30 APRIL 1991. - Koninklijk besluit tot bepaling van de duur van de werkelijke diensttermijn van de dienstplichtigen.
Art. 1-10
Artikel 1. De dienstplichtigen worden met onbepaald verlof gezonden bij het verstrijken van de achtste maand werkelijke dienst of, wanneer zij kandidaat-reserveofficier zijn, bij het verstrijken van de elfde maand werkelijke dienst.
Art.2. § 1. De dienstplichtigen kunnen vragen dat de werkelijke diensttijd met drie maanden wordt verlengd. Die verlenging is afhankelijk van een geslaagde opleiding en van het bestaan van de kaderbehoeften die zijn vastgesteld door de chef van de generale staf.
§ 2. De verlenging dient te worden aangevraagd in de loop van de vierde maand werkelijke dienst die de datum van het met onbepaalde verlof zenden voorafgaat.
§ 3. De korpscommandant van de dienstplichtige kan de aanvraag tot verlenging van de werkelijke diensttijd afwijzen wanneer hij vaststelt dat het gedrag of de wijze van dienen van de dienstplichtige slecht is.
De weigering van de verlenging van de werkelijke diensttijd wordt ter kennis van de belanghebbenden gebracht binnen de maand die volgt op de indiening van de aanvraag.
Art.3. Artikel 2 is niet toepasselijk :
1° op de militair wiens dienstneming van ambtswege verbroken werd en op wie artikel 26, § 4, tweede lid, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader toepasselijk is;
2° op de dienstplichtige para-commando.
Art.4. De werkelijke diensttijd van de dienstplichtige wordt geschorst gedurende de periode waarin de betrokkene de opleidingscyclus volgt in de hoedanigheid van kandidaat-officier of van kandidaat-onderofficier van het actief kader of de vorming volgt verstrekt aan de Koninklijke Kadettenschool.
Art.5. In afwijking van artikel 1 :
1° worden de dienstplichtigen die tot de klasse 1990 behoren met onbepaald verlof gezonden :
a) bij het verstrijken van de twaalfde maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in België gestationeerde eenheid en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
b) bij het verstrijken van de tiende maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid, ook al hebben zij er de basisopleiding niet doorgemaakt, en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
c) bij het verstrijken van de dertiende maand werkelijke dienst, wanneer zij kandidaat-reserveofficier zijn;
2° worden de dienstplichtigen die tot de klasse 1991 behoren met onbepaald verlof gezonden :
a) bij het verstrijken van de elfde maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in België gestationeerde eenheid en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
b) bij het verstrijken van de negende maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid, ook al hebben zij er de basisopleiding niet doorgemaakt, en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
c) bij het verstrijken van de twaalfde maand werkelijke dienst, wanneer zij kandidaat-reserveofficier zijn;
3° worden de dienstplichtigen die tot de klasse 1992 behoren met onbepaald verlof gezonden :
a) bij het verstrijken van de tiende maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in België gestationeerde eenheid en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
b) bij het verstrijken van de achtste maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid, ook al hebben zij er de basisopleiding niet doorgemaakt, en geen kandidaat-reserveofficier zijn;
c) bij het verstrijken van de elfde maand werkelijke dienst, wanneer zij kandidaat-reserveofficier zijn.
(4° worden de dienstplichtigen die tot de klasse 1993 behoren met onbepaald verlof gezonden bij het verstrijken van de zesde maand werkelijke dienst, wanneer zij hun dienst hebben volbracht bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid, ook al hebben zij er de basisopleiding niet doorgemaakt, en geen kandidaat-reserveofficier zijn). <KB 1992-11-13/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-11-1992>
Art.6. <KB 1992-11-13/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-11-1992> De bepalingen van artikel 5, 1°, b), 2°, b), 3°, b) en 4°, die betrekking hebben op het vaststellen van de datum van het met onbepaald verlof zenden van de dienstplichtigen die in dienst zijn bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid, zijn ook van toepassing op de dienstplichtigen die, hetzij door een collectieve overplaatsing van hun eenheid, hetzij door een individuele overplaatsing wegens de behoeften van de dienst, slechts een gedeelte van hun werkelijke diensttermijn bij een in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde eenheid hebben volbracht.
Art.7. <Wijzigingsbepaling van art. 4, § 2 en art. 35, lid 1 van het KB 1987-12-10/45>
Art.8. <Wijzigingsbepaling van art. 4 van het KB 1990-03-26/39>
Art.9. Het koninklijk besluit van 15 juni 1987 tot bepaling van de werkelijke diensttijd van de dienstplichtigen wordt opgeheven behalve wat betreft de dienstplichtigen van de klasse 1989 en van de vroegere klassen.
Art. 10. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.