23 SEPTEMBER 1992. - [Koninklijk besluit op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging]. <Opschrift vervangen door KB2008-09-28/36, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; voir également l'art. 20> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-1996 en tekstbijwerking tot 07-09-2021)
HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Deel 1. - Algemene beginselen.
Art. 2-6
Deel 2. - Structuur van de jaarrekening.
Art. 7-10
Deel 3. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de jaarrekening.
Art. 11, 11bis, 12-14
HOOFDSTUK III. - Waarderingsregels.
Deel 1. - Algemene beginselen.
Art. 15-19, 19bis
Deel 2. - Aanschaffingswaarde en nominale waarde.
Art. 20-22, 22bis, 23
Deel 3. - Bijzondere regels.
Art. 24-27, 27bis, 27ter, 28-34, 34bis, 35, 35bis, 35ter, 35quater, 36, 36bis, 36ter, 36quater, 36quinquies, 36sexies
HOOFDSTUK IV. - Vorm en inhoud van de jaarrekening die volgens de wet moet worden neergelegd.
Art. 37, 37bis
HOOFDSTUK V. - Bevoegdheid van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Art. 38
HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art. 39-47
Bijlage.
Art. N1
1996011240 1998003595 2008003402 2011003106 2014003081 2014004024 2017010981 2019040730 2021032562
HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer.
Artikel 1.<KB 2008-09-28/36, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20> De bepalingen van dit besluit gelden voor :
1° de kredietinstellingen bedoeld bij [1 artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 2 van de wet]1;
2° de beleggingsondernemingen bedoeld bij artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 45 van de wet;
3° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij [1 artikel 186 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen]1.
[1 4° de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging bedoeld [2 bij artikel 10]2 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.]1
Voor de toepassing van dit besluit worden de bijkantoren en centra van werkzaamheden in België van ondernemingen naar buitenlands recht samen als één instelling beschouwd.
De ondernemingen waarvoor het besluit geldt worden hierna " instellingen " genoemd.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
(2)<KB 2017-02-25/03, art. 168, 010; Inwerkingtreding : 27-03-2017>
HOOFDSTUK II. - Vorm en inhoud van de jaarrekening.
Deel 1. - Algemene beginselen.
Art.2. De jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Deze stukken vormen een geheel.
(De jaarrekening wordt uitgedrukt (...) in euro.) <KB 1998-11-26/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.3. De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Zij moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, de aard en het bedrag, op de dag waarop het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten van de instelling, van haar schulden en verplichtingen evenals van haar eigen middelen en anderzijds, de aard en het bedrag, op dezelfde dag, van haar kosten en opbrengsten over het afgesloten boekjaar.
Art.4. De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Wanneer de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan het voorschrift van artikel 3 moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.
Art.5.Het rekeningenstelsel van de (instelling) moet zodanig worden ingericht of aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoegingen of weglatingen volgen uit de desbetreffende gesaldeerde rekeningen, nadat deze met de inventaris in overeenstemming zijn gebracht zoals is voorgeschreven bij [1 artikel III.90, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De beginbalans van een boekjaar moet, onverminderd de toepassing van artikel 11, derde lid, overeenstemmen met de eindbalans van het voorgaande boekjaar.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art.6.Verrekening tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen bij dit besluit bepaald. [1 In dergelijke gevallen worden de te verrekenen bedragen als brutobedragen in de toelichting bij de jaarrekening vermeld.]1
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Deel 2. - Structuur van de jaarrekening.
Art.7. § 1. De balans en de resultatenrekening worden, onverminderd de toepassing van artikel 9, tweede lid, en van artikel 38, opgesteld overeenkomstig de schema's in hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit.
De resultatenrekening wordt naar keuze van de (instelling) opgesteld in scontrovorm of in staffelvorm. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De toelichting bevat de in hoofdstuk I, afdeling 3, van de bijlage bij dit besluit bepaalde gegevens en staten. (De toelichting bevat eveneens de in boek II, Titel I, hoofdstuk III, afdeling II, onderafdeling III, punt B, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen bedoelde gegevens betreffende de sociale balans). <KB 2008-09-28/36, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 2. De posten van de balans en de resultatenrekening en de vermeldingen in de toelichting, bedoeld in § 1, mogen worden weggelaten wanneer zij niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar; wanneer voor deze posten en vermeldingen het bedrag van het voorgaande boekjaar moet worden vermeld, dan mogen ze slechts worden weggelaten wanneer ze ook voor dat boekjaar niet dienstig zijn.
§ 3. De inhoud van de jaarrekeningposten wordt, waar nodig, nader omschreven in hoofdstuk II van de bijlage bij dit besluit.
Voor de toepassing van dit besluit worden de posten van de balans en de resultatenrekening aangeduid met een Romeins cijfer of een hoofdletter en de subposten met een Arabisch cijfer.
Art.8.Kunnen actief- of passiefbestanddelen onder verscheidene posten of subposten van de balans vallen of opbrengsten dan wel kosten onder verscheidene posten of subposten van de resultatenrekening vallen, dan worden ze, onverminderd de toepassing van artikel 38, opgenomen onder de post die ten aanzien van het voorschrift van artikel 3 daartoe het meest geschikt is. [1 In dergelijk geval wordt in de toelichting het verband met de andere posten vermeld.]1
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art.9. De (instellingen) mogen in de toelichting de posten en subposten die verplicht moeten worden vermeld, verder splitsen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Onverminderd artikel 38 moet de omschrijving van de in de schema's door een hoofdletter aangegeven posten en van de subposten aangepast worden aan de bijzondere aard van de werkzaamheden, van het vermogen en van de opbrengsten en kosten van de (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.10. De voorstelling van de jaarrekening moet van het ene jaar op het andere identiek blijven.
Onverminderd artikel 38 wordt ze echter gewijzigd wanneer zij, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de structuur van het vermogen, van de opbrengsten en van de kosten van de (instelling), niet langer voldoet aan het voorschrift van artikel 3. Deze wijzigingen worden vermeld en verantwoord in de toelichting over het boekjaar waarin ze zijn ingevoerd. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Deel 3. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de jaarrekening.
Art.11. De basis wordt opgesteld na toewijzing, dit wil zeggen, rekening houdend met de beslissingen tot bestemming van het saldo van de resultatenrekening en van het overgedragen resultaat. Wanneer die bestemming niet definitief is, omdat het bevoegde orgaan geen beslissing heeft genomen, wordt de balans opgesteld onder de opschortende voorwaarde van die beslissing.
Bij elke post en subpost van de balans en van de resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige post en subpost van het voorgaande boekjaar vermeld.
Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorgaande boekjaar voor de vergelijkbaarheid worden aangepast; in dat geval worden deze aanpassingen, behalve indien zij onbelangrijk zijn, in de toelichting vermeld en onder verwijzing naar de betrokken posten toegelicht. Worden de bedragen van het voorgaande boekjaar niet aangepast, dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.
Art. 11bis. § 1. Onverminderd de toerekening van kosten en opbrengsten overeenkomstig artikel 19, vierde lid, worden de vermogensbestanddelen en vermogensmutaties ingevolge verrichtingen die, hetzij overeenkomstig de marktusanties, hetzij overeenkomstig de contractueel bedongen termijn, op een latere datum worden uitgevoerd dan deze waarop zij zijn afgesloten, pas verwerkt in de actief- en passiefrekeningen op de datum waarop de bij die verrichting betrokken gelden of waarden ter beschikking worden gesteld. Tot deze datum blijven de desbetreffende rechten en verplichtingen opgenomen in de rekeningen buiten-balanstelling.
(Niettegenstaande het bepaalde bij het eerste lid kunnen de instellingen de vermogensbestanddelen en vermogensmutaties ingevolge verrichtingen die overeenkomstig de marktusanties op een latere datum uitgevoerd worden dan deze waarop ze zijn afgesloten, in de actiefrekeningen verwerken op de datum van het afsluiten van de verrichting, mits voldaan is aan de hiernavolgende voorwaarden :
a) de verrichtingen hebben betrekking op activa die opgenomen worden in één van de volgende activaposten van de balans : I, II, III, IV, V, VI en VII;
b) alle verrichtingen met betrekking tot activa behorende tot eenzelfde post moeten verwerkt worden op de datum van afsluiten;
voor de toepassing van het voorgaande worden de activa behorend tot de handelsportefeuille als een afzonderlijke post beschouwd.) <KB 2008-09-28/36, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Voor de toepassing van deze paragraaf moet onder datum van ter beschikkingstelling worden verstaan :
a) voor verrichtingen met latere uitvoering ingevolge de marktusanties, de datum waarop de betrokken gelden of waarden ter beschikking moeten worden gesteld met toepassing van de usantietermijn;
b) voor verrichtingen met latere uitvoering ingevolge een contractueel bedongen termijn, de datum waarop de betrokken gelden of waarden ter beschikking moeten worden gesteld met toepassing van de contractuele termijn.
§ 2. Behoudens de uitdrukkelijke bepalingen die verwijzen naar de resterende looptijd, geschiedt de splitsing van de rekeningen op grond van de looptijd van de activa, passiva, rechten en verplichtingen, op basis van de oorspronkelijke looptijd van de betrokken bestanddelen.
Art.12. Onder " afschrijvingen " wordt verstaan, de bedragen die in de resultatenrekening ten laste zijn genomen en betrekking hebben op oprichtingskosten en immateriële en materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur, ten einde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun vermoedelijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden gemaakt.
Onder " waardeverminderingen " wordt verstaan, correcties op de aanschaffingswaarde van andere actiefbestanddelen dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met hun al dan niet definitieve ontwaarding bij het afsluiten van het boekjaar.
De som van de afschrijvingen en van de waardeverminderingen wordt afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.
Art.13.Voorzieningen voor risico's en kosten zijn bedoeld om naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag niet vaststaat.
[1 Onverminderd artikel 19, derde lid, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen.]1
Behoudens in de in artikel 35, § 3, vierde lid, bedoelde gevallen, mogen voorzieningen voor risico's en kosten niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art.14. In de toelichting worden per soort de rechten en verplichtingen vermeld die niet in de balans noch in de posten buiten-balanstelling voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of de resultaten van de (instelling) aanmerkelijk kunnen beïnvloeden. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting.
HOOFDSTUK III. - Waarderingsregels.
Deel 1. - Algemene beginselen.
Art.15.Elke (instelling) bepaalt met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk maar rekening houdend met haar eigen kenmerken, de regels voor de waardering van de inventaris bedoeld in [1 artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1, en, inzonderheid, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten evenals voor herwaarderingen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Deze regels worden vastgesteld door het bestuursorgaan van de instelling en opgetekend in het boek bedoeld in [1 artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1. Ze worden samengevat in de toelichting; overeenkomstig het voorschrift van artikel 3 moet deze samenvatting voldoende nauwkeurig zijn zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.
Onverminderd de toepassing van artikel 39 wordt bij de vaststelling en toepassing van de waarderingsregels ervan uitgegaan dat de (instelling) haar bedrijf zal voortzetten. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art.16. Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderingsregel zou indruisen tegen het voorschrift van artikel 3, moet daarvan worden afgeweken ten einde te voldoen aan de in artikel 3 bedoelde verplichting, onverminderd artikel 38.
Dergelijke afwijking wordt in de toelichting vermeld en verantwoord.
De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de (instelling) wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.17. De waarderingsregels bedoeld in artikel 15, eerste lid, moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.
Ze worden evenwel gewijzigd wanneer, onder meer ingevolge belangrijke veranderingen in de bedrijfsuitoefening van de (instelling), in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden, de vroeger toegepaste waarderingsregels niet langer voldoen aan het voorschrift van artikel 3. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Het tweede en het derde lid van artikel 16 zijn van toepassing op deze wijzigingen.
Art.18. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.
Behoudens in de in artikel 35, § 3, en in artikel 35bis bedoelde gevallen slaan afschrijvingen, waardeverminderingen en herwaarderingen specifiek op de actiefbestanddelen waarvoor ze werden gevormd of geboekt. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken zijn echter gezamenlijke afschrijvingen, waardeverminderingen of herwaarderingen toegestaan.
De voorzieningen voor risico's en kosten worden afzonderlijk opgegeven volgens de risico's en kosten van dezelfde aard die ze moeten dekken. Risico's en kosten van dezelfde aard zijn de soorten van risico's en kosten die bij wijze van voorbeeld in artikel 19, vijfde lid, worden genoemd.
Art.19.Waarderingen, afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de (instelling) overeenkomstig artikel 15 vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Er moet rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en waardeverliezen die zijn ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of waardeverliezen pas bekend worden tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door het bestuursorgaan van de instelling wordt vastgesteld. Wanneer buiten de in artikel 35, § 2, e, bedoelde gevallen, bij gebrek aan objectieve beoordelingscriteria, de raming van de voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en waardeverliezen onvermijdelijk aleatoir is, wordt dit vermeld in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen gelet op het doel van artikel 3 belangrijk zijn.
Er moet rekening worden gehouden met de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten worden betaald of deze opbrengsten geïnd, tenzij die inning onzeker is. Ten laste van het boekjaar moeten inzonderheid worden geboekt : het geraamde bedrag van de belastingen op het resultaat van het boekjaar of op het resultaat van voorgaande boekjaren, alsmede de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens voorgaande boekjaren zijn verricht. Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, wordt dit vermeld in de toelichting.
Voorzieningen moeten worden gevormd onder meer voor :
a) de verplichtingen voor de instelling inzake rust- en overlevingspensioenen, [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1 en andere gelijkaardige pensioenen of renten;
b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;
c) de verlies- of kostenrisico's die voor de (instelling) voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden gesteld als waarborg voor schulden of verplichtingen van derden, uit verplichtingen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van geplaatste of ontvangen bestellingen, uit posities in deviezen, in effecten of in andere financiële instrumenten, uit technische waarborgen verbonden aan reeds door de instelling verrichte verkopen of diensten, uit hangende geschillen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De waardeverminderingen overeenkomstig artikel 28, § 3, artikel 29, § 2, en de artikelen 31, 35 en 35ter, evenals de voorzieningen voor risico's en kosten, mogen niet worden gehandhaafd in zoverre zij op het einde van het boekjaar hoger zijn dan vereist is volgens een actuele beoordeling, overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde criteria, van de waardeverliezen, risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art. 19bis. De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op dat zelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleaste vast actief voor het betrokken boekjaar.
Deel 2. - Aanschaffingswaarde en nominale waarde.
Art.20. § 1. Onverminderd de toepassing van de §§ 2 en 3 van dit artikel en van de artikelen 16, 34 en 35ter, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, na aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.
Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan : of de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 21, of de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 22, of de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 23.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 27bis en 27ter worden vorderingen uit gelddeposito's of -voorschotten die niet zijn belichaamd in verhandelbare effecten of waardepapieren, in de balans opgenomen ten belope van de gelden die ter beschikking worden gesteld van de schuldenaar, na aftrek van de inmiddels verrichte terugbetalingen en de desbetreffende waardeverminderingen; schulden die al dan niet zijn belichaamd in verhandelbare effecten of waardepapieren en voortvloeien uit gelddeposito's of -leningen, worden in de balans opgenomen ten belope van de gelden die ter beschikking zijn gesteld van de (instelling), na aftrek van de inmiddels verrichte terugbetalingen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Het eventuele verschil tussen de nominale waarde van dergelijke vorderingen en schulden en het bedrag van de oorspronkelijk ter beschikking gestelde gelden moet als een renteopbrengst of een rentekost van deze vorderingen en schulden worden verwerkt, overeenkomstig het beginsel van artikel 19, vierde lid.
§ 3. Onverminderd de toepassing van artikel 27bis worden de vorderingen en schulden die geen gelddeposito's noch geldvoorschotten of -leningen vertegenwoordigen, in de balans opgenomen tegen hun nominale waarde, na aftrek van de desbetreffende waardeverminderingen.
Art.21. De aanschaffingsprijs bestaat uit de aankoopprijs en de bijkomende kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.
Art.22. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van de grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, vermeerderd met de produktiekosten die rechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep kunnen worden toegerekend evenals met het deel van de produktiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep kunnen worden toegerekend, voor zover deze kosten op de normale produktieperiode betrekking hebben. Het is de (instellingen) echter toegestaan deze onrechtstreekse produktiekosten in hun geheel of gedeeltelijk niet in de vervaardigingsprijs op te nemen; in dat geval moet zulks in de toelichting worden vermeld. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art. 22bis. In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode die de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat.
In de vervaardigingsprijs van voorraden en bestellingen in uitvoering mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering slechts worden opgenomen voor zover deze rente voorraden of bestellingen betreft waarvan de produktie of uitvoering meer dan één jaar bestrijkt en zij op de normale produktieperiode van deze voorraden of de normale uitvoeringstermijn van deze bestellingen betrekking heeft.
Wanneer deze rente wordt opgenomen in de aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van voorraden of bestellingen in uitvoering, wordt dit bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld.
Art.23. De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarden van de inbreng.
In geval van bestemming voor of inbreng in een onderneming die geen vennootschap met eigen rechtspersoonlijkheid is, moet onder inbrengwaarde worden verstaan, de waarde van de goederen bij hun inbreng of bestemming. De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de betrokken goederen op de markt zou moeten worden betaald.
De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan de inbreng is geschied, worden ze opgenomen in de post " Oprichtingskosten ".
Deel 3. - Bijzondere regels.
Art.24. De oprichtingskosten worden alleen dan onder de activa opgenomen wanneer ze niet ten laste werden genomen gedurende het boekjaar waarin ze zijn gemaakt.
Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de (instelling) en wanneer die kosten een gunstige en duurzame invloed op de rendabiliteit van de instelling tot doel hebben. In de toelichting moet worden verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten met het karakter van bedrijfskosten of van uitzonderlijke kosten worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag van respectievelijk de bedrijfskosten en de uitzonderlijke kosten. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.25. Immateriële vaste activa die niet van derden zijn verkregen worden alleen dan tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt, wanneer die prijs niet hoger is dan een voorzichtige raming van hun gebruikswaarde of toekomstig rendement voor de (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.26. § 1. De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de (instelling) beschikt op grond van leasing- of gelijkaardige overeenkomsten worden, onverminderd de toepassing van de artikelen 12 en 28, § 2, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
§ 2. Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente :
1° wordt onder aanschaffingswaarde verstaan, het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten;
2° wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het voornoemde kapitaal; deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.
Art.27.De grond- en hulpstoffen, het gereed produkt, de handelsgoederen en de voor verkoop bestemde [1 onroerende goederen]1 worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is.
De waardering tegen de lagere marktwaarde, met toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd indien achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art. 27bis. § 1. Bij vorderingen ingevolge financieringen of leningen die in termijnen worden betaald of afbetaald door periodieke storting van een vast bedrag, waarin zowel de betaling van de kosten als de terugbetaling van een gedeelte van het bedrag van de financiering of van de lening is begrepen, wordt het gedeelte dat als gelopen rente en lasten pro rata temporis moet worden toegerekend, als volgt bepaald :
a) wanneer de overeenkomst een plan bevat voor de terugbetaling van het kapitaal, wordt het gedeelte bepaald door de contractuele rentevoet toe te passen op het bij het begin van elke periode uitstaande kapitaalsaldo, rekening houdend met het terugbetalingsplan;
b) wanneer de overeenkomst geen plan bevat voor de terugbetaling van het kapitaal, wordt het gedeelte bepaald door de reële rente zoals die blijkt uit de contractuele bepalingen, toe te passen op het bij het begin van elke periode uitstaande kapitaalsaldo; voor de berekening van deze reële rente wordt rekening gehouden met de spreiding en periodiciteit van de stortingen.
Bij vorderingen ingevolge leasingovereenkomsten of gelijkaardige overeenkomsten, wordt het uitstaande kapitaalsaldo berekend op basis van het beginkapitaal dat moet worden wedersamengesteld; het beginkapitaal dat moet worden wedersamengesteld stemt overeen met de aanschaffingsprijs van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Bij de berekening van het gedeelte dat als gelopen kosten moet worden toegerekend, mogen de interesten niet worden verrekend met de in het kader van deze verrichtingen gemaakte kosten en betaalde provisies.
§ 2. Onverminderd de informatieverstrekking ter zake in de toelichting bij de jaarrekening, worden de vorderingen met betrekking tot hypotheekleningen onder de activa opgenomen, na aftrek van :
a) de bedragen die, zolang zij niet effectief door de (instelling) zijn vrijgegeven, worden opgenomen in speciale rekeningen; <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
b) de reconstitutiefondsen, dit zijn de kapitalen die zijn wedersamengesteld in de bijzondere rekeningen bestemd voor hypotheekleningen die door reconstitutie worden afbetaald aan de (instelling); <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
c) de wiskundige reserves die bij de (instelling) zijn gevormd op grond van de levensverzekerings- en kapitalisatieovereenkomsten die bestemd zijn voor de afbetaling van hypotheekleningen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
In de post I " Rente-opbrengsten en soortgelijke opbrengsten " van de resultatenrekening worden de hypotheekleninginteresten opgenomen ten belope van het saldo na verrekening van de rentekosten verbonden aan de in het vorige lid bedoelde bestanddelen, wat niet wegneemt dat deze laatste in de boekhouding worden verwerkt als afzonderlijke bestanddelen.
§ 3. Bij de opneming in de balans van vorderingen in de aard van die bedoeld in artikel 20, § 2, en die meer dan één jaar na hun opneming in het vermogen van de (instelling) moeten worden betaald maar werden verworven tegen een abnormaal hoge prijs, rekening houdend met de geldende marktrente voor dergelijke vorderingen op het ogenblik van hun opneming in het vermogen, moet ook een disconto worden aangerekend. Dit disconto wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vorderingen werden opgenomen in het vermogen; het wordt als waardevermindering toegerekend aan het boekjaar waarin deze vorderingen zijn ontstaan. De renteopbrengsten uit dergelijke vorderingen worden pro rata temporis in resultaat genomen op basis van de waarde van deze vorderingen na toerekening van genoemde disconto.
Voor de toepassing van deze paragraaf op vorderingen op het personeel van de kredietinstelling moet de geldende marktrente worden beoordeeld rekening houdend met de lagere rente die voor deze vorderingen geldt overeenkomstig het interne reglement van de (instelling) over de leenvoorwaarden voor het personeel. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 4. Bij de opneming van vorderingen in de balans tegen hun nominale waarde, wordt, met toepassing van artikel 20, § 3, het disconto op renteloze of abnormaal laagrentende vorderingen in de overlopende rekeningen van het passief opgenomen en pro rata temporis in resultaat genomen, wanneer die vorderingen :
a) betaalbaar zijn na meer dan één jaar, te rekenen vanaf het ogenblik waarop zij in het vermogen van de (instelling) zijn opgenomen en <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
b) betrekking hebben hetzij op als opbrengsten in de resultatenrekening geboekte bedragen hetzij op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een bedrijfstak.
Dit disconto wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldende marktrente op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van de (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op de schulden van overeenstemmende aard en looptijd.
§ 5. Onder voorbehoud van de toepassing van volgend lid, worden de kredietverzekeringskosten en de kosten van provisies ter vergoeding van de aanbreng van verrichtingen met de cliënteel, integraal verwerkt als kosten van het boekjaar waarin zij zijn gemaakt.
De kosten bedoeld in voorgaand lid, in verband met verrichtingen met een contractuele termijn van meer dan één jaar, mogen de (instellingen) evenwel gespreid over de looptijd van de verrichtingen in resultaat nemen volgens een methode die ervoor borg staat dat hun tenlastenneming tenminste op symmetrische wijze verloopt als de erkenning van de opbrengsten van de verrichtingen waarop deze kosten betrekking hebben. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De duur van de gespreide toerekening van de kosten van provisies ter vergoeding van de aanbreng van verrichtingen met de cliënteel mag niet langer zijn dan zestig maanden. Dergelijke kosten die worden geactiveerd met toepassing van voorgaand lid, moeten onder de actiefpost VIII " Oprichtingskosten en immateriële vaste activa " worden opgenomen.
Bij toepassing van het tweede lid van deze paragraaf wordt zulks vermeld in de toelichting bij de jaarrekening.
Art. 27ter. § 1. Voor de toepassing van deze paragraaf moet onder fiduciaire verrichting worden verstaan, de verrichting waardoor een persoon, hierna opdrachthouder genaamd, vorderingen of waarden verwerft in eigen naam, maar volledig voor rekening en risico van een opdrachtgever die de daartoe nodige middelen ter beschikking heeft gesteld van de opdrachthouder.
Wanneer de verrichting valt onder een juridische regeling op grond waarvan, in geval van faillissement van de opdrachthouder, de vordering of waarde die de opdrachthouder bezit en de hieraan verbonden verplichting geen deel uitmaken van de failliete boedel, worden zij niet opgenomen in de balans van de (instelling) die opdrachthouder is; deze instelling neemt de betrokken vordering of waarde op in de posten buiten-balanstelling sub III.A. " Waarden gehouden onder fiducieregeling ". In dit geval vermeldt de kredietinstelling-opdrachtgever de betrokken vordering of waarde in de balans als actief dat zij rechtstreeks bezit. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Wanneer de verrichting niet valt onder een juridische regeling als bedoeld in vorig lid, drukt de (instelling)-opdrachthouder de betrokken vordering of waarde in de balans uit als een vordering of waarde die zij voor eigen rekening bezit en boekt de daaraan verbonden verplichting als een schuld. In dit geval wordt de verrichting door de (instelling)-opdrachtgever verwerkt als een vordering op de opdrachthouder en bovendien opgenomen in de post buiten-balanstelling I.E. " Activa bezwaard met zakelijke zekerheden voor rekening van derden ". <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 2. Voor de toepassing van deze paragraaf moet onder verrichting in syndicaat of in consortium worden verstaan, de verrichting waarbij verschillende (instellingen) optreden, met dien verstande dat één of meer onder hen in eigen naam maar ten dele in opdracht en dus voor rekening en risico van de andere (instellingen) een vordering of waarde verwerven en houden; laatstgenoemden worden hierna de deelnemers genaamd, terwijl de eerstgenoemden worden aangeduid als beheersinstellingen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
In de jaarrekening van de met het beheer belaste (instelling) worden de betrokken vorderingen en waarden opgenomen in de balans op grond van het bedrag waarvoor de instelling voor eigen rekening optreedt, verhoogd met het deel waarvoor zij in eigen naam maar voor risico van de deelnemers optreedt, voor zover dit deel niet is gefinancierd door de deelnemers. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
In de jaarrekening van de deelnemende (instelling) worden de vorderingen en waarden die voor eigen rekening zijn verworven door een met het beheer belaste (instelling), ten belope van haar deelneming in de financiering van de betrokken vorderingen en waarden in de balans opgenomen zoals de soortgelijke vorderingen en waarden die de deelnemer rechtstreeks bezit; het deel waarvan de deelnemer het risico draagt maar dat hij zelf niet financiert, wordt in een post buiten-balanstelling opgenomen als eventueel passief op grond van de kredietvervangende borgtochten. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel, moet onder cessie-retrocessie worden verstaan, de verrichting waarbij een actief, contant wordt gekocht of verkocht, waarbij de betrokken partijen tevens de verbintenis aangaan dit actief op termijn terug te kopen, ongeacht de overeengekomen modaliteiten qua prijs of datum.
Dergelijke verrichting wordt in de rekeningen opgenomen als een lening vanwege de contantkoper aan de contantverkoper. De eigendomsoverdracht wordt geboekt als een zakelijke zekerheid en het verschil tussen de contantprijs en de terugkoopprijs op termijn wordt verwerkt als leningrente.
Art.28.§ 1. Voor de oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse schijven van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen. De afschrijving van de kosten bij de uitgifte van leningen buiten de kosten bedoeld in artikel 27bis, § 5, derde lid, mag echter gespreid worden over de looptijd van de lening.
§ 2. Materiële en immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur worden afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 15 opgesteld plan. Er mag, overeenkomstig de fiscale bepalingen ter zake, een plan voor versnelde afschrijving worden toegepast. Wanneer de toepassing van een plan voor versnelde afschrijving met zich brengt dat aanzienlijk vlugger wordt afgeschreven dan economisch verantwoord, wordt in de toelichting het verschil vermeld tussen het gecumuleerde bedrag van de geboekte afschrijvingen en dat van de economische verantwoorde afschrijvingen. Tevens wordt de invloed aangegeven van de tijdens het boekjaar of tijdens voorgaande boekjaren geboekte versnelde afschrijvingen op het bedrag van de afschrijvingen in de resultatenrekening van het boekjaar.
Op de in het vorige lid bedoelde vaste activa worden aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen toegepast wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging in de economische of technologische omstandigheden, hun boekwaarde groter is dan hun gebruikswaarde voor de (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De afschrijvingen met toepassing van het eerste lid op materiële en immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen, wanneer blijkt dat het eerder toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande afschrijvingen.
[1 Kosten van ontwikkeling en goodwill worden, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, afgeschreven over een periode van ten hoogste tien jaar. De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting.]1
[1 Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen.]1
§ 3. Op materiële en immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt, worden slechts waardeverminderingen toegepast in geval van duurzame minderwaarde of waardeverlies.
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art.29. § 1. Niet opgevraagde bedragen op deelnemingen en aandelen worden vermeld in de toelichting per subpost waarin de nog te storten deelnemingen en aandelen zijn opgenomen.
§ 2. Op de deelnemingen en de aandelen die in de post " Financiële vaste activa " zijn opgenomen worden waardeverminderingen toegepast in geval van duurzame minderwaarde of waardeverlies, wat moet blijken uit de positie, de rendabiliteit of de vooruitzichten van de vennootschap waarin de deelnemingen of de aandelen worden gehouden.
Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo het voor het geheel of een gedeelte van de vorderingen onzeker is dat zij op de vervaldag zullen worden betaald.
§ 3. Bijkomende kosten in verband met de verwerving van financiële vaste activa mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar waarin ze zijn gemaakt.
Art.30. Ten aanzien van de materiële vaste activa die aan hun bestemming worden onttrokken of niet langer duurzaam worden gebruikt voor de bedrijfsuitoefening van de (instelling), wordt in voorkomend geval overgegaan tot een uitzonderlijke afschrijving om rekening te houden met hun vermoedelijke realisatiewaarde. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.31. Ten aanzien van de goederen in bewerking en bestellingen in uitvoering worden waardeverminderingen toegepast, indien hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, naar gelang van het geval hoger is dan de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting of dan de in de overeenkomst bedongen prijs.
Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa bedoeld in artikel 27 en in het eerste lid van dit artikel om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's verbonden aan de aard van de betrokken produkten of van het uitgeoefende bedrijf.
Art.32. In afwijking van de artikelen 18, 20, 27 en 31 mogen het klein materieel evenals de grond- en hulpstoffen die geregeld worden vervangen en waarvan de aanschaffingswaarde ten opzichte van het balanstotaal te verwaarlozen is, voor een vast bedrag onder de activa worden opgenomen indien hun hoeveelheid, waarde en samenstelling niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de prijs voor de vervanging van deze bestanddelen opgenomen onder de bedrijfskosten.
Art.33. De aanschaffingswaarde van activa met gelijke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij op hun geïndividualiseerde prijs, hetzij op hun gewogen gemiddelde prijs, hetzij volgens de " Fifo " methode (eerst in - eerst uit) of volgens de " Lifo " methode (laatst in - eerst uit).
Indien de methode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze bij het afsluiten van het voorgaande boekjaar in de inventaris waren opgenomen vóór toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen.
Art.34.De (instellingen) mogen de materiële vaste activa, de deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen of bepaalde soorten hiervoor genoemde vaste activa herwaarderen, wanneer hun waarde vastgesteld op grond van hun nut voor de instelling, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van het bedrijf of van een bedrijfsonderdeel van de instelling mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de rendabiliteit van de instelling of van het betrokken bedrijfsonderdeel. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De geherwaardeerde waarde die voor deze vaste activa in aanmerking wordt genomen, wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast.
Wanneer de herwaardering betrekking heeft op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, dan wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 15 opgemaakt plan dat ertoe strekt de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van het betrokken vast actief.
De geboekte meerwaarden worden rechtstreeks toegerekend aan passiefpost IX " Herwaarderingsmeerwaarden " en daar behouden zolang de goederen waarop zij betrekking hebben, niet werden gerealiseerd. Deze meerwaarden mogen nochtans :
1° worden overgebracht naar een reserve tot het beloop van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen;
2° [1 in kapitaal worden omgezet; een in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarde mag evenwel nooit rechtstreeks of onrechtstreeks aangewend worden om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Meerwaarden toegerekend aan rubriek XI van het passief "Herwaarderingsmeerwaarden" mogen slechts in kapitaal worden omgezet voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop.]1
3° bij latere minderwaarde worden afgeboekt tot het beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde.
[1 De geboekte meerwaarden mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks worden uitgekeerd, zolang deze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving op de meerwaarde die al dan niet werd overgebracht naar een reserve overeenkomstig het vorige lid, 1°.]1
----------
(1)<KB 2016-12-05/08, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
Art. 34bis. § 1. De uitgestelde belastingen op de gerealiseerde meerwaarden worden oorspronkelijk gewaardeerd tegen het normale bedrag van de belasting die op de gerealiseerde meerwaarden zou zijn geheven indien die meerwaarden zouden zijn belast ten laste van het boekjaar waarin zij werden geboekt. Zij worden evenwel gewaardeerd na aftrek van de weerslag van de belastingverminderingen en -vrijstellingen waarvan op het ogenblik dat deze meerwaarden worden geboekt kan worden vermoed dat zij, in een nabije toekomst, zullen leiden tot een lagere belasting op deze meerwaarden.
§ 2. De uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar de post " Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen " van de resultatenrekening, gelijkmatig met de opneming van de betrokken meerwaarden in het belastbaar resultaat.
§ 3. Behoudens toepassing van § 2 mag het gepassiveerde bedrag van de uitgestelde belastingen slechts worden aangepast in zover, ingevolge een wijziging in de fiscale toestand van de (instelling), het effectieve bedrag van de geraamde belasting die in een nabije toekomst op deze meerwaarden zal zijn verschuldigd, waarschijnlijk sterk zal verschillen van het bedrag aan passiefzijde. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.35. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 29, § 2, tweede lid, op vorderingen die onder de financiële vaste activa zijn opgenomen, impliceert de toepassing van de algemene beginselen van artikel 19 dat bij de waardering van al dan niet in effecten belichaamde vorderingen en verplichtingen buiten-balanstelling, in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het risico dat de betrokken tegenpartijen hun verplichtingen niet zouden nakomen.
Voor vorderingen en verplichtingen buiten-balanstelling die, gezien hun individuele beperkte omvang en hun aantal moeilijk in aanmerking komen voor een geïndividualiseerde en geregelde beoordeling van de solvabiliteit van de betrokken tegenpartijen, wordt bij de beoordeling van het risico dat zij hun verplichtingen niet zouden nakomen, rekening gehouden met de bevindingen van een statistische observatie van de moeilijkheden die de (instelling) ondervindt in deze categorieën van vorderingen en verplichtingen. In voorkomend geval worden deze bevindingen aangepast om rekening te houden met de weerslag van conjunctuurgebonden factoren dan wel beleidswijzigingen van de (instelling) in verband met deze categorieën van vorderingen en verplichtingen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan :
a) onder probleemrisico's, de vorderingen en verhaalrechten op tegenpartijen die moeilijkheden ondervinden om hun verplichtingen na te komen of waaromtrent kan worden voorzien dat ze zulke moeilijkheden zullen ondervinden of die hun verplichtingen in hoofdsom betwisten. De moeilijkheden waarvan hier sprake kunnen zowel te wijten zijn aan de eigen positie van de tegenpartij als voortvloeien uit de sociaal-economische context waarin zij zich bevindt, inclusief de positie van haar land van vestiging;
b) onder probleemrisico wegens handelsrisico, het risico dat een niet-soevereine tegenpartij haar verplichtingen niet nakomt om andere redenen dan het hierna omschreven landenrisico;
c) onder probleemrisico wegens landenrisico, het risico dat een soevereine tegenpartij hetzij niet in de mogelijkheid verkeert of weigert haar verplichtingen tegenover het buitenland na te komen, hetzij belet of bemoeilijkt dat haar ingezetenen hun verplichtingen tegenover het buitenland nakomen;
d) onder risico's met een oninbaar of dubieus karakter, de probleemrisico's op tegenpartijen van wie het onvermogen om hun verplichtingen na te komen vaststaat of vrijwel zeker is alsook de risico's in betwisting waarvan vaststaat of vrijwel zeker is dat de uitkomst van de beslechting is of zal zijn dat de betwiste vorderingen oninbaar zijn of de betwiste verhaalrechten niet kunnen worden uitgeoefend;
e) onder risico's met onzeker verloop, de probleemrisico's op tegenpartijen van wie is vastgesteld of wordt voorzien dat ze moeilijkheden ondervinden of zullen ondervinden om hun verplichtingen na te komen, maar van wie het onvermogen niet vaststaat noch vrijwel zeker is, alsook de risico's in betwisting waarvan de beslechting onzeker is.
§ 3. Ten aanzien van risico's met een oninbaar of dubieus karakter moeten inventariscorrecties worden geboekt ten belope van het gedeelte waarvoor geen met objectieve gegevens gestaafde inningszekerheid bestaat.
Inventariscorrecties ten aanzien van probleemrisico's wegens landenrisico's kunnen geschieden in de vorm van een gezamenlijke wardevermindering wegens landenrisico's, onverminderd de verplichting om de betrokken risico's te onderscheiden. In dit geval wordt de gezamenlijke waardevermindering toegerekend aan de actiefposten van de jaarrekening waarin dergelijke risico's voorkomen, naar verhouding van de bedragen waarvoor zij in deze posten voorkomen.
Inventariscorrecties ten aanzien van probleemrisico's verbonden aan vorderingen en verplichtingen buiten-balanstelling bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, van dit artikel, mogen per categorie van vorderingen en verplichtingen geschieden in de vorm van gezamenlijke waardeverminderingen, respectievelijk gezamenlijke voorzieningen, die specifiek voor de dekking van deze risico's zijn bestemd.
Wanneer probleemrisico's, zelfs van uiteenlopende aard, op één zelfde tegenpartij betrekking hebben, mogen de inventariscorrecties ten aanzien van dergelijke risico's geschieden in de vorm van een gezamenlijke waardevermindering voor alle risico's op deze tegenpartij, inclusief de risico's verbonden aan verplichtingen buiten-balanstelling.
§ 4. De toevoegingen aan de waardeverminderingen en voorzieningen, met toepassing van dit artikel, worden in de resultatenrekening verrekend met de terugnemingen van dergelijke waardeverminderingen en de bestedingen en terugnemingen van dergelijke voorzieningen.
Art. 35bis. § 1. Onverminderd de inventariscorrecties met toepassing van de overige voorschriften van dit besluit, mogen de (instellingen) hun jaarrekening opmaken na opneming van een voorzorgsfonds voor eventuele toekomstige risico's die door hun aard verbonden zijn met de bedrijfsuitoefening van een (instelling). <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Een dergelijk fonds wordt opgenomen met inachtneming van de beginselen van de artikelen 15, 17, eerste en tweede lid, en 19, eerste en tweede lid.
Bij afwijking van de regels die de (instelling) ter zake heeft vastgelegd alsook bij toepassing hiervan wordt dit in de toelichting vermeld en verantwoord. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Het voorzorgsfonds wordt opgenomen in de jaarrekening volgens de methoden beschreven in §§ 2 en 3.
Gebruik van de methode van § 3 is evenwel slechts toegestaan voor zover de waardevermindering ingevolge de toerekening van het fonds niet meer bedraagt dan vier percent van de samengevoegde waarde van de betrokken posten na toerekening van de inventariscorrecties op grond van de overige artikelen van dit besluit.
§ 2. Tenzij wanneer de (instelling) de methode beschreven in paragraaf 3 hieronder toepast, wordt het voorzorgsfonds opgenomen in de jaarrekening als " fonds voor algemene bankrisico's "; dergelijk fonds en nettobeweging ervan die in de resultatenrekening moet worden geboekt, worden afzonderlijk in de jaarrekening uitgedrukt in de specifiek daartoe bestemde posten van de schema's die voorkomen in de bijlage bij dit besluit. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 3. De (instellingen) mogen het voorzorgsfonds evenwel ook opnemen via toerekening als waardevermindering aan de actiefposten III. B. en IV., in welk geval de toevoeging aan het fonds en de onttrekkingen hieraan ten laste worden gebracht van de resultatenrekening als waardeverminderingen en terugnemingen van waardeverminderingen op vorderingen overeenkomstig de schema's en omschrijvingen in bijlage. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 4. De (instellingen) mogen ene en andere van de in §§ 2 en 3 beschreven methoden samen toepassen. In dit geval moeten beide voorzorgsfondsen voor de toepassing van § 1, tweede tot vierde lid, als afzonderlijke fondsen worden beschouwd. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art. 35ter. § 1. Effecten die geen financiële vaste activa zijn worden gewaardeerd op basis van het onderscheid of zij behoren tot de handelsportefeuille dan wel tot de beleggingsportefeuille en overeenkomstig de voorschriften van de volgende paragrafen. Zij worden in de balans opgenomen tegen de aldus verkregen waarde, onverminderd de toerekening van waardeverminderingen met toepassing van andere bepalingen van dit besluit.
Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan :
a) onder effecten die behoren tot de handelsportefeuille, de vastrentende en niet-vastrentende effecten die in het kader van een uitgifte zijn verworven met de bedoeling ze bij derden te plaatsen, alsook de effecten die anderszins zijn verworven met de bedoeling ze door te verkopen, om redenen van hun rendement op korte termijn, normaal gezien niet langer dan zes maanden en voor effecten op vaste termijn, korter dan de resterende looptijd van de betrokken effecten;
b) onder effecten die tot de beleggingsportefeuille behoren, de effecten die niet behoren tot de handelsportefeuille en geen financiële vaste activa zijn.
Voor de effecten bedoeld in dit artikel mogen de (instellingen) een boekingsmethode gebruiken waarbij de bijkomende kosten voor hun verwerving worden toegerekend aan de resultatenrekening van het boekjaar waarin zij werden gemaakt. Wanneer dergelijke methode wordt gebruikt, wordt dit vermeld bij de gegevens die in de toelichting moeten worden verstrekt overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van dit besluit. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 2. De effecten die behoren tot de handelsportefeuille alsook de contante aankoopverrichtingen in uitvoering met betrekking tot effecten in de handelsportefeuille, waarvoor er een liquide markt bestaat, worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde op balansdatum.
De effecten die behoren tot de handelsportefeuille alsook de contante aankoopverrichtingen in uitvoering met betrekking tot effecten in de handelsportefeuille waarvoor er geen liquide markt bestaat, worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde of hun marktwaarde op balansdatum indien lager.
Onverminderd de toerekening van de gelopen interesten over de verstreken periode, worden de waarderingsverschillen ingevolge de toepassing van deze paragraaf, ten laste gebracht van de resultatenrekening als bestanddelen van post VI.A. " Winst (Verlies) uit financiële transacties uit het wissel- en handelsbedrijf in effecten en andere financiële instrumenten ".
Er is sprake van een liquide markt in de zin van deze paragraaf, wanneer :
a) er hetzij een georganiseerde markt, hetzij een onderhandse markt bestaat die regelmatig werkt door toedoen van derde financiële instellingen-markthouders die instaan voor een doorlopende notering van kopers- en verkoperskoersen met marges die met de marktgebruiken overeenstemmen;
b) er kan worden vanuit gegaan dat de betrokken effecten of financiële instrumenten qua volume en rekening houdend met de volumes die gewoonlijk op hun markt worden verhandeld, op gelijk welk ogenblik realiseerbaar zijn, zonder betekenisvolle invloed op de koersen.
§ 3. Onverminderd de toepassing van § 1, derde lid, worden niet-vastrentende effecten in de beleggingsportefeuille gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde of hun realisatiewaarde op balansdatum indien lager.
§ 4. Onverminderd de toepassing van § 1, derde lid worden de vastrentende effecten in de beleggingsportefeuille gewaardeerd op grond van hun actuariële rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag; het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde wordt pro rata temporis voor de resterende looptijd van de effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de rente-opbrengst van deze effecten.
De inresultaatneming van dit verschil geschiedt op geactualiseerde basis, uitgaande van het reële rendementspercentage bij aankoop. In de balans worden deze effecten opgenomen tegen hun aanschaffingswaarde, vermeerderd of verminderd met het gedeelte van het bedoelde verschil dat in resultaat wordt genomen.
§ 5. De (instellingen) mogen een waarderingsmethode gebruiken waarbij de minder- en meerwaarden uit de verkoop van vastrentende beleggingseffecten in het kader van arbitrageverrichtingen, gespreid in resultaat worden genomen samen met de toekomstige opbrengsten uit de arbitrage. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
In dit geval worden de minder- of meerwaarden in de resultatenrekening tegengeboekt en in afwachting van hun toerekening opgenomen in de rekeningen waarin de gekochte effecten zijn geboekt. De betrokken minder- en meerwaarden worden op basis van het constante reële jaarlijkse rendement toegerekend aan de renteopbrengsten van vastrentende effecten, over de periode die loopt tot de dichtstbijzijnde vervaldag van de gekochte of verkochte effecten. Bij een latere verkoop van de gekochte effecten moet het resterende bedrag in de daarop betrekking hebbende correctierekening integraal worden verwerkt in het resultaat van het boekjaar waarin die verkoop heeft plaatsgehad, tenzij de verkoop geschiedt in het kader van een nieuwe arbitrage. In dit geval mag dat resterende bedrag overeenkomstig deze paragraaf gespreid in resultaat worden genomen, samen met de inkomsten uit de nieuwe arbitrage-verrichting, voor zover hierdoor de oorspronkelijke periode van verwerking in de resultatenrekening niet wordt verlengd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder arbitrageverrichting verstaan, elke gecombineerde aan- en verkoop van vastrentende beleggingseffecten binnen een relatief korte tijdsspanne die een reële rendementsverbetering van de vastrentende beleggingseffecten tot gevolg heeft.
Indien het ontvangen nettobedrag uit de verkoop groter is dan het bestede bedrag voor de aankoop, inclusief de bijkomende kosten, dan wordt de betrokken minder- of meerwaarde, naar verhouding van het verschil tussen de verkoop- en aankoopbedragen in resultaat genomen.
Bij toepassing van deze paragraaf wordt dit vermeld in de gegevens die in de toelichting moeten worden verstrekt overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van dit besluit.
§ 6. Op de vastrentende effecten in de beleggingsportefeuille die gezien hun aard moeilijk kunnen worden gewaardeerd op basis van hun actuariële rendement overeenkomstig § 4, worden waardeverminderingen toegepast in geval van duurzame minderwaarde of waardeverlies. Voor bewijzen van eeuwigdurende leningen wordt het verschil tussen hun aanschaffingswaarde en hun lagere marktwaarde beschouwd als een duurzaam waardeverlies.
§ 7. De effecten in de beleggingsportefeuille die tevens als liquiditeitssteun dienen worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde zo die lager is dan de verkregen waarde met toepassing van de vorige paragrafen van dit artikel.
§ 8. § 4 is van overeenkomstige toepassing op in verhandelbare effecten of waarden belichaamde schulden.
Art. 35quater. § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder als dekking bestemde aandelenoptie, de optie die tot doel en gevolg heeft het prijsschommelingsrisico bij aandelen te compenseren of te beperken.
Om te kunnen worden beschouwd als dekking bestemde optie in de zin van deze paragraaf moet de optie aan volgende voorwaarden beantwoorden :
a) het gedekte bestanddeel moet de (instelling) blootstellen aan een prijsschommelingsrisico; <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
b) de optie moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
c) het onderliggende instrument van de optie moet bestaan uit effecten met dezelfde kenmerken als de effecten tot dekking waarvan de optie wordt genomen;
d) de optie wordt verhandeld op een liquide markt als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid, of de onderliggende effecten worden op dergelijke markt verhandeld.
§ 2. De aandelenopties die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden gekwalificeerd als optie die als dekking is bestemd, worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde op balansdatum.
Negatieve zowel als positieve verschillen uit de waardeschommeling van de premies worden in resultaat genomen als opbrengsten en kosten uit de effectenhandel, wanneer zij betrekking hebben op opties die worden verhandeld op een liquide markt beschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid, dan wel op opties waarvan de onderliggende effecten op een dergelijke markt worden verhandeld.
Als er geen liquide markt is, worden enkel de negatieve verschillen in resultaat genomen en worden de positieve verschillen opgenomen onder de overlopende rekeningen aan passiefzijde, als over te dragen opbrengsten.
De met toepassing van deze paragraaf in resultaat te nemen opbrengsten en kosten worden geboekt als bestanddelen van het nettoresultaat die moeten worden uitgedrukt in post VI.A. " Winst (Verlies) uit financiële transacties uit het wissel- en handelsbedrijf in effecten en andere financiële instrumenten " van de resultatenrekening.
§ 3. De verschillen uit waardeschommelingen van als dekking bestemde aandelenopties worden bij de dichtstbijzijnde dagvereffening van de debet- en creditmarges, opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen. Bij de lichting van de als dekking bestemde optie wordt het saldo van deze rekening symmetrisch met de toerekening van de meer- en minderwaarden op het gedekte bestanddeel, in resultaat genomen. Wanneer het gedekte bestanddeel evenwel wordt gewaardeerd tegen de marktwaarde moeten de resultaten uit de als dekking bestemde optie symmetrisch met de toerekening van de waardeschommelingen van het gedekte bestanddeel, in resultaat worden genomen.
Bij overdracht van het gedekte bestanddeel wordt het saldo van de wachtrekening integraal in resultaat genomen en worden de verschillen uit latere waardeschommelingen van de niet gelichte opties die als dekking waren bestemd, verwerkt overeenkomstig de voorschriften van § 2 van dit artikel.
De voorschriften van deze paragraaf gelden voor als dekking bestemde aandelenopties, zelfs al heeft er geen dagvereffening van de debet- en creditmarges plaats.
De opbrengsten en kosten die met toepassing van deze paragraaf wegens opties bestemd als dekking van effecten in de handelsportefeuille, in resultaat moeten worden genomen, worden geboekt als bestanddelen van het nettoresultaat die moeten worden uitgedrukt in post VI.A. " Winst (Verlies) uit financiële transacties uit het wissel- en handelsbedrijf in effecten en andere financiële instrumenten " van de resultatenrekening.
Art.36. § 1. Onverminderd de verplichting om de syntheserekeningen ((...) in euro) te voeren, moeten de (instellingen) hun boekhouding zodanig voeren dat de monetaire bestanddelen worden opgenomen met vermelding van hun bedrag in de munt waarin zij zijn uitgedrukt. Deze bestanddelen worden gewaardeerd op grond van hun bedrag in de betrokken munt. <KB 1998-11-26/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder :
a) monetaire bestanddelen : de activa, passiva, inclusief de overlopende rekeningen, de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op een zeker aantal te ontvangen of te betalen munteenheden alsook de aandelen en andere niet-vastrentende effecten in de handelsportefeuille; deze effecten mogen worden verwerkt als monetaire bestanddelen uitgedrukt in de munt van de bij aankoop betaalde prijs, wanneer zij zijn genoteerd op de markt in deze munt en bestemd zijn om te worden verkocht voor de betaling van de prijs in deze zelfde munt;
b) report-deport : het positieve (report) of negatieve (deport) verschil tussen de koers van een termijnwisselverrichting - of van een wisselkoersverrichting op termijn volgens de regels van de markten voor futures - en de contantkoers bij de afsluiting van een dergelijke verrichting;
c) als dekking bestemde verrichtingen ten aanzien van het variatierisico van de wisselkoers : de verrichting met als doel of gevolg het wisselkoersvariatierisico te compenseren of te beperken voor een monetair bestanddeel of een homogeen geheel van monetaire bestanddelen ten aanzien van het schommelingsrisico van de wisselkoers.
Om te kunnen worden beschouwd als verrichting die als dekking is bestemd in de zin van deze paragraaf, moet de verrichting aan volgende voorwaarden beantwoorden :
a) het gedekte bestanddeel of het gedekte homogeen geheel van bestanddelen moet de (instelling) blootstellen aan een risico van wisselkoersvariatie; <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
b) de dekkingsverrichting moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
c) het gedekte bestanddeel of het homogene geheel van gedekte bestanddelen en de dekkingsverrichting moeten zijn uitgedrukt in dezelde munt of in munten met een nauwe correlatie; voor als dekking genomen opties moeten het onderliggende instrument en het gedekte bestanddeel of het homogene geheel van gedekte bestanddelen zijn uitgedrukt in dezelfde munt of in munten met een nauwe correlatie.
§ 2. Monetaire bestanddelen in (andere valuta dan de euro (hierna " vreemde valuta " genoemd)) worden omgerekend ((...)in euro) op basis van de middenkoers tussen de representatieve aan- en verkoopkoers op de contantmarkt op balansdatum. Bestanddelen die, hetzij gezien hun aard, zoals chartaal geld, hetzij krachtens de wisselreglementering, worden afgewikkeld tegen specifieke koersen, worden omgerekend tegen de specifieke middenkoers. <KB 1998-11-26/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2008-09-28/36, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Het saldo van de positieve en negatieve verschillen uit de omrekening van monetaire bestanddelen zoals hieronder opgenomen, uitgedrukt in (munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) , waarvoor er een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid, wordt opgenomen in de resultatenrekening als in aanmerking te nemen opbrengst of kost voor de bepaling van het winst- of verliesresultaat van het wisselbedrijf : <KB 1998-11-26/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
a) de monetaire activa en passiva, in voorkomend geval exclusief de in § 9, tweede lid, bedoelde ontleningen;
b) de te ontvangen en te betalen bedragen ingevolge contantwisselverrichtingen in uitvoering;
c) de niet-gelopen opbrengsten en kosten waaraan als dekking bestemde verrichtingen zijn gekoppeld;
d) na aftrek van het report of na toevoeging van het deport, de te ontvangen en te betalen bedragen ingevolge termijnwisselverrichtingen of ingevolge wisselkoersverrichtingen op termijn volgens de regels van de markten voor futures en waaraan contantwisselverrichtingen in omgekeerde zin zijn gekoppeld met als doel de betaling van vorderingen en schulden te dekken;
e) de op de eindvervaldag te ontvangen en te betalen bedragen ingevolge termijnwisselovereenkomsten die een regeling bevatten voor wederzijdse betaling op tussentijdse vervaldagen van interesten op kapitalen die op de eindvervaldag moet worden omgeruild;
f) de kapitalen die moeten worden omgeruild ingevolge andere verrichtingen bestemd als dekking van bestanddelen als opgenomen sub a), b) en c) hierboven.
Het positieve saldo van de omrekeningsverschillen in verband met de monetaire bestanddelen opgenomen in het vorige lid van deze paragraaf en die zijn uitgedrukt in een vreemde munt waarvoor geen liquide markt bestaat als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid, wordt niet in resultaat genomen. Dergelijk positief saldo wordt, wanneer dit betrekking heeft op monetaire activa of passiva, opgenomen in de overlopende rekeningen aan passiefzijde als over te dragen opbrengst.
Report of deport in verband met termijnverrichtingen bedoeld sub d) van het tweede lid van deze paragraaf, worden pro rata temporis over de looptijd van de verrichtingen toegerekend als opbrengsten en kosten die worden gelijkgesteld met renteopbrengsten en -kosten.
§ 3. Termijnwisselverrichtingen met uitsluiting van die bedoeld in § 2, tweede lid, punt d), worden gewaardeerd tegen de termijnwisselkoers die overeenstemt met de resterende looptijd van deze verrichtingen. Het saldo van de positieve en negatieve verschillen hieruit wordt in resultaat genomen als opbrengst of kost die in aanmerking moet worden genomen om het winst- of verliesresultaat van het wisselbedrijf vast te stellen. Wanneer deze verrichtingen betrekking hebben op een munt waarvoor geen liquide markt bestaat als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid, wordt het positieve saldo van de hierop betrekking hebbende verschillen niet erkend als in resultaat genomen opbrengsten.
§ 4. Wisselkoersverrichtingen op termijn buiten de verrichtingen bedoeld in § 2, tweede lid, d) en e), van dit artikel, worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde op balansdatum.
Per verrichtingstype wordt het saldo van de positieve en negatieve verschillen ingevolge de toepassing van het eerste lid, inclusief de verschillen uit de waardeschommeling van de premies verbonden aan wisseloptie-overeenkomsten, in aanmerking genomen om het winst- of verliesresultaat van het wisselbedrijf vast te stellen, wanneer deze verrichtingen worden verhandeld op een liquide markt als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid. In geval deze verrichtingen niet op zo een markt worden verhandeld, wordt enkel het negatieve saldo van de hieraan verbonden verschillen in resultaat genomen.
Wanneer de afgesloten wisselkoersverrichtingen op termijn als dekking zijn bestemd worden de waarderingsverschillen hieruit, inclusief de verschillen uit de waardeschommelingen van de premies verbonden aan wisseloptieovereenkomsten, in resultaat genomen als opbrengsten en kosten die in aanmerking worden genomen om het resultaat van het wisselbedrijf te bepalen, symmetrisch ten opzichte van de erkenning van de wisselwinsten of -verliezen op de gedekte bestanddelen, tenzij deze verrichtingen worden afgesloten om de betaling van de vorderingen of schulden te dekken, in welk geval zij in resultaat worden genomen als opbrengsten en kosten die zijn gelijkgesteld met renteopbrengsten en -kosten.
§ 5. Tussentijdse betalingen ingevolge termijnwisselovereenkomsten die een regeling bevatten voor wederzijdse betalingen op tussentijdse vervaldagen van interesten op kapitalen die op de eindvervaldag worden omgeruild, worden in resultaat genomen als opbrengsten en kosten die in aanmerking moeten worden genomen om het winst- of verliesresultaat aan het wisselbedrijf te bepalen. Wanneer de overeenkomsten verrichtingen zijn met als doel de betaling van vorderingen en schulden te dekken, worden genoemde tussentijdse betalingen in resultaat genomen als opbrengsten en kosten die worden gelijkgesteld met renteopbrengsten en -kosten.
§ 6. De opbrengsten en kosten die met toepassing van dit artikel moeten worden toegerekend als opbrengsten en kosten die worden gelijkgesteld met renteopbrengsten en -kosten, worden onder die hoofding opgenomen in de resultatenrekening van de jaarrekening ten belope van hun saldo na verrekening tussen opbrengsten en kosten van deze aard.
De opbrengsten en kosten die met toepassing van dit artikel moeten worden toegerekend als opbrengsten en kosten van het wisselbedrijf, worden onder die hoofding opgenomen in de resultatenrekening van de jaarrekening ten belope van hun saldo na verrekening tussen opbrengsten en kosten van het wisselbedrijf.
§ 7. De voorschriften van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het bezit van goud in verhandelbare vorm en op transacties in goud in verhandelbare vorm, onverminderd de toepassing van artikel 27ter, § 3, op de cessie-retrocessie-verrichtingen op goud.
§ 8. Kosten en opbrengsten uitgedrukt in (munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) worden in de resultatenrekening opgenomen voor hun tegenwaarde ((...) in euro), berekend op basis van de contantwisselkoers op het tijdstip van hun erkenning als kost en opbrengst. <KB 1998-11-26/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Bij voorbaat specifiek gedekte niet-vervallen opbrengsten en kosten mogen evenwel worden omgerekend ((...) in euro) op basis van de wisselkoers van de dekkingsverrichting. <KB 1998-11-26/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 9. Voor de niet-monetaire bestanddelen waarvan de aanschaffingsprijs is uitgedrukt in (munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap), wordt de tegenwaarde ((...) in euro) waarvoor deze bestanddelen in de jaarrekening zijn opgenomen, berekend op basis van de wisselkoers op datum van hun aanschaffing, of in voorkomend geval, de wisselkoers waartegen de voor de betaling van de prijs gebruikte vreemde munt werd aangekocht. Het resultaat uit de verkoop van niet-monetaire bestanddelen waarvan de verkoopprijs in (munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) is uitgedrukt wordt berekend op basis van de wisselkoers van de dag van de verrichting of, in voorkomend geval, de wisselkoers waartegen de betrokken munt werd verkocht. <KB 1998-11-26/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Wanneer niet-monetaire bestanddelen een instelling aan een wisselrisico blootstellen en deze instelling, om dit risico te beperken, bewust de voorkeur gegeven heeft aan een blijvende financiering met ontleningen in de overeenstemmende munt, mag zij een waarderingsmethode toepassen waarmee de omrekeningsverschillen met betrekking tot voornoemde ontleningen systematisch niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het saldo van de omrekeningsverschillen overeenkomstig § 2. Deze verschillen worden alsdan in de overlopende rekeningen opgenomen.
Art. 36bis.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder [1 als microdekking bestemde]1 termijnrenteverrichting de termijnverrichting die tot doel of gevolg heeft het risico te compenseren of te beperken op een actief, een passief, een recht, een verplichting buiten-balanstelling of op een geheel van bestanddelen met homogene kenmerken ten aanzien van hun renteschommelingsgevoeligheid.
Om te kunnen worden beschouwd als dekkingsverrichting in de zin van deze paragraaf, moet de verrichting aan volgende voorwaarden beantwoorden :
a) het gedekte bestanddeel of het gedekte homogene geheel moet de (instelling) blootstellen aan een renteschommelingsrisico; <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
b) de dekkingsverrichting moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
c) er moet een nauwe correlatie zijn vastgesteld tussen de waardeschommelingen van het gedekte bestanddeel en van de als dekking bestemde verrichting; voor als dekking bestemde opties moet de correlatie tussen de variaties van het gedekte bestanddeel en die van het onderliggende financiële instrument vaststaan.
[1 § 1bis. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder " als macrodekking bestemde termijnrenteverrichtingen " de termijnverrichtingen die worden afgesloten in het kader van het algemeen beheer van het renterisico van de instelling (het zogenaamd ALM-beheer) en die tot doel of gevolg hebben het risico te compenseren of te beperken dat betrekking heeft op een al dan niet homogeen en in de tijd evoluerend geheel van activa, passiva, rechten en/of verplichtingen buiten balanstelling, alsook met betrekking tot zeer waarschijnlijke toekomstige kasstromen, ten aanzien van hun renteschommelingsgevoeligheid. Deze dekkingsverrichtingen kunnen overeenkomstig de in paragraaf 4 beschreven beginselen worden geboekt indien de instelling hiervoor voorafgaandelijk de toestemming van de Nationale Bank van België heeft verkregen en doorlopend aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° deze verrichtingen zijn bedoeld om het renterisico te verminderen waaraan de instelling is blootgesteld of om zeer waarschijnlijke toekomstige kasstromen te dekken;
2° de instelling beschikt over een passende interne organisatie voor het beheer van en het toezicht op het renterisico en voor de correcte weergave in haar jaarrekening van de desbetreffende verrichtingen overeenkomstig dit besluit;
3° de instelling houdt gedetailleerde documentatie bij over de bovengenoemde interne organisatie, die het beleid omvat van de instelling inzake het beheer van het renterisico en de dekking van dat risico in het kader van de in deze bepaling bedoelde dekkingsverrichtingen; in die documentatie wordt een aanduiding opgenomen van de dekkingsinstrumenten die in de boeken als dekking zijn gekwalificeerd, de aard van het gedekte risico en de identificatie van de betrokken gedekte bestanddelen per soort dekkingsverrichting;
4° de dekkingsverrichtingen zijn zeer effectief en de instelling beschikt over een passende interne organisatie en over passende methoden, criteria en controle-instrumenten om de effectiviteit van de dekking te monitoren en de nodige corrigerende maatregelen te nemen wanneer de effectiviteit retroactief en prospectief niet langer is gewaarborgd. Als de derivaten tot doel hebben toekomstige kasstromen te dekken, moeten deze kasstromen zeer waarschijnlijk zijn. De effectiviteit van de dekking moet ten minste op kwartaalbasis worden geverifieerd.
Bij uitbreiding worden verrichtingen die tot doel hebben het renterisico te beheren zonder extra risico's te nemen en die worden afgesloten als onderdeel van een effectisering die wordt uitgevoerd in het kader van het beheer van het liquiditeitsrisico met een door de kredietinstelling geconsolideerd vehikel, op vergelijkbare wijze verwerkt als de in het vorige lid bedoelde dekkingsverrichtingen, maar zijn zij onderworpen aan specifieke voorwaarden op het gebied van toestemming, organisatie, interne documentatie en specifieke monitoring om de neutraliteit van deze verrichtingen ten aanzien van het totale renterisico van de instelling doorlopend te verifiëren.
De Nationale Bank van België stelt in een circulaire de praktische regels voor de toepassing van de bovengenoemde voorwaarden vast, met inbegrip van het soort dekkingsinstrumenten dat in aanmerking komt en de procedure die moet worden gevolgd om de bovengenoemde toestemming te verkrijgen. Zij legt aanvullende voorwaarden op voor het verkrijgen of het behouden van deze toestemming wanneer de individuele situatie van de instelling of de marktvoorwaarden dit vereisen. Wanneer de Nationale Bank van België vaststelt dat niet aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, kan zij eisen dat de instelling binnen de door haar vast te stellen termijn de nodige corrigerende maatregelen neemt. Indien de tekortkoming niet wordt verholpen, kan de Nationale Bank van België de toestemming intrekken of opschorten.]1
§ 2. Termijnrenteverrichtingen die niet [1 ...]1 voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden gekwalificeerd als dekking bestemde verrichtingen in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel, worden gewaardeerd tegen de marktwaarde op balansdatum.
Per verrichtingstype wordt het saldo van de positieve en negatieve verschillen, inclusief de verschillen uit de waardeschommeling van de premies verbonden aan renteoptie-overeenkomsten ingevolge de toepassing van het eerste lid, in resultaat genomen als opbrengst of kost van de handel in termijnrenteverrichtingen wanneer zij verband houden met verrichtingen die worden verhandeld op een liquide markt als omschreven in artikel 35ter, § 2, vierde lid. Voor verrichtingen die niet worden verhandeld op zo een markt, wordt enkel het negatieve saldo van de betrokken verschillen in resultaat genomen.
De opbrengsten en kosten die met toepassing van deze paragraaf in resultaat worden genomen, worden hieraan toegerekend als bestanddelen van het nettoresultaat die moeten worden uitgedrukt in post VI.A. " Winst (Verlies) uit financiële transacties uit het wissel- en handelsbedrijf in effecten en andere financiële instrumenten ".
§ 3. De verschillen uit de waardeschommelingen van termijnrenteverrichtingen die [1 overeenkomstig paragraaf 1]1 als [1 microdekking]1 zijn bestemd, worden bij de dichtstbijzijnde dagvereffening van de debet- of creditmarges opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen. Bij de afwikkeling van de als [1 microdekking]1 bestemde verrichting wordt het saldo van deze rekening symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het gedekte bestanddeel over de resterende looptijd van dit bestanddeel, in resultaat genomen. Wanneer het gedekte bestanddeel evenwel wordt gewaardeerd tegen de marktkoers, moeten, vóór de datum waarop de [1 microdekkingsverrichting]1 wordt afgewikkeld, de resultaten uit termijnrenteverrichtingen gelijkmatig met de waardeschommeling van het gedekte bestanddeel in resultaat worden genomen, om aldus de symmetrieregel na te leven.
Bij overdracht dan wel op de vervaldag van het gedekte bestanddeel, wordt het saldo van de wachtrekening integraal in resultaat genomen en worden de verschillen uit latere waardeschommelingen van niet afgewikkelde [1 microdekkingsverrichtingen]1 die daartoe waren bestemd, verwerkt overeenkomstig de voorschriften van § 2 van dit artikel. [1 ...]1
[1 De voorschriften van deze paragraaf gelden voor de als microdekking bestemde termijnrenteverrichtingen, zelfs indien de debet- en creditmarges niet dagelijks worden vereffend. Behalve wanneer het gedekte bestanddeel tegen marktkoers wordt gewaardeerd, mogen de instellingen deze als microdekking bestemde termijnrenteverrichtingen echter boeken overeenkomstig paragraaf 4 van dit artikel. In dat geval vermelden deze instellingen dit in de toelichting, overeenkomstig paragraaf 5 van dit artikel. Deze vermelding wordt voor de microdekkingsverrichtingen geaggregeerd maar afzonderlijk van de vermeldingen voor macrodekkingsverrichtingen in de toelichting opgenomen.]1
De opbrengsten en kosten die met toepassing van deze paragraaf wegens verrichtingen bestemd als dekking van vorderingen en schulden, in resultaat moeten worden genomen, worden in de jaarrekening geboekt als opbrengsten en kosten die worden gelijkgesteld met renteopbrengsten en -kosten, ten belope van hun saldo, na verrekening tussen opbrengsten en kosten van deze aard.
[1 Termijnrenteverrichtingen die niet meer voldoen aan de voorwaarden om als dekkingsverrichtingen in de zin van paragraaf 1 van dit artikel te worden gekwalificeerd, worden op de balansdatum tegen marktwaarde gewaardeerd en deze waardering wordt ofwel integraal op dezelfde datum in resultaat genomen indien het gedekte bestanddeel is verdwenen, ofwel symmetrisch met de vastgestelde resultaten op het gedekte bestanddeel, in overeenstemming met de voorschriften van paragraaf 4, 3° en 4°, en, naar analogie met paragraaf 4, 5° wanneer niet langer aan paragraaf 1, tweede lid, c, is voldaan. Indien deze instrumenten tot het vermogen van de instelling blijven behoren, worden zij vervolgens prospectief geboekt overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel.]1
[1 § 4. De in paragraaf 1bis bedoelde verrichtingen worden geboekt overeenkomstig de volgende beginselen:
1° de gedekte instrumenten die als macrodekkingsverrichtingen als bedoeld in paragraaf 1bis zijn aangewezen, worden gewaardeerd en geboekt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dit besluit.
2° zolang zij in de boeken worden gekwalificeerd als dekking, worden de overeenkomstige macrodekkingsinstrumenten voor hun notionele bedragen opgenomen onder de rechten en verplichtingen in de posten buiten balanstelling en worden zij op dezelfde wijze verwerkt als de gedekte instrumenten; de vorderingen, schulden, rentekosten en -opbrengsten die voortvloeien uit deze dekkingsinstrumenten worden geboekt overeenkomstig de andere bepalingen van dit besluit;
3° macrodekkingsinstrumenten die niet langer als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd, maar wel tot het vermogen van de instelling blijven behoren, worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde op dat moment en worden tegen die waarde in de balans opgenomen onder een actief- of passiefpost, naar gelang van het geval; deze waarde wordt als tegenwaarde opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen; het saldo van deze rekening wordt symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het of de gedekte bestanddelen in resultaat genomen over de kortste looptijd van (i) de resterende oorspronkelijk vastgestelde looptijd van de dekking en (ii) de effectieve resterende looptijd van de gedekte bestanddelen; deze instrumenten worden vervolgens prospectief geboekt in overeenstemming met paragraaf 2 van dit artikel;
4° voor macrodekkingsinstrumenten die niet langer tot het vermogen van de instelling behoren, wordt de resterende marktwaarde, voor zover deze met een dekkingsresultaat kan worden gelijkgesteld, opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen; het saldo van deze rekening wordt symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het of de gedekte bestanddelen in resultaat genomen over de kortste looptijd van: i) de resterende oorspronkelijk vastgestelde looptijd van de dekking, en ii) de effectieve resterende looptijd van de gedekte bestanddelen. Wanneer de resterende marktwaarde niet met een dekkingsresultaat kan worden gelijkgesteld, wordt ze rechtstreeks in resultaat genomen;
5° verrichtingen die niet langer voldoen aan het criterium van hoge effectiviteit op basis van de overeenkomstig paragraaf 1bis, 4°, uitgevoerde tests, mogen niet langer als dekking worden gekwalificeerd en moeten worden verwerkt overeenkomstig punt 3° of 4°, afhankelijk van het feit of de dekkingsinstrumenten al dan niet tot het vermogen van de instelling blijven behoren, behalve wanneer de gedekte bestanddelen verdwijnen of de gedekte toekomstige kasstromen niet langer waarschijnlijk zijn; in dit laatste geval verliezen de dekkingsinstrumenten die tot het vermogen van de instelling blijven behoren hun kwalificatie en wordt hun resterende marktwaarde in resultaat genomen overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel;
6° gelijkgestelde dekkingsverrichtingen als bedoeld in paragraaf 1bis, tweede lid, waarvan de neutraliteit ten aanzien van het totale renterisico van de instelling niet meer kan worden aangetoond, worden verwerkt overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel.
De Nationale Bank van België stelt de nadere regels voor de toepassing van deze paragraaf bij circulaire vast.
§ 5. Instellingen die een of meer van de in paragraaf 1bis bedoelde toestemmingen hebben verkregen, vermelden dit in de toelichting bij hun jaarrekening. Aan deze vermelding wordt ook een beschrijving toegevoegd van de gedekte instrumenten, de gedekte economische risico's en de gebruikte dekkingsmethoden, met inbegrip van hun effectiviteit.]1
----------
(1)<KB 2021-08-29/05, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 07-09-2021>
Art. 36ter. <ingevoegd bij KB 2008-09-28/36, art. 7; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20> § 1. Fusie door overneming, zoals gedefinieerd in artikel 671 van het Wetboek van vennootschappen, en de door artikel 676 van hetzelfde wetboek hiermee gelijkgestelde verrichtingen, worden in de boekhouding verwerkt volgens de bepalingen van §§ 2 tot 7.
§ 2. Alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen vennootschap, inclusief de verschillende bestanddelen van haar eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen en door haar gevormde voorzieningen, haar rechten en verplichtingen alsook haar opbrengsten en kosten van het boekjaar, worden, onverminderd §§ 3 tot 7, opgenomen in de boekhouding van de overnemende instelling tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen op het tijdstip als bedoeld in artikel 693, tweede lid, 5°, van het Wetboek van vennootschappen.
§ 3. Bij de fusie vervallen :
1° de eigen aandelen die de overgenomen vennootschap bezit en die krachtens artikel 703, § 2, 2°, van het Wetboek van vennootschappen niet mogen worden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende instelling;
2° ten belope van de boekwaarde van deze eigen aandelen, de onbeschikbare reserve voor eigen aandelen die door de overgenomen vennootschap daartoe is gevormd; wanneer er geen reserve voor eigen aandelen werd gevormd, is artikel 623, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen van toepassing.
§ 4. Indien, rekening houdend met de ruilverhouding en de nominale of fractiewaarde van de als vergoeding toegekende aandelen, het bedrag, waarmee het kapitaal van de overnemende instelling wordt verhoogd groter is dan het kapitaal van de overgenomen vennootschap, wordt het verschil onttrokken aan de andere bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, volgens de regels vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit; in het tegenovergestelde geval wordt het verschil geboekt als een uitgiftepremie.
§ 5. Als de vennoten van de overgenomen vennootschap een opleg in geld verkrijgen, wordt die geacht te zijn onttrokken aan het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap.
Deze onttrekking aan het eigen vermogen gebeurt op de wijze vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit met naleving van de wettelijke en statutaire bepalingen.
Indien de algemene vergadering die tot fusie besluit, niet heeft beslist aan welke post van het eigen vermogen die opleg moet worden onttrokken, gebeurt dit in deze volgorde : aan de overgedragen winst, aan de beschikbare reserves en aan de andere reserves die volgens de wet of de statuten mogen worden uitgekeerd.
§ 6. Indien de overnemende instelling of een andere gelijktijdig overgenomen vennootschap aandelen bezat van de overgenomen vennootschap, worden deze aandelen bij de fusie ingetrokken en worden de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap in de boekhouding van de overnemende instelling slechts opgenomen ten belope van de fractie die overeenstemt met de aandelen van de overgenomen vennootschap die omgewisseld werden tegen aandelen van de overnemende instelling. In voorkomend geval wordt evenwel rekening gehouden met de ten gevolge van de fusie gewijzigde fiscale kwalificatie van de reserves bij de overgenomen vennootschap.
§ 7. Indien de aandelen van de overgenomen vennootschap, die met toepassing van artikel 703, § 2, 2°, van het Wetboek van vennootschappen niet werden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende instelling, in de boekhouding van de vennootschap die ze bezat waren opgenomen tegen een waarde die niet overeenstemt met de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, dan wordt het verschil verwerkt volgens zijn aard of zijn oorsprong :
a) Wanneer de boekwaarde van de betrokken aandelen groter is dan de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, wordt dit verschil voor zover mogelijk toegerekend aan de actiefbestanddelen, inclusief de immateriële activa, met een grotere waarde dan het bedrag waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen. Voor zover dit verschil voortvloeit uit een overwaardering van de schulden of uit afschrijvingen, waardeverminderingen of voorzieningen die door de overgenomen vennootschap in resultaat waren genomen maar die niet langer dienstig dan wel overtollig zijn, dan worden die bij de fusie via de resultatenrekening teruggenomen dan wel gecorrigeerd ten belope van dit overschot.
Het verschil dat overblijft na deze toerekeningen wordt, naargelang van het geval, opgenomen in de post " Goodwill " of in resultaat genomen.
b) In het tegenovergestelde geval wordt het verschil als volgt verwerkt : voor zover dit voortvloeit uit een overwaardering van activa of een onderwaardering van passiva door de overgenomen vennootschap, worden op het tijdstip van de fusie voor het desbetreffende bedrag in de resultatenrekening afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen en correcties geboekt.
Het verschil dat overblijft na deze correctieboekingen wordt in resultaat genomen.
Art. 36quater. <ingevoegd bij KB 2008-09-28/36, art. 8; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20> Fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap zoals gedefinieerd in artikel 672 van het Wetboek van vennootschappen, wordt in de boekhouding van de fuserende vennootschappen verwerkt overeenkomstig artikel 36ter.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke fuserende vennootschap beschouwd als overgenomen vennootschap en wordt de nieuw opgerichte vennootschap beschouwd als overnemende instelling.
Art. 36quinquies. <ingevoegd bij KB 2008-09-28/36, art. 9; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20> Splitsing door overneming, door oprichting van nieuwe vennootschappen of gemengde splitsing zoals gedefinieerd in de artikelen 673, 674 en 675 van het Wetboek van vennootschappen, wordt in de boekhouding van de gesplitste instelling en van de instellingen waarin de inbreng ten gevolge van de splitsing gebeurt, naar gelang van het geval, verwerkt zoals bepaald in artikel 36ter of in artikel 36quater.
Voor elke instelling waarin een inbreng gebeurt, is artikel 36ter evenwel van toepassing op de ingebrachte activa en passiva, rechten en verplichtingen en op het ingebrachte deel van het eigen vermogen van de gesplitste instelling.
Art. 36sexies.<ingevoegd bij KB 2008-09-28/36, art. 10; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20> Bij inbreng van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfstak zoals gedefinieerd in de artikelen 678 en 679 van het Wetboek van vennootschappen, worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de instelling waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende vennootschap voorkwamen.
HOOFDSTUK IV. - Vorm en inhoud van de jaarrekening die volgens de wet moet worden neergelegd.
Art.37. De jaarrekening waarvan de neerlegging bij de wet is voorgeschreven, wordt opgesteld overeenkomstig de hoofdstukken II, III, V en VI.
(In de jaarrekening worden de bedragen uitgedrukt (...) in duizenden euro. De jaarrekening vermeldt dit uitdrukkelijk.) <KB 1998-11-26/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Dit artikel is voor wat de in artikel 1, tweede lid, bedoelde instellingen naar buitenlands recht betreft, van toepassing op de gegevens die zij moeten neerleggen overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, openbaar moeten maken.) <KB 2008-09-28/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art. 37bis. De jaarrekening kan, naast de openbaarmaking als voorgeschreven door artikel 37, in de munt waarin zij overeenkomstig artikel 2 is opgesteld, ook openbaar gemaakt worden (...) in de munt van een Lid-Staat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, zulks met gebruikmaking van de omrekeningskoers op de balansdatum. Deze koers wordt in de toelichting aangegeven. <KB 1998-11-26/32, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
HOOFDSTUK V. - Bevoegdheid van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Art.38.De [1 Nationale Bank van België]1 kan, in bijzondere gevallen, afwijkingen van de voorschriften van dit besluit toestaan. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de richtlijn 86/635/EEG van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen.
----------
(1)<KB 2021-08-29/05, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 07-09-2021>
HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art.39. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de (instellingen) in vereffening. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Indien de (instelling) - al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling - besluit haar bedrijf stop te zetten of indien, in tegenstelling met het bepaalde in artikel 15, derde lid, er niet meer kan van worden uitgegaan dat de onderneming haar bedrijf zal voortzetten, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende : <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
a) de oprichtingskosten moeten volledig zijn afgeschreven;
b) voor de vaste en de vlottende activa moet zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;
c) voorzieningen worden gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren vergoedingen.
In geval een bedrijfsonderdeel of een vestiging van de instelling wordt gesloten, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op de activa, de passiva en de verplichtingen die betrekking hebben op dat bedrijfsonderdeel of die vestiging.
Art.40. De herwaardering van de nijverheids-, handels- of landbouwoutillage en van de daarmee gelijkgestelde nijverheidsgebouwen overeenkomstig artikel 511, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt in de jaarrekening behandeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit tot uitvoering van dit artikel.
Art.41. Onder post XI aan de passiefzijde " Herwaarderingsmeerwaarden " mogen rechtstreeks worden geboekt en gehandhaafd tot op het ogenblik waarop de betrokken goederen gerealiseerd zijn :
1° de terugneming van waardeverminderingen op deelnemingen, voor zover deze waardeverminderingen werden geboekt vóór 1 januari 1976 of, indien de (instelling) het boekjaar anders dan per 31 december afsluit, vóór het begin van het boekjaar afgesloten in de loop van 1977;
2° de terugneming van waardeverminderingen geboekt op immateriële vaste activa en op materiële vaste activa zonder beperkte gebruiksduur. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.42. § 1. De (instellingen) die, op 1 januari 1986, in het kader van een pensioenregeling voor hun personeelsleden, rust- of overlevingspensioenverplichtingen hadden aangegaan en waarvan het gedeelte van deze verplichtingen dat betrekking heeft op de arbeidsprestaties voor de jaren welke 1 januari 1986 voorafgaan, is overgenomen door een (voorzorgsinstelling), worden, in geval de door het (voorzorgsinstelling) gevormde voorzieningen ontoereikend zijn, vrijgesteld van vorming van voorzieningen ter dekking van dit gedeelte van deze verplichtingen, voor zover (voorzorgsinstelling) daarvan is vrijgesteld krachtens (artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, zoals het voor de voorzorgsinstellingen moet worden gelezen volgens artikel 20 van het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsinstellingen, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen). <KB 2008-09-28/36, art. 3 en 12, 1°, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 2. De (instellingen) die op 1 januari 1986 in het kader van een pensioenregeling zonder bijdrage vanwege de deelnemers, voor hun personeelsleden, rust- of overlevingspensioenverplichtingen hadden aangegaan en geen voorziening hadden gevormd om die verplichtingen te dekken, worden vrijgesteld van de vorming van voorzieningen voor het gedeelte van de verplichtingen dat betrekking heeft op de prestaties van deelnemers die in dienst zijn getreden vóór die datum.
§ 3. (Voor de ondernemingen bedoeld in artikel 93, § 5, van de voormelde wet van 9 juli 1975, zoals het voor de voorzorgsinstellingen moet worden gelezen volgens artikel 20 van het voormelde koninklijk besluit van 14 mei 1985, wordt de datum van 1 januari 1986 bedoeld in §§ 1 en 2, vervangen door 1 januari 1993.) <KB 2008-09-28/36, art. 12, 2°, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.43. Indien, bij het begin van het eerste boekjaar waarin voor een (instelling) dit besluit toepasselijk wordt, de aanschaffingswaarde van bepaalde actiefbestanddelen niet kan worden wedersamengesteld, is de aanschaffingswaarde van elk van die bestanddelen gelijk aan de waarde waarvoor ze, vóór toepassing van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen, in de inventaris van het voorgaande boekjaar waren opgenomen. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De met toepassing van het vorige lid bepaalde aanschaffingswaarde :
1° wordt, in voorkomend geval, afgeschreven of verminderd overeenkomstig artikelen 28 tot 31;
2° wordt, voor de toepassing van artikel 33, beschouwd als aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen.
De herwaarderingsmeerwaarden die geboekt werden voor het eerste boekjaar waarop voor een (instelling) de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn evenals de ontvangen uitgiftepremies en de verkregen kapitaalsubsidies voor dat zelfde boekjaar moeten in de jaarrekening slechts worden opgenomen voor zover ze nog als zodanig in de boekhouding van de kredietinstelling voorkwamen op het einde van het voorgaande boekjaar. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
(Wanneer een kredietinstelling meerwaarden heeft geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 1992, dan mogen deze meerwaarden in Post XI " Herwaarderingsmeerwaarden " behouden blijven. Wanneer een beleggingsonderneming of een beheervennootschap voor collectieve belegging meerwaarden heeft geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 2009, dan mogen deze meerwaarden in Post XI " Herwaarderingsmeerwaarden " behouden blijven.) <KB 2008-09-28/36, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.44. De artikelen 10, 11, tweede en derde lid, en 17 zijn niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een (instelling) de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn. <KB 2008-09-28/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
De toelichting bij de eerste balans en resultatenrekening (die door een kredietinstelling wordt) opgesteld overeenkomstig de schema's van hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit, hoeft geen vergelijkende cijfers te bevatten over het voorgaande boekjaar met betrekking tot vermeldingen die voor de eerste maal moeten worden opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar dat ingaat na 31 december 1992. <KB 2008-09-28/36, art. 14, 1°, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
(De toelichting bij de eerste balans en resultatenrekening die door een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt opgesteld overeenkomstig de schema's van hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit, hoeft geen vergelijkende cijfers te bevatten over het voorgaande boekjaar met betrekking tot vermeldingen die voor de eerste maal moeten worden opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar dat ingaat na 31 december 2009.) <KB 2008-09-28/36, art. 14, 2°, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
Art.45. § 1. Artikel 19bis is slechts van toepassing op meer- en minderwaarden die zijn vastgesteld bij overdrachtsverrichtingen die zijn verwezenlijkt na de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 2. Het gedeelte dat als gelopen interesten en kosten in verband met overeenkomsten bedoeld in artikel 27bis, § 1, eerste lid, b), die bestaan op de datum waarop dit besluit in werking treedt, pro rata temporis moeten worden toegerekend, mag worden berekend overeenkomstig de tot dan toe gebruikte methode, voor zover dit geen voortijdige toerekening van interesten en lasten tot gevolg heeft.
§ 3. De voorschriften van artikel 27bis, §§ 3 en 4, zijn enkel van toepassing op de vorderingen die zijn verworven en de schulden die zijn aangegaan na de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 4. Artikel 34bis is van toepassing op de meerwaarden waarvoor de regeling van de uitgestelde belastingen geldt en die zijn gerealiseerd na de inwerkingtreding van dit besluit. De (instellingen) mogen dit artikel ook toepassen op de meerwaarden waarvoor de regeling van de uitgestelde belastingen geldt en die zijn gerealiseerd vóór de inwerkingtreding van dit besluit; in dit geval mogen de uitgestelde belastingen op de bedragen die onder het eigen vermogen zijn geboekt, aan deze eigen-vermogenspost worden onttrokken om rechtstreeks te worden geboekt in de post " Uitgestelde belastingen ". <KB 2008-09-28/36, art. 14, 2°, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
§ 5. De kredietinstellingen mogen een zodanige boekingswijze volgen dat de met toepassing van § 4 van artikel 4 van artikel 35ter verkregen positieve verschillen die betrekking hebben op de periode vóór de inwerkingtreding van dit besluit, in de overlopende rekeningen worden opgenomen tot de vervaldag of de realisatie van de betrokken effecten, onverminderd de mogelijkheid deze pro rata temporis over de resterende looptijd in resultaat te nemen.
Voor de effecten bedoeld in artikel 513 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, mogen de met toepassing van § 4 van artikel 35ter verkregen positieve verschillen die betrekking hebben op de periode na de inwerkingtreding van dit besluit, eveneens in de overlopende rekeningen worden opgenomen tot de vervaldag of de realisatie van deze effecten.
§ 6. De termijnwisselverrichtingen bedoeld in artikel 36, § 3, die zijn afgesloten vóór de datum waarop dit besluit in werking treedt, mogen worden gewaardeerd overeenkomstig de tot dan toe gebruikte methode.
Art.46. De voorschriften van dit besluit zijn voor het eerst van toepassing op de jaarrekening over het boekjaar dat aanvangt na 31 december 1992.
Art.47. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1.(Bijlage bij het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging). <KB 2008-09-28/36, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 06/10/1992, p. 21402 tot 21419; Errata, B.St. 29-12-1992, blz. 27392-27393, en B.St. 26-01-1993, blz. 1377>
Gewijzigd bij :
<KB 1996-08-04/81, art. 14, Inwerkingtreding : 09-09-1996>
<KB 1998-11-26/32, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-1999; B.St. 01-12-1998, p. 38409>
<KB 2008-09-28/36, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 13-10-2008; zie ook art. 20>
<KB 2011-03-13/02, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 23-03-2011>
<KB 2014-02-28/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 18-03-2014>
<KB 2014-11-27/01, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
<KB 2016-12-05/08, art. 12 et 13, 009; Inwerkingtreding : 17-02-2017>
<KB 2019-03-01/12, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<KB 2021-08-29/05, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 07-09-2021>