Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

18 DECEMBER 1991. - Koninklijk besluit houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. - (NOTA : art. 2 tot 14 vernietigd door het arrest nr. 78745 van de Raad van State van 15 februari 1999; zie B.St. 11-11-1999, p. 42313) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2014-12-19/B3, art. 202, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-1992 en tekstbijwerking tot 23-02-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-19
Bijlage.
Art. N1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° vissersvaartuig: elk vaartuig waarmede de zeevisserij wordt bedreven met de bedoeling de vangst op welke wijze ook in de handel te brengen;
  2° zeevisserij: het vissen op in de zee voorkomende organismen die vallen onder de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;
  3° geografische gebieden: de in de mededeling van de EG-Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 24 december 1985 en 31 december 1985 bepaalde gebieden en sektoren;
  4° oriëntatieprogramma: het overeenkomstig verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire akties voor de verbetering en aanpassing van de struktuur van de visserij en de aquicultuur nationaal programma dat bij de EEG-Commissie werd ingediend voor de periode van 1 januari 1992 tot 31 december 1996;
  5° definitieve beëindiging van de activiteit: de beëindiging bedoeld bij artikel 24 van verordening (EEG) nr. 4028/86 van de raad van 18 december 1986;
  6° scheepskrediet: het krediet bij de wet van 23 augustus 1948 strekkende tot het instandhouden en het uitbreiden van de koopvaardij en de vissersvloot en van de scheepsbouw, en houdende instelling, te dien einde, van een Fonds voor het uittreden en het aanbouwen van zeeschepen;
  7° kustwateren: de zeewateren die zich tot 12 zeemijl uitstrekken van de basislijnen vanaf dewelke de territoriale zee op het ogenblik van het tot standkomen van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, werd gemeten;
  8° dienst: de dienst voor de Zeevisserij van het Ministerie van Landbouw, Vrijhavenstraat 5, 8400 Oostende.

Art.2. Een vissersvaartuig dat de Belgische vlag voert, mag de zeevisserij enkel bedrijven wanneer de eigenaar van dat vaartuig beschikt over een machtiging uitgereikt door de Dienst. Die machtiging is niet overdraagbaar en moet zich steeds aan boord van het vaartuig bevinden.

Art.3. De machtigingen afgeleverd in uitvoering van het koninklijk besluit van 28 januari 1988 houdende aanvullende nationale maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden blijven gelden tijdens de duur van dit besluit.
  Bij een ontwikkeling van de vissersvloot in overeenstemming met het bij de EEG-Commissie ingediende oriëntatieprogramma 1992-1996 kunnen bijkomende machtigingen worden uitgereikt overeenkomstig de prioriteiten van dit programma.

Art.4. Het model van de machtiging wordt gevoegd in bijlage bij dit besluit.

Art.5. De machtiging kan op ieder ogenblik door de Dienst worden beperkt tot of in functie van een bepaald motorvermogen, een bepaald visbestand, een bepaalde visserijmethode, een bepaald geografisch gebied of een bepaald contingent gebaseerd op de vangst door de eigenaar tijdens een referentieperiode binnen de nationale quota voorzien bij verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

Art.6. De in artikel 5 voorziene beperkingen zijn afhankelijk van de evolutie van het visserijbeleid van de Europese Gemeenschappen inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

Art.7. Indien de eigenaar van een vissersvaartuig waarvoor een machtiging werd afgeleverd, dit vaartuig vervangt door een nieuwbouwvaartuig dient hij de machtiging bij de Dienst in te leveren. Hij bekomt voor het nieuwe vaartuig een machtiging onder de voorwaarde dat het te vervangen schip definitief uit de Belgische zeevisserij wordt genomen en de herinvestering gebeurd is binnen de drie jaar.

Art.8. Bij verandering van eigenaar van het vaartuig waarvoor een machtiging werd afgeleverd, vervalt de machtiging en dient de verkoper de machtiging bij de dienst in te leveren. De koper kan aldaar een nieuwe machtiging bekomen onverminderd het bepaalde bij artikel 7 van dit besluit.

Art.9. <KB 1992-06-29/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1992-07-01>
  § 1. Indien een vissersvaartuig, waarvoor een machtiging werd afgeleverd, door een nieuwbouwvaartuig wordt vervangen, dan mogen het motorvermogen en de tonnenmaat deze van de afgeleverde machtiging niet overschrijden.
  Indien een nieuwe motor wordt geplaatst in een vissersvaartuig, waarvoor een machtiging werd afgeleverd of wanner het vermogen van de bestaande motor wordt gewijzigd, dan mag het motorvermogen van de nieuwe motor of het gewijzigde motorvermogen dat van de afgeleverde machtiging niet overschrijden.
  Indien de tonnenmaat wordt gewijzigd van een vissersvaartuig, waarvoor een machtiging werd afgeleverd, dan mag de gewijzigde tonnenmaat die van de afgeleverde machtiging niet overschrijden.
  § 2. (De bepalingen van § 1, lid 1, zijn niet van toepassing op nieuwbouwvaartuigen die in vervanging komen van een vissersvaartuig, waarvoor een machtiging werd afgeleverd, indien vóór 1 juli 1992 :
  - de werken reeds een aanvang hebben genomen, of
  - het nieuwbouwvaartuig werd teboekgesteld bij de scheepshypotheekbewaarder, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 4 april 1967 betreffende de nationaliteit van zeeschepen en de teboekstelling van zeeschepen en binnenschepen, of
  - een contract voor het nieuwbouwvaartuig werd geregistreerd in een registratiekantoor van het Ministerie van Financiën, of
  - een aanvraag om scheepskrediet werd ingediend bij de bevoegde diensten.
  In dat geval wordt een machtiging afgeleverd overeenkomstig de bepalingen die van kracht waren op het ogenblik van de aanvang van de werken of van de datum van de teboekstelling of van de datum van de registratie of van de datum van de aanvraag om scheepskrediet.
  De bepalingen van § 1, leden 2 en 3, zijn niet van toepassing voor wijzigingen van motorvermogen en tonnenmaat indien vóór 1 juli 1992 een kennisgeving voor wijziging, zoals bepaald in artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdend zeevaartinspectiereglement werd ingediend bij het districtshoofd van de Zeevaartinspectie of indien een verplichting werd opgelegd door de Zeevaartinspectie tot verhoging van de tonnenmaat.
  In dit geval wordt een machtiging afgeleverd overeenkomstig de bepalingen die van kracht waren op het ogenblik van de kennisgeving voor wijziging of overeenkomstig de tonnenmaat opgelegd door de verplichte verhoging.) <KB 1992-09-17/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1992>

Art.10. Bij de definitieve beëindiging van de activiteit van een vaartuig waarvoor een machtiging werd afgeleverd, vervalt de machtiging en dient ze bij de Dienst te worden ingeleverd.

Art.11. De machtiging kan door de Dienst worden ingetrokken wanneer er niet voldaan is aan het bepaalde in dit besluit of aan de beperkingen aangebracht aan de machtigingen.

Art.12. <KB 1993-06-01/30, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 1993-05-22> De machtiging vervalt wanneer het betrokken vaartuig niet minstens eens in de twee maanden in een Belgische haven aanloopt en er dan minstens 48 uur verblijft. Deze bepaling geldt niet voor de scheldevissersvloot. Elke nieuwe periode van twee maand begint nadat het vaartuig in een Belgische haven is binnengekomen en er minstens 48 uur heeft verbleven.

Art.13. Een ingetrokken of vervallen machtiging moet binnen 24 uren bij de Dienst worden ingeleverd.

Art.14. Verhaal tegen de beperkingen, voorzien bij artikel 5 van dit besluit alsmede tegen de intrekkingen voorzien bij artikel 11 van dit besluit, kan bij de Minister van Landbouw worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen de dertig dagen vanaf de mededeling van de beslissing van de Dienst.

Art.15. De Minister van Landbouw kan alle aanvullende tijdelijke maatregelen nemen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. Inzonderheid kan hij de zeevisserij op één of meer visbestanden beperken of verbieden, de vaartdagen beperken en de vangst per vaartuig of per categories van vaartuigen beperken.

Art.16. Binnen de kustwateren is de zeevisserij voorbehouden aan vaartuigen die de Belgische Vlag voeren.
  De vaartuigen die binnen de kustwateren vissen, blijven onderworpen aan de EEG-verordeningen.
  Er wordt echter geen afbreuk gedaan aan de bijzondere visserijrechten van onderdanen van andere Staten, in het kader van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten.

Art.17. Overtreding van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de machtigingen wordt opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten.

Art.18. <KB 1993-12-13/30, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 1994-01-01> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 1994.

Art.19. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage.
Art. N1. BIJLAGE 1. - MACHTIGING TOT HET UITOEFENEN VAN DE ZEEVISSERIJ
  <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 31-12-1991, p. 29886>.