnen;
  - produkten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid of vóór gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;
  - het cryogene middel voordien nog niet voor andere produkten van dierlijke oorsprong is gebruikt;
  - iedere, al dan niet in afzonderlijke doses verdeelde, spermagift op zodanige wijze wordt gemerkt dat de datum van winning, het nummer of de naam van de donor en het erkenningsnummer van het spermacentrum gemakkelijk zijn vast te stellen;
  - dat het vereiste dagboek behoorlijk wordt bijgehouden.

Art. 2N1. 2. Toelatingsvoorwaarden.
  2.1. Op een spermacentrum erkend voor de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de export van sperma worden enkel die beren toegelaten die beantwoorden aan de volgende voorwaarden :
  2.1.1. vóór hun verblijf in de afzonderingsstal bedoeld in artikel 2, § 2, van dit besluit, dienen de beren deel uitgemaakt te hebben van bedrijven of beslagen :
  2.1.1.1. die officieel vrij zijn van klassieke varkenspest;
  2.1.1.2. die vrij zijn van brucellose;
  2.1.1.3. waarvan in de voorgaande 12 maanden geen tegen mond- en klauwzeer ingeënte dieren deel hebben uitgemaakt;
  2.1.1.4. waar in de afgelopen 12 maanden geen klinische, pathologische of serologische indicaties waargenomen zijn die in verband kunnen worden gebracht met de ziekte van Aujeszky;
  2.1.1.5. ten aanzien waarvan geen enkel verbod geldt, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 64/432/EEG met betrekking tot Afrikaanse varkenspest, vesiculaire varkensziekte, ziekte van Teschen en mond- en klauwzeer.
  2.1.2. Zij hebben in de 30 dagen die de afzonderingsperiode voor de toelating tot het spermacentrum voorafgaan, negatief gereageerd op de volgende tests :
  2.1.2.1. een complementbindingsreaktie voor brucellose, met een titer van minder dan 30 IE;
  2.1.2.2. voor de ziekte van Aujeszky hetzij een serumneutralisatie- of een ELISA test met gebruikmaking van alle virale antigenen ingeval het niet ingeënte varkens betreft; hetzij een ELISA test voor GI-antigenen ingeval het varkens betreft die zijn ingeënt met een GI-negatief vaccin;
  2.1.2.3. een ELISA test of een serumneutralisatietest voor de opsporing van klassieke varkenspest.
  2.1.3. Zij hebben tenminste 30 dagen vóór hun toelating tot het spermacentrum verbleven in een door de Diergeneeskundige Dienst van Bestuur erkende afzonderingsruimte, en daar in de laatste 15 dagen vóór hun toelating, negatief gereageerd op de volgende tests :
  2.1.3.1. voor brucellose :
  - een serumagglutinatietest overeenkomstig de in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden (IU) per milliliter moet blijken;
  - een complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter (20 ICFT-eenheden) moet blijken;
  2.1.3.2. voor de ziekte van Aujeszky :
  - een serumneutralisatie- of ELISA-test met gebruikmaking van alle virale antigenen in geval het niet-ingeënte varkens betreft;
  - een ELISA-test voor GI-antigenen in geval het varkens betreft die zijn ingeënt met een GI-negatief vaccin;
  2.1.3.3. een microagglutinatietest voor het opsporen van leptospirose (pomona-, grippotyphosa-, tarassovi-, hardjo- bratislava- en ballum-serumvirussen) of een behandeling tegen leptospirose hebben ondergaan met twee injecties streptomycine met een interval van 14 dagen (25 mg per kilogram levend gewicht).
  Blijkt één van bovengenoemde tests positief, dan moet het dier, onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn bij het uitbreken van mond- en klauwzeer of varkenspest, onmiddellijk uit de afzonderingsstal worden verwijderd. Bij collectieve afzondering neemt de Diergeneeskundige Dienst van het Bestuur de nodige maatregelen om het mogelijk te maken dat de overblijvende dieren in het spermacentrum worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage.
  2.2. De beren mogen slechts tot het spermacentrum worden toegelaten met de uitdrukkelijke toestemming van de dierenarts van het spermacentrum.
  2.3. Beren die in een spermacentrum worden toegelaten, mogen op de dag van toelating geen klinische ziektesymptomen vertonen en moeten afkomstig zijn uit een in punt 2.1.3. bedoelde afzonderingsruimte die op de dag van verzending officieel aan de volgende voorwaarden voldoet :
  2.3.1. zij moet gelegen zijn in een gebied met een straal van 10 km, waarin zich sedert ten minste 30 dagen geen enkel geval van mond- en klauwzeer of varkenspest heeft voorgedaan;
  2.3.2. zij moet sedert ten minste drie maanden vrij zijn van mond- en klauwzeer en van brucellose;
  2.3.3. zij moet sedert ten minste 30 dagen vrij zijn van klinische, pathologische en serologische indicaties die in verband kunnen worden gebracht met de ziekte van Aujeszky of met andere varkensziekten ten aanzien waarvan een aangifteplicht geldt.
  2.4. Indien aan de in punt 2.3. omschreven voorwaarden is voldaan en indien de in punt 3 bedoelde routinetests in de voorafgaande 12 maanden zijn verricht, mogen dieren vanuit een erkend spermacentrum naar een ander spermacentrum met eenzelfde gezondheidsstatus worden overgebracht zonder afzondering en zonder tests, voor zover de overbrenging rechtstreeks gebeurt. Het betrokken dier mag bij deze overbrenging niet rechtstreeks of onrechtstreeks in contact komen met tweehoevige dieren met een mindere gezondheidsstatus en de gebruikte transportmiddelen moeten vóór gebruik ontsmet zijn.
  Indien de overbrenging van het ene spermacentrum naar het andere tussen Lid-Staten plaatsvindt, geschiedt dit overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG.

Art. 3N1. 3. Routinetests.
  3.1. Alle beren die in een erkend spermacentrum verblijven, moeten bij het verlaten van het spermacentrum de onderstaande tests met negatieve resultaten ondergaan :
  3.1.1. voor de ziekte van Aujeszky :
  - een serumneutralisatie- of ELISA-test met gebruikmaking van alle virale antigenen in geval het niet-ingeënte varkens betreft;
  - een ELISA-test voor GI-antigenen in geval het varkens betreft die zijn ingeënt met een GI-negatief vaccin;
  3.1.2. een complementbindingsreactie overeenkomstig bijlage C van Richtlijn 64/432/EEG met betrekking tot brucellose;
  3.1.3. een ELISA-test of een serumneutralisatietest voor de opsporing van klassieke varkenspest.
  Bovendien moeten beren die langer dan 12 maanden in het spermacentrum verblijven, uiterlijk 18 maanden na hun toelating worden onderworpen aan de onder 3.1.1. en 3.1.2. bedoelde tests.
  3.2. Alle tests worden verricht in het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek.
  3.3. Indien één van bovengenoemde tests positief uitvalt, moet de beer, onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn bij het uitbreken van mond- en klauwzeer of varkenspest, worden afgezonderd en mag het sinds de laatste negatieve test verkregen sperma van deze beer niet in de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer worden gebracht of geëxporteerd worden.
  Het sperma van de andere donoren die in het spermacentrum verblijven, moet vanaf de datum waarop de test met positieve resultaat werd uitgevoerd, afzonderlijk worden opgeslagen en mag niet tot het intracommunautair handelsverkeer of de export worden toegelaten totdat de gezondheidsstatus van het spermacentrum hersteld is.

Art. N2. Bijlage II. - Voorwaarden waaraan sperma moet voldoen om in het intracommunautair handelsverkeer, de export en de nationale handel te worden gebracht.

Art. 1N2. 1. Het sperma moet afkomstig zijn van beren die :
  1.1.1. geen klinische ziektesymptomen vertonen op de dag waarop het sperma wordt verkregen;
  1.1.2. niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt;
  1.1.3. voldoen aan de eisen van bijlage I bij dit besluit;
  1.1.4. niet gebruikt worden voor natuurlijke dekking;
  1.1.5. verblijven in een spermacentrum dat :
  1.1.5.1. sedert ten minste drie maanden vrij is geweest van mond- en klauwzeer;
  1.1.5.2. dat gelegen is in het centrum van een gebied met een straal van 10 km waarin zich in ten minste 30 dagen geen geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;
  1.1.5.3. dat bovendien niet gelegen is in een gebied waar verbodsbepalingen inzake besmettelijke varkensziekten van toepassing zijn;
  1.1.6. verblijven in een spermacentrum dat in een periode van 30 dagen vóór de winning van het sperma vrij was van varkensziekten ten aanzien waarvan een aangifteplicht geldt.
  1.2. Een combinatie van efficiënte antibiotica, met name tegen leptospiren en mycoplasmen, moet aan het uiteindelijke verdunde sperma worden toegevoegd. Deze combinatie moet een effect hebben dat tenminste gelijkwaardig is aan de volgende verdunningen :
  minimaal :
  500 IU streptomycine per ml;
  500 IU penicilline per ml;
  150 ug lincomycine per ml;
  300 ug spectinomycine per ml.
  Onmiddellijk na de toevoeging van deze antibiotica moet het verdunde sperma minimaal 45 minuten op een temperatuur van ten minste 15 °C worden gehouden.
  1.3. Sperma voor het intracommunautair handelsverkeer moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1.3.1. het moet vóór verzending overeenkomstig het bepaalde in bijlage I worden opgeslagen;
  1.3.2. het moet naar de Lid-Staat van bestemming worden vervoerd in recipiënten die vóór verzending uit de erkende opslagruimten op adequeate wijze zijn verzegeld.
  2. Model van gezondheidscertifikaat dat sperma van varkens in het intracommunautair handelsverkeer dient te vergezellen. <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 19-12-1992, p. 27048>

Art. N3. Bijlage III. - Andrologische voorwaarden.

Art. 1N3. 1. Voor de ingebruikname in een spermacentrum moet een beer aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1.1. de leeftijd van 20 weken hebben bereikt;
  1.2. een controle ondergaan hebben van het geslachtsapparaat en van het gedrag in rust en tijdens enkele dekkingen;
  1.3. met gunstig gevolg het spermaonderzoek ondergaan zoals bedoeld in punt 3 van deze bijlage.

Art. 2N3. 2. Bij ziekte of klachten van gebruikers van het sperma dient de aangenomen dierenarts, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, b, van dit besluit, te worden geraadpleegd.
  De beer mag dan enkel na een gunstig spermaonderzoek, zoals bedoeld in punt 3 van deze bijlage, terug in gebruik worden genomen.

Art. 3N3. 3. Het spermaonderzoek bestaat uit het onderzoek van 3 ejaculaten afgenomen in een tijdspanne van 15 dagen. Voor elk ejaculaat dienen tenminste volgende kenmerken te worden vastgesteld :
  - zuurtegraad;
  - volume;
  - beweeglijkheid;
  - concentratie;
  - morfologie :
  - % levende, % dode;
  - % normale, abnormale koppen, abnormale staarten, losse koppen, losse kopkap, protoplasmadruppel;
  - thermoresistentiebepaling na 48 uur.

Art. 4N3. 4. Alle kontroles en onderzoeken vermeld in deze bijlage dienen te worden uitgevoerd door de aangenomen dierenarts, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, b, van dit besluit.