Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 MAART 1990. - Koninklijk besluit tot oprichting van een commissie van advies voor de dienstplichtigen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - De commissie.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheid en procedure.
Art. 8-16
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 17-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1991007167 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - De commissie.
Artikel 1. Het artikel 37 van de wet van 22 december 1989 wordt in werking gesteld.

Art.2. Bij de Minister van Landsverdediging wordt een commissie van advies voor de dienstplichtigen, die de hoedanigheid van militair verworven hebben, opgericht.
  De commissie heeft tot doel advies te verlenen over elk probleem dat een algemeen belang vertoont voor de dienstplichtigen.

Art.3. Maken van deze commissie deelt uit :
  1° een afvaardiging van de dienstplichtigen;
  2° een ministeriële afvaardiging.

Art.4. § 1. De afvaardiging van de dienstplichtigen is samengesteld uit zestien leden.
  § 2. De leden van de afvaardiging van de dienstplichtigen moeten dienstplichtigen in werkelijke dienst zijn die hun militaire basisopleiding beëindigd hebben of hun beroepsopleiding zo het kandidaat-reservegegradueerden betreft.
  § 3. De chef van de generale staf werkt een procedure uit die de verkiezing van de vertegenwoordigers op het echelon korps regelt. Deze verkiezen hun vertegenwoordigers op het hoger liggende echelon.
  Deze laatsten kiezen de zestien leden van de afvaardiging van de dienstplichtigen en hun plaatsvervangers, een evenwichtige vertegenwoordiging van de categorieën van dienstplichtigen en van de krijgsmachtdelen en van de medische dienst in acht nemend en rekening houdend met de plaats van stationering - België of de Duitse Bondsrepubliek - en met hun taalstelsel.
  Alleen dienstplichtigen die nog in staat zijn (gedurende minstens vier maanden) hun mandaat uit te oefenen komen voor deze laatste verkiezing in aanmerking.<KB 1991-04-30/32, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 17-05-1991>

Art.5. § 1. Er wordt een permanent bureau van de afvaardiging van de dienstplichtigen opgericht dat is samengesteld uit vier dienstplichtigen benoemd door de Minister van Landsverdediging onder de leden van de afvaardiging van de dienstplichtigen en op hun voorstel.
  § 2. Het permanent bureau kan rechtstreeks contact opnemen met de leden van de afvaardiging van de dienstplichtigen en hen gebeurlijk oproepen volgens de procedure uitgewerkt door de chef van de generale staf.

Art.6. De ministeriële afvaardiging is samengesteld uit vier militaire personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging aangeduid door de Minister van Landsverdediging die onder hen een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benoemd.
  De Minister van Landsverdediging duidt voor elk lid van de ministeriële afvaardiging eveneens een plaatsvervanger aan.

Art.7. Een permanent secretariaat staat de commissie en het permanent bureau van de afvaardiging van de dienstplichtigen bij.
  De chef van de generale staf wijst de dienst aan die verantwoordelijk is voor het permanent secretariaat.

HOOFDSTUK II. - Bevoegdheid en procedure.
Art.8. Ieder probleem dat een algemeen belang vertoont voor de dienstplichtigen en dat niet onder de bevoegdheid van de verhaaldienst voor de dienstplichtigen valt kan bij de commissie aanhangig gemaakt worden.
  Wanneer de afvaardiging van de dienstplichtigen of de verhaaldienst voor de dienstplichtigen oordeelt dat een vraag dient voorgelegd te worden aan de commissie moet de voorzitter de commissie bijeenroepen, door de vraag in te schrijven op de dagorde.

Art.9. § 1. De commissie komt ten minste vier maal per jaar in gewone zitting bijeen na bijeenroeping door de voorzitter van de commissie.
  § 2. De Minister van Landsverdediging kan de commissie in buitengewone vergadering bijeenroepen.
  § 3. De voorzitter van de commissie beslist of de vraag bedoeld in artikel 7, 2e lid onderzocht zal worden in een gewone of in een buitengewone zitting. Zijn beslissing moet met redenen omkleed zijn.

Art.10. In zijn oproeping stelt de voorzitter van de commissie de dagorde van de vergadering vast, alsook de plaats, de datum en het tijdstip van de vergadering.

Art.11. § 1. De commissie beraadslaagt op geldige wijze wanneer :
  1° ten minste twee leden van de ministeriële afvaardiging, onder wie de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter, aanwezig zijn;
  2° vier leden van de afvaardiging van de dienstplichtigen onder wie ten minste één lid dat behoort tot de categorie van dienstplichtigen waarop het aan de commissie voorgelegde probleem betrekking heeft, aanwezig zijn.
  § 2. Wanneer de commissie niet in getale is om geldig te beraadslagen stelt de voorzitter dit feit vast en de te onderzoeken problemen worden van ambtswege ingeschreven op de dagorde van de volgende vergadering.
  Bij deze vergadering beraadslaagt de commissie op geldige wijze over de verdaagde problemen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art.12. De commissie dient te beschikken over alle informatie die nodig is voor het vervullen van haar opdracht.

Art.13. Bij de vergaderingen kunnen de leden van de commissie beroep doen op deskundigen waarvan de prestatie niet bezoldigd wordt.

Art.14. De notulen van elke vergadering worden opgesteld door de secretaris die ze ter ondertekening voorlegt aan de voorzitter.
  Deze laatste maakt de notulen over aan de leden van de commissie die beschikken over een termijn van 15 dagen om hun eventuele opmerkingen kenbaar te maken. Bij het verstrijken van deze termijn worden de eventueel verbeterde notulen evenals de geuite opmerkingen overgemaakt aan de Minister van Landsverdediging en aan de leden van de commissie.

Art.15. _ Na het beëindigen van het onderzoek van de voorgelegde problemen, brengt de commissie een advies uit over elk van deze problemen.
  Wanneer de ministeriële afvaardiging en de afvaardiging van de dienstplichtigen geen akkoord konden bereiken, dient het advies de respectieve zienswijzen te vermelden, alsook de overwegingen die ter staving van deze zienswijzen aangevoerd werden.
  Wanneer een afwijkende zienswijze blijft bestaan bij de afvaardiging van de dienstplichtigen wordt daarvan melding gemaakt in het advies, wanneer de vraag daartoe wordt geuit.
  De voorzitter maakt het advies over aan de Minister van Landsverdediging en zendt een copie ervan naar de leden alsook naar het permanent bureau.

Art.16. De Minister van Landsverdediging maakt zijn beslissing betreffende het uitgebrachte advies kenbaar aan de leden van de commissie, evenals de redenen waarom die beslissing eventueel niet met dat advies overeenstemt.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.17. § 1. De commissie stelt haar reglement van inwendige orde vast dat goedgekeurd wordt door de Minister van Landsverdediging.
  § 2. De deelname aan de vergaderingen en de daarvoor noodzakelijke verplaatsingen moeten als dienstprestaties beschouwd worden.

Art. 18. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.