20 MAART 1991. - Wet houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-09-1992 en tekstbijwerking tot 06-10-2017)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Art. 3-11
HOOFDSTUK III. - Overdracht van de erkenning.
Art. 12
HOOFDSTUK IV. - Commissie voor erkenning.
Art. 13-17
HOOFDSTUK V. - Herziening van de erkenning.
Art. 18
HOOFDSTUK VI. - Klasseverlaging, schorsing en intrekking van de erkenning.
Art. 19, 19bis, 20
HOOFDSTUK VII. - Afwijkingen.
Art. 21
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art. 22
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 23-25
1991014352 1991014353 1991914350 1992014208 1992081950 1997801939 2000003486 2004011139 2016011236 2019012287 2024003918
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.<W 1994-09-19/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994> Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° de Minister : de federale Minister tot wiens bevoegdheid de erkenning der aannemers behoort;
2° [2 de wet betreffende de overheidsopdrachten : de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten;]2
[2 2°bis de wet defensie en veiligheid : de wet van 13 augustus 2011 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten in het domein van defensie en veiligheid;]2
[2 2°ter de wet betreffende de concessieovereenkomsten : de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten;]2
3° de Gewestregering :
- indien de aannemer van Belgische nationaliteit of een rechtspersoon naar Belgisch recht is : de Regering van het Gewest waarin de aannemer zijn woonplaats respectievelijk maatschappelijke zetel heeft;
- indien de aannemer, noch van Belgische nationaliteit, noch een rechtspersoon naar Belgisch recht is : de Regering van het Gewest waarin de aannemer zijn voornaamste vestiging heeft;
- indien de aannemer, noch van Belgische nationaliteit, noch een rechtspersoon naar Belgisch recht is en geen vestiging in België heeft : een Gewestregering naar zijn keuze;
4° de Commissie: de Commissie voor erkenning der aannemers ingesteld door deze wet.
----------
(1)<W 2011-08-05/06, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 08-09-2011>
(2)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.2.[1 Onderhavige wet is van toepassing op :
1° de overheidsopdrachten voor werken zoals bepaald in artikel 2, 18°, van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten, die geplaatst worden door de aanbestedende overheden en de overheidsbedrijven zoals bepaald in artikel 2, 1° en 2° van diezelfde wet;
2° de overheidsopdrachten voor werken zoals bepaald in artikel 3, 2°, van de wet defensie en veiligheid die geplaatst worden door de aanbestedende overheden en de overheidsbedrijven zoals bepaald in artikel 2, 1° en 2° van diezelfde wet;
3° de concessies van werken zoals bepaald in artikel 2, 7°, a), van de wet betreffende de concessies, die geplaatst worden door de aanbestedende overheden en de overheidsbedrijven zoals bepaald in artikel 2, 1° en 2° van diezelfde wet;
4° de opdrachten en concessies voor werken die gesubsidieerd worden ten belope van tenminste vijfentwintig procent of rechtstreeks gefinancierd worden onder welke vorm ook door publiekrechtelijke personen op wie de wet betreffende de overheidsopdrachten, de wet defensie en veiligheid en de wet betreffende de concessieovereenkomsten van toepassing zijn.]1
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Art.3.[1 De overheidsopdrachten en de concessies voor werken bedoeld in artikel 2, waarvan de geraamde waarde een bij koninklijk besluit vastgesteld bedrag overschrijden, kunnen slechts uitgevoerd worden door ondernemers, zowel publiek- als privaatrechtelijke, die op het moment van de sluiting van de opdracht of van de concessieovereenkomst :
1° hetzij te dien einde erkend zijn;
2° hetzij het bewijs geleverd hebben dat zij de voorwaarden opgelegd door of krachtens deze wet vervullen.
De opdrachten en de concessies voor werken bedoeld in artikel 2, waarvan de geraamde waarde het bedrag bedoeld in het eerste lid niet overschrijdt, kunnen slechts uitgevoerd worden door ondernemers, zowel publiek- als privaatrechtelijke, die op het moment van de sluiting voldoen aan de voorwaarden voorzien in artikel 4, § 1, 1°, 4° en 7°, van deze wet.]1
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.4.§ 1. Om een erkenning te verkrijgen moet een aannemer voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° van Belgische nationaliteit zijn of uit hoofde van nationaliteit ressorteren onder een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, en gevestigd zijn binnen deze Gemeenschappen; indien het een vennootschap betreft, moet deze opgericht zijn in overeenstemming met de Belgische wetgeving of met die van een andere Lid-Staat van de Gemeenschappen, en haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging binnen de Gemeenschappen hebben, of er haar maatschappelijke zetel hebben op voorwaarde dat haar werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van een Lid-Staat;
2° ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van de wetgeving van de Lid-Staat waar hij gevestigd is;
3° a) niet in staat van faillissement of van liquidatie verkeren of [1 geen gerechtelijke reorganisatie]1 hebben verkregen dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijkaardige procedure die in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen gelding heeft;
b) niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of [1 van een gerechtelijke reorganisatie]1 of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen;
4° a) [3 niet, bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan veroordeeld zijn voor :
- deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis, van het Strafwetboek of in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit;
- omkoping als bedoeld in de artikelen 246 en 250 van het Strafwetboek of in de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn en van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector;
- fraude als bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002;
- terroristisch misdrijf of strafbaar feit in verband met terroristische activiteiten als bedoeld in de artikelen 137 van het Strafwetboek of in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad, dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van genoemd kaderbesluit;
- witwassen van geld als bedoeld in [4 artikel 5, § 1, 23° tot en met 28° van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten]4 of in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;
- kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel als bedoeld in artikel 433quinquies van het Strafwetboek of in artikel 2 van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan;
- elk ander misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de aannemer aantast.]3
b) niet uitgesloten zijn van overheidsopdrachten [3 en de concessies]3 op basis van artikel 19, § 3, van deze wet;
5° over voldoende technische bekwaamheid beschikken;
6° voldoende financiële en economische draagkracht hebben;
7° aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan hebben.
§ 2. De Koning bepaalt de regelen en de criteria die in aanmerking worden genomen bij het indienen en het onderzoek van de erkenningsaanvragen, de herzieningen, de aanvragen tot overdracht van erkenning en bij de beoordeling van de bewijzen voorgelegd met toepassing van artikel 3, § 1, 2°. Op basis van deze bewijzen zal worden vastgesteld of aan de voorwaarden van § 1 is voldaan.
De Minister bepaalt welke documenten daartoe moeten worden voorgelegd.
§ 3. De Koning kan, volgens de modaliteiten die Hij bepaalt, en na advies van de Commissie, bepaalde publiekrechtelijke personen vrijstellen van de voorwaarden van § 1, die onverenigbaar zijn met de aard van deze personen.
(§ 4. De ondernemingen voor sociale inschakelingseconomie als bedoeld in artikel 59 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, die voldoen aan de voorwaarden bepaald in § 1, 1° en 3° tot 7°, kunnen een erkenning verkrijgen als aannemer.) <L 1999-03-26/30, art. 60, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
(2)<W 2011-08-05/06, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 08-09-2011>
(3)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
(4)<W 2017-09-18/06, art. 145, 013; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
Art.5. De inschrijving op de officiële lijst van de erkende aannemers in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen geldt als erkenning als bedoeld in artikel 3, voor zover die erkenning gelijkwaardig is overeenkomstig de voorwaarden gesteld in artikel 4, § 1.
Art.6.Een opdracht [1 ...]1 [1 of een concessie]1 van werken kan pas worden [1 afgesloten met]1 een niet-erkend aannemer die de bewijzen, bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, voorlegt of zich beroept op een inschrijving op de officiële lijst van de erkende aannemers in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, nadat (de Gewestregering), op verzoek van de opdrachtgever en na advies van de Commissie, heeft beslist dat voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden bepaald in artikel 4, § 1, respectievelijk aan de vereisten inzake gelijkwaardigheid van een erkenning bedoeld in artikel 5. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Wanneer de Commissie een negatief advies formuleert, wordt de betrokken aannemer, nadat het advies hem werd betekend per aangetekend schrijven, in de mogelijkheid gesteld om gehoord te worden. Het definitief advies van de Commissie moet antwoorden op de verweermiddelen van de aannemer.
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.7.§ 1. Voor de toepassing van deze wet worden de werken ingedeeld in verschillende klassen volgens het bedrag van de inschrijving en in verschillende categorieën en ondercategorieën volgens hun aard. Deze indeling wordt bij koninklijk besluit bepaald.
§ 2. Overeenkomstig de indeling van § 1 kan aan de aannemers een erkenning verleend worden in klassen, categorieën en ondercategorieën van werken die hen mogen worden gegund.
§ 3. De Koning bepaalt het totaal bedrag van al de werken, zowel openbare als private, die door dezelfde aannemer gelijktijdig mogen worden uitgevoerd op het ogenblik van het gunnen van de opdracht [1 of van de concessie]1.
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art.8. § 1. De erkenning wordt, op verzoek van de aannemer, door (de Gewestregering) verleend na advies van de Commissie. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 2. De erkenning in de laagste klasse wordt door (de Gewestregering), na advies van de Commissie, verleend aan de aannemer die erom verzoekt en het bewijs levert dat hij aan de voorwaarden voldoet bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 3. Wanneer de Commissie een negatief advies formuleert in de gevallen bedoeld in § 1 en § 2 wordt de betrokken aannemer, nadat het advies hem per aangetekend schrijven werd betekend, in de mogelijkheid gesteld om gehoord te worden. Het definitief advies van de Commissie moet antwoorden op de verweermiddelen van de aannemer.
§ 4. De erkenning blijkt uit een getuigschrift afgegeven door (de Gewestregering). Dat getuigschrift vermeldt het nummer van inschrijving in een register met betrekking tot de klasse van erkenning in een categorie of ondercategorie van werken, alsook de datum waarop de erkenning verkregen werd. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.9. De Minister stelt een lijst op van de erkende aannemers. Deze lijst wordt op verzoek ter beschikking gesteld en zal regelmatig gepubliceerd worden in het Bulletin der Aanbestedingen.
Art.10. (De Gewestregering) kan na advies van de Commissie, onder de voorwaarden en volgens de regels bij koninklijk besluit bepaald, een voorlopige erkenning verlenen aan een aannemer voor elke categorie of ondercategorie van activiteiten uitgeoefend sinds minder dan vijf jaar. <W 1994-09-19/38, art. , 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De voorlopige erkenning is twintig maanden geldig. Ze kan op verzoek van de betrokkene tweemaal worden verlengd, telkens met een zelfde termijn van twintig maanden.
Art.11.§ 1. [1 De tijdelijke handelsvennootschappen]1 van aannemers worden tot de uitvoering der werken toegelaten, voor zover ten minste één der deelgenoten over een erkenning beschikt die overeenstemt met de voor die werken vereiste klasse en categorie of ondercategorie of daartoe de bewijzen heeft geleverd bepaald in artikel 3, § 1, 2°, en voor zover de andere deelgenoten beantwoorden aan de voorwaarden gesteld bij artikel 4, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°. De deelgenoten mogen in geen geval het voorwerp uitmaken van een uitsluiting, schorsing of intrekking van erkenning in de zin van artikel 19.
§ 2. [1 De tijdelijke handelsvennootschappen]1 waarvan ten minste twee deelgenoten erkend zijn in dezelfde klasse en categorie of ondercategorie of, overeenkomstig artikel 3, § 1, 2°, bewijzen aan de voorwaarden voor die erkenning te voldoen, worden geacht de vereiste erkenning te bezitten voor de uitvoering van de in de onmiddellijk hogere klasse ingedeelde werken van die categorie of ondercategorie.
De bepaling van het vorig lid vindt geen toepassing wanneer de deelgenoten van [1 de tijdelijke handelsvennootschap]1 slechts erkend zijn in de laagste klasse.
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
HOOFDSTUK III. - Overdracht van de erkenning.
Art.12. De Koning bepaalt in welke gevallen van overname, van fusie, van splitsing en van wijziging van de rechtspersoonlijkheid de overdracht van een erkenning van een natuurlijke persoon of rechtspersoon kan plaatsvinden.
HOOFDSTUK IV. - Commissie voor erkenning.
Art.13. (§1. Er wordt een Commissie ingesteld, samengesteld als volgt :
1° een voorzitter-magistraat of eremagistraat;
2° 24 leden, verdeeld over :
a) de volgende publiekrechtelijke rechtspersonen :
1. 3 vertegenwoordigers van de federale overheid, van wie tenminste één behorende tot een verschillende taalrol;
2. 3 vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest;
3. 3 vertegenwoordigers van het Waalse Gewest;
4. 3 vertegenwoordigers van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van wie tenminste één behorende tot een verschillende taalrol;
b) de meest representatieve beroepsverenigingen van aannemers en de meest representatieve vakorganisaties van arbeiders in de bouwnijverheid, te weten :
1. 9 vertegenwoordigers van de meest representatieve beroepsverenigingen van aannemers;
2. 3 vertegenwoordigers van de meest representatieve vakorganisaties van arbeiders in de bouwnijverheid;
3° twee secretarissen, behorende tot een verschillende taalrol, zonder stemrecht.
§ 2. Zowel voor de vertegenwoordigers van de overheid als voor die van de beroepsverenigingen en de vakorganisaties moet de taalpariteit nageleefd worden.) <W 1994-09-19/38, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-03-1996>
De Commissie kan aangevuld worden met plaatsvervangers die gevoegd worden bij de voorzitter, de secretarissen en bij elk lid. Zij kunnen, ingeval de titelvoerder aanwezig is, slechts zetelen zonder stemrecht.
De voorzitter, de secretarissen, de leden en hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen. Wat betreft (de 3 vertegenwoordigers van de federale overheid), zal het koninklijk besluit genomen worden na overleg in de Ministerraad. <W 1994-09-19/38, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De vertegenwoordigers van (...) de Gewesten en van de beroepsverenigingen van aannemers en van de vakorganisaties van arbeiders in de bouwnijverheid worden benoemd op voorstel van respectievelijk (de Gewestregeringen), en de bedoelde beroepsverenigingen en vakorganisaties. <W 1994-09-19/38, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Personen die de hoedanigheid van aannemer bezitten of die een rechtspersoon vertegenwoordigen die de hoedanigheid van aannemer bezit of verbonden zijn door middel van een arbeidsovereenkomst met een aannemer, kunnen niet tot lid of plaatsvervangend lid van de Commissie worden benoemd.
De voorzitter, de secretarissen, de commissieleden en de plaatsvervangers, evenals degenen om wier medewerking is verzocht, zijn verplicht het vertrouwelijk karakter te bewaren van :
1° de beraadslagingen inzake de aanvragen van erkenningen, uitbreiding van erkenningen, afwijkingen en inzake sancties;
2° de feiten, de handelingen of de inlichtingen, met betrekking tot de aannemers op technisch, commercieel, fiscaal en strafrechtelijk gebied;
waarvan zij uit hoofde van hun functie kennis kunnen hebben gehad.
De Koning regelt de werkwijze van de Commissie.
De Minister bepaalt de vergoeding die aan de voorzitter, de secretarissen en de Commissieleden wordt toegekend.
Art.14. De Commissie heeft als opdracht :
a) het geven van advies aan (de Gewestregering) betreffende alle aanvragen tot erkenning, tot voorlopige erkenning en alle herzieningen van een erkenning; <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
b) het inwinnen van inlichtingen en het samenstellen van dossiers in de gevallen bepaald in de artikelen 18 en 19, § 1, 1° en 2°, van deze wet en het formuleren van adviezen ter zake;
c) het geven van adviezen in de gevallen bepaald bij artikel 4, § 3, en artikel 6;
d) het geven van advies betreffende de aanvragen tot afwijking als bedoeld in artikel 21.
Art.15. De Commissie maakt een huishoudelijk reglement op, dat in werking treedt na goedkeuring door de Minister.
Art.16. De Commissie heeft, volgens de modaliteiten door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit bepaald, rechtstreeks of op eenvoudig verzoek toegang tot de officiële gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar opdracht, inzonderheid wat de controle betreft van de voorwaarden gesteld bij artikel 4, § 1, 2°, 3°, 4°, 6° en 7°.
Art.17. De erkende aannemers zijn ertoe gehouden de verklaringen, akten en uittreksels die ter uitvoering van artikel 12 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen moeten worden neergelegd of bekendgemaakt, uiterlijk binnen dertig dagen aan de Commissie bekend te maken.
HOOFDSTUK V. - Herziening van de erkenning.
Art.18. § 1. Elke erkenning blijft slechts gelden tot op het ogenblik van de herziening ervan.
§ 2. De Koning kan steeds beslissen tot een algemene herziening van alle erkenningen van alle aannemers.
§ 3. Tot individuele herziening van alle erkenningen van een aannemer wordt overgegaan :
1° om de vijf jaar en voor het eerst na een periode van vijf jaar te rekenen van het verkrijgen van de eerste erkenning;
2° op initiatief van (de Gewestregering) of van de Commissie, wanneer zij kennis hebben van gegevens waaruit blijkt dat de aannemer niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 4, § 1, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°; <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
3° op initiatief van (de Gewestregering) of van de Commissie bij wijziging van de rechtspersoon, maatschappelijke vorm en bij stopzetting van de activiteit van de aannemer. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 4. Tot individuele herziening van één of meerdere erkenningen van een aannemer kan worden overgegaan, op initiatief van (de Gewestregering) of van de Commissie, bij elke wijziging, uitbreiding of overdracht van een erkenning, uitgezonderd bij aanvragen tot het verkrijgen van een voorlopige erkenning. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 5. Wanneer de Commissie in haar advies over de herzieningen bedoeld in de §§ 2 tot 4 een klasseverlaging voorstelt of adviseert geen nieuwe erkenning te verlenen, wordt de betrokken aannemer, nadat het advies hem werd betekend per aangetekend schrijven, in de mogelijkheid gesteld om gehoord te worden. Het definitief advies van de Commissie moet antwoorden op de verweermiddelen van de aannemer.
HOOFDSTUK VI. - Klasseverlaging, schorsing en intrekking van de erkenning.
Art.19.§ 1. (De Gewestregering) kan, na advies van de Commissie, de klasseverlaging of de schorsing van een of meerdere erkenningen van een aannemer uitspreken : <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
1° Wanneer door de opdrachtgevers van werken in de zin van artikel 2 bij de Commissie een klacht wordt ingediend die betrekking heeft op een erkend aannemer en waarbij deze een van de volgende feiten ten laste wordt gelegd :
a) niet-naleving van de voorwaarden der gesloten overeenkomsten;
b) grove fout in de uitvoering van de werken;
c) afgifte van valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen in het raam van de beoordeling van de voorwaarden die bij het gunnen van de opdracht werden gesteld;
d) [1 niet-naleving van het verbod op handelingen, overeenkomsten of afspraken die de normale mededingingsvoorwaarden kunnen vertekenen, zoals respectievelijk voorzien in artikel 5 van de wet betreffende de overheidsopdrachten, in artikel 10 van de wet defensie en veiligheid en in artikel 25, § 2, van de wet betreffende de concessies, met inbegrip van de daden van omkoping die strafbaar worden gesteld door de artikelen 246, 247, 250 en 251 van het Strafwetboek;]1
e) [1 het niet-nakomen tijdens de uitvoering van een overheidsopdracht van een van de verplichtingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet betreffende de overheidsopdrachten; in artikel 41, §§ 1 en 3, van de wet defensie en veiligheid en in artikel 27, eerste lid, van de wet betreffende de concessies;]1
2° Wanneer (de Gewestregering) of de Commissie kennis heeft van officiële gegevens waaruit blijkt dat de aannemer : <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
a) niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld onder artikel 4, § 1, 4°, a), en 7°;
b) valse verklaringen heeft afgelegd ter gelegenheid van het indienen van een aanvraag tot erkenning;
c) de in artikel 17 voorgeschreven meldingsplicht niet heeft nageleefd.
§ 2. Wanneer de aannemer, na daartoe te zijn aangemaand, binnen een termijn van zestig dagen, geen of onvolledig gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de Commissie tot overlegging in het raam van de artikelen 18 en 19 van alle nuttig geachte inlichtingen en bescheiden, wordt zijn erkenning door (de Gewestregering) geschorst. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 3. (De Gewestregering) kan, na advies van de Commissie, de intrekking van een of meer erkenningen van een aannemer uitspreken of een aannemer uitsluiten van overheidsopdrachten [1 en concessies]1 in de gevallen bepaald bij § 1, 1°, b, d en e, en 2°, a en b. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 4. De overeenkomstig § 1, 1° en 2°, en § 2 toe te passen maatregelen worden door de Commissie in een met redenen omkleed advies aan (de Gewestregering) voorgesteld, nadat de aannemer kennis heeft kunnen nemen van de hem ten laste gelegde feiten en in de mogelijkheid gesteld werd om in zijn verweermiddelen gehoord te worden. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De beslissing van (de Gewestregering) wordt met redenen omkleed en aan de aannemer betekend per aangetekend schrijven. Zij wordt tevens bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. <W 1994-09-19/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
Art. 19bis.[1 De procedure tot klasseverlaging, schorsing of intrekking van de erkenning, is geschorst totdat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan of totdat de administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet langer vatbaar is voor beroep.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-06-06/06, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.20.De Minister maakt een lijst op van de aannemers wier erkenning geschorst of ingetrokken is evenals van de aannemers die uitgesloten zijn van overheidsopdrachten [1 en van concessies]1. Deze lijst wordt bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en wordt op verzoek ter beschikking gesteld.
----------
(1)<W 2016-06-17/18, art. 68, 012; Inwerkingtreding : 30-06-2017>
HOOFDSTUK VII. - Afwijkingen.
Art.21.(Voor de werken die in opdracht van een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk rechtspersoon worden uitgevoerd en die voor ten minste 25 pct. worden gesubsidieerd of in gelijk welke vorm rechtstreeks gefinancierd, ten laste van hun begroting of van de begroting van openbare instellingen die van hen afhangen, kunnen de federale Ministers of de Gemeenschaps- en Gewestregeringen, met inachtneming van de door de Koning te bepalen regelen, na advies van de Commissie en bij een met redenen omkleed besluit, bepalen dat er wordt afgeweken van de in de artikelen 3 en 11 bepaalde voorwaarden.) <W 1994-09-19/38, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Wanneer de werken in aanbesteding gegeven worden door een provincie, een federatie van gemeenten, een gemeente, een vereniging van gemeenten, of een van de andere instellingen die van de provincies of gemeenten afhangen, een watering of een polder en wanneer ze niet rechtstreeks gesubsidieerd noch gefinancierd worden, voor ten minste 25 pct., door de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten, wordt de afwijking onder dezelfde voorwaarden toegestaan door de provinciegouverneur.
(Lid 3 opgeheven) <W 1994-09-19/38, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De bevoegdheid om de afwijking toe te staan kan niet worden overgedragen.
(De bepalingen van de leden 1, 3 en 4 zijn niet toepasselijk op [1 Proximus]1. Dit autonoom overheidsbedrijf kan met inachtneming van door de Koning te bepalen regelen en na advies van de Commissie, afwijken van de in artikel 3 en 11 voorziene voorwaarden. De afwijking wordt toegestaan bij of krachtens een beslissing van de raad van bestuur van [1 Proximus]1. De raad van bestuur bepaalt wanneer de beslissing tot afwijking behoort, hetzij tot de uitsluitende bevoegdheid van het Directiecomité, hetzij mag worden gesubdelegeerd.) <KB 1992-08-19/43, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 04-09-1992>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art.22. Met één van de straffen bepaald bij artikel 458 van het Strafwetboek, wordt gestraft al wie de verplichting tot vertrouwelijkheid schendt waartoe hij krachtens artikel 13 gehouden is.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.23. De besluitwet van 3 februari 1947 houdende regeling van de erkenning der aannemers, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1976, 4 augustus 1978, 8 augustus 1980 en 6 juli 1989, en bij het koninklijk besluit van 11 april 1974, wordt opgeheven.
Art.24. De aannemers die erkend zijn op de datum van inwerkingtreding van deze wet behouden hun erkenningen totdat hun toestand herzien zal zijn overeenkomstig de modaliteiten en binnen de termijnen bepaald door de Koning.
In afwachting van deze herziening stelt de Koning, bij wijze van overgangsmaatregel, de equivalentieregels vast met betrekking tot de erkenning toegekend op basis van de vroegere regeling ingesteld bij de besluitwet van 3 februari 1947 houdende regeling van de erkenning der aannemers.
Art. 25. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.