21 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
Art. 1-20
Artikel 1. <Wijzigingsbepaling van art. 1 van KB 1991-01-02/40>
Art.2. <Wijzigingsbepaling van art. 2 van KB 1991-01-02/40>
Art.3. <Wijzigingsbepaling van art. 6 van KB 1991-01-02/40>
Art.4. <Wijzigingsbepaling van art. 8 van KB 1991-01-02/40>
Art.5. <Invoeging van een afdeling IIIbis , omvattende artikel 8bis, in KB 1991-01-02/40>
Art.6. <Wijzigingsbepaling van art. 9 van KB 1991-01-02/40>
Art.7. <Wijzigingsbepaling van art. 12 van KB 1991-01-02/40>
Art.8. <Wijzigingsbepaling van art. 13 van KB 1991-01-02/40>
Art.9. <Wijzigingsbepaling van art. 14 van KB 1991-01-02/40>
Art.10. <Wijzigingsbepaling van art. 15 van KB 1991-01-02/40>
Art.11. <Wijzigingsbepaling van art. 17 van KB 1991-01-02/40>
Art.12. <Wijzigingsbepaling van art. 19 van KB 1991-01-02/40>
Art.13. <Wijzigingsbepaling van art. 20 van KB 1991-01-02/40>
Art.14. <Wijzigingsbepaling van art. 22 van KB 1991-01-02/40>
Art.15. <Wijzigingsbepaling van art. 23 van KB 1991-01-02/40>
Art.16. <Wijzigingsbepaling van art. 24 van KB 1991-01-02/40>
Art.17. <Wijzigingsbepaling van art. 25 van KB 1991-01-02/40>
Art.18. <Opheffingsbepaling van art. 28 van KB 1991-01-02/40>
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.
Het krachtens artikel 15, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit van 2 januari 1991 zoals gewijzigd bij dit besluit, voorziene verlies van het recht op onderbrekingsuitkeringen na 1 jaar zelfstandige activiteit wordt echter slechts toegepast vanaf het begin van een nieuwe periode van loopbaanonderbreking, die aanvangt vanaf 1 januari 1993.
Indien de nieuwe periode van loopbaanonderbreking bedoeld in het vorig lid, echter aanvangt tussen 1 januari 1993 en 28 februari 1993 en de werknemer het bewijs levert van het bestaan, vóór 1 januari 1993, van een schriftelijke overeenkomst met zijn werkgever betreffende deze nieuwe periode van loopbaanonderbreking, gaat het recht op onderbrekingsuitkeringen slechts verloren vanaf het begin van de daaropvolgende periode van loopbaanonderbreking.
In afwijking van het eerste lid kunnen de werknemers van minder dan 50 jaar die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit reeds een periode van vermindering van hun arbeidsprestaties aangevat hebben die de maximumduur van 60 maanden overschrijdt, nog van uitkeringen genieten tot en met 31 maart 1993.
In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering met 5 pct. van het bedrag van de onderbrekingsuitkering voorzien bij artikel 8bis van het koninklijk besluit van 2 januari 1991, ingevoegd bij dit besluit, slechts toegepast vanaf het begin van een nieuwe periode van loopbaanonderbreking die aanvangt vanaf 1 januari 1993.
Art. 20. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.