Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 APRIL 1992. - Koninklijk besluit betreffende de vergunning om het beroep van privé-detective uit te oefenen.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-05-1992 en tekstbijwerking tot 19-06-1998)



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1997000472  1998000350  1998000382 



Artikels:

Artikel 1. <KB 1997-06-02/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-07-1997> Elke persoon die een vergunning aanvraagt om het beroep van privé-detective uit te oefenen richt daartoe een verzoek bij ter post aangetekende brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie.
  De aanvraag dient de volgende documenten en inlichtingen te bevatten :
  1° indien de aanvrager een vestigingsplaats heeft in België :
  a) een origineel of een eensluidend afschrift van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur, of een gelijkwaardig getuigschrift indien de aanvrager zijn woonplaats heeft in het buitenland. Dit getuigschrift mag niet meer dan zes maanden oud zijn op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend;
  b) het bewijs dat de aanvrager aan de voorwaarden inzake beroepsopleiding en ervaring voorzien in artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, gewijzigd door de wet van 30 december 1996, voldoet;
  c) indien de aanvrager het beroep van privé-detective wenst uit te oefenen als bijberoep, een schriftelijke verklaring houdende de bijzondere redenen die de uitoefening als bijberoep staven;
  d) indien de aanvrager wenst te genieten van de overgangsbepaling, bepaald in artikel 22, § 1, van de voornoemde wet, het bewijs dat hij reeds op 15 april 1991 activiteiten, bepaald in artikel 1, § 1, van dezelfde wet, uitoefende.
  Volgens artikel 22, § 2, van dezelfde wet, kan dit bewijs geleverd worden door alle schriftelijke bewijsmiddelen, met uitzondering van de verklaring;
  2° indien de aanvrager geen vestigingsplaats heeft in België :
  a) de hierboven in punt 1°, a, c en d, voorziene documenten;
  b) het bewijs dat hij de opleiding voorzien in punt 1°, b, of een gelijkwaardige opleiding met goed gevolg heeft beëindigd;
  c) het bewijs dat hij een fictieve vestigingsplaats heeft gekozen bij een in België gevestigde vergunde privé-detective, die aanvaardt ervoor in te staan dat betrokkene de bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 van de voornoemde wet van 19 juli 1991 naleeft.

Art.2. De aanvragen tot vernieuwing moeten ten minste zes maanden voor het aflopen van de vergunning ingediend worden bij de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie en dienen vergezeld te zijn van de dokumenten bepaald in artikel 1.

Art.3. <Ingevoegd bij KB 1998-05-26/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-07-1998> De privé-detective die het verlies of de vernietiging vaststelt van zijn identificatiekaart die bij het verlenen van zijn vergunning wordt afgegeven, is verplicht onverwijld aangifte daarvan te doen bij de politie- of rijkswachtoverheid van zijn vestigingsplaats, respectievelijk fictieve vestigingsplaats in België.
  Een attest van die aangifte waarvan een model als bijlage bij dit besluit is gevoegd, wordt de betrokkene ter hand gesteld en een afschrift van het attest wordt, na een onderzoek naar de omstandigheden waarin de kaart verloren of vernietigd is, gezonden aan de burgemeester van de vestigingsplaats van de betrokkene en naar de Minister van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie.
  Bij verlies of vernietiging van het attest wordt gehandeld op dezelfde wijze als bij verlies of vernietiging van de identificatiekaart.
  Indien de identificatiekaart nochtans na een vernieuwing wordt teruggevonden, stuurt de privé-detective ze onverwijld terug naar de Minister van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, om ze te laten vernietigen.
  Een privé-détective mag in geen geval houder zijn van meer dan één identificatiekaart.

Art.4. <Ingevoegd bij KB 1998-05-26/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-07-1998> In de hiernavolgende gevallen moet de identificatiekaart onmiddellijk naar de Minister van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, teruggestuurd worden om ze te laten vernieuwen :
  1° wanneer de dag is bereikt waarop de geldigheid verstrijkt;
  2° wanneer de foto van de houder niet meer gelijkend is;
  3° wanneer de kaart beschadigd is;
  4° wanneer de houder van naam of voornaam verandert;
  5° wanneer het adres van de vestigingsplaats van de houder verandert;
  6° wanneer de naam, voornaam of het adres van de vestigingsplaats van de privé-detective, bij wie de houder een fictieve vestigingsplaats gekozen heeft, verandert.
  7° wanneer de vergunning van de privé-détective, bij wie de houder een fictieve vestigingsplaats gekozen heeft, ingetrokken of geschorst wordt;
  8° wanneer de privé-detective, bij wie de houder een fictieve vestigingsplaats gekozen heeft, zijn activiteiten als privé-detective staakt.
  Wanneer de houder van de identificatiekaart zijn activiteiten als privé-detective staakt, moet de identificatiekaart onmiddellijk naar de Minister van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, teruggestuurd worden om ze te laten vernietigen.

Art.5. <Oud artikel 3, KB 1998-05-26/35, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1998> Dit besluit treedt in werking op 2 oktober 1992.

Art.6. <Oud artikel 4, KB 1998-05-26/35, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1998> Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. <Ingevoegd bij KB 1998-05-26/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-07-1998> Bewijs van aangifte van verlies of vernietiging van een identificatiekaart privé-detective.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 19-06-1998, p. 20096-20097).