14 OKTOBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-12-1993 en tekstbijwerking tot 12-06-2009)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling I. - Benaming.
Art. 1
Afdeling II. - Gedematerialiseerde effecten.
Art. 2-8
Afdeling III. - Effecten op naam.
Art. 9
Afdeling IV. - Omzetting van effecten.
Art. 10
Afdeling V. - Diverse bepalingen.
Art. 11-12
HOOFDSTUK II. - Bijzondere voorschriften voor de emittenten van thesauriebewijzen.
Afdeling I. - Financiële normen.
Art. 13
Afdeling II. - (Informatie te verstrekken bij een uitgifteprogramma van thesauriebewijzen.) <KB 1998-12-17/35, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art. 14-21
Afdeling III. - Periodieke informatieverstrekking.
Art. 22
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen.
Art. 23-27
Bijlage.
Art. N
1995003365 1997003549 1998003400 1999003006 1999003007 2001003246 2006003452 2007003234 2009003220 2015003454
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling I. - Benaming.
Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
thesauriebewijzen en depositobewijzen : de schuldbewijzen bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen.
Afdeling II. - Gedematerialiseerde effecten.
Art.2. De vergunning voor het houden van rekeningen van gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, verleend overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 1, van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de staatsschuld, geldt van rechtswege voor het houden van rekeningen van gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen.
Art.3. De voor het houden van effectenrekeningen erkende instellingen mogen slechts rekeningen van gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen openen en houden op naam van geïdentificeerde rekeninghouders, nadat zij een volledig ingevuld en ondertekend formulier hebben ontvangen waaruit blijkt dat de rekeninghouder behoort tot één van de categorieën van personen of instellingen bedoeld in artikel 26 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium.
Dit formulier wordt ter beschikking gehouden van de Administratie der Directe Belastingen. De in het buitenland gevestigde instellingen die rekeningen houden overhandigen dit formulier aan de Nationale Bank van België die het ter beschikking houdt van de Administratie der Directe Belastingen.
De houders van een rekening van gedematerialiseerde thesauriebewijzen of van gedematerialiseerde depositobewijzen dienen de instelling die hun rekening bijhoudt zonder verwijl in te lichten over iedere wijziging van de gegevens die zij aan deze laatste overeenkomstig het eerste lid hebben medegedeeld.
Het bedrag van de thesauriebewijzen of depositobewijzen dat op een rekening geboekt blijft nadat de houder de hoedanigheid zoals bedoeld in het eerste lid heeft verloren dient door de instelling die de rekening houdt, op naam van de eigenaar te worden overgemaakt aan de Nationale Bank van België. De aldus bij de Nationale Bank van België geboekte thesauriebewijzen en depositobewijzen kunnen alleen worden verkocht of op de vervaldag worden geïnd, mits de roerende voorheffing wordt ingehouden op de gelopen interest, sinds de datum dat de eigenaar in lid 1 bedoelde hoedanigheid heeft verloren.
(Dit artikel is niet van toepassing op gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen die geboekt zijn in een door artikel 1, 1°, van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten bedoeld vereffeningstelsel.) <KB 1994-08-12/37, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 1994-08-31>
Art.4. Hoofdstuk III, afdeling II, van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de staatsschuld (, met uitzondering van artikel 42,) is van overeenkomstige toepassing op het houden van rekeningen van gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen. <KB 1994-08-12/37, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 1994-08-31>
Art.5. <KB 1994-08-12/37, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 1994-08-31>
Het in de effectenboekhouding te boeken bedrag, in de munteenheid waarin het effect is uitgedrukt, is :
- de nominale waarde, wat betreft de gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen met koeponbetaling;
- het door de emittent op de vervaldag te betalen bedrag aan kapitaal en interesten, wat betreft de op discontobasis uitgegeven gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen.
Art.6. <KB 1998-11-26/39, art. 7, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Bij de transacties in gedematerialiseerde thesauriebewijzen of gedematerialiseerde depositobewijzen moet het op de effectenrekening te boeken bedrag, zoals omschreven in artikel 5, een minimum van 250 000 euro bedragen.
(Het bedrag van de thesauriebewijzen uitgegeven door uitgevende instellingen die behoren tot de sector " overheid " overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95), ten voordele van beleggers die behoren tot dezelfde sector, bedraagt ten minste honderdduizend euro.) <KB 2006-09-01/64, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 06-10-2006>
De Minister van Financiën kan, in overeenstemming met artikel 4, tweede lid, van de voormelde wet van 22 juli 1991, het minimum bedrag bepalen voor transacties in gedematerialiseerde thesauriebewijzen of gedematerialiseerde depositobewijzen uitgedrukt in de door hem bepaalde vreemde munten.
Art.7. <KB 1998-11-26/39, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De instelling die rekeningen bijhoudt van gedematerialiseerde thesauriebewijzen of van gedematerialiseerde depositobewijzen moet de speciënrekening van de houder van de effecten crediteren met het bedrag van de vervallen interesten en de terugbetaaalbare kapitalen op de dag zelf.
Zij moet de houder laten beschikken over deze sommen vanaf de dag van dit credit. Zij moet dit credit bovendien de valutadatum toekennen van de dag waarop de emittent van de effecten de betaling van deze interesten of kapitalen uitgevoerd heeft.
§ 2. Wanneer de dag, waarop de speciënrekening van de instelling die rekeningen bijhoudt gecrediteerd werd, geen bankwerkdag is, mag de instelling die rekeningen bijhoudt de terbeschikkingstelling van de sommen, onverminderd de toepassing van de andere bepalingen beschreven in § 1 van dit artikel, uitstellen tot de eerstvolgende bankwerkdag. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder bankwerkdag verstaan een dag waarop het geheel van de bancaire activiteit uitgeoefend wordt in het land waar de instelling die rekeningen bijhoudt gevestigd is of, indien de situatie kan verschillen binnen een zelfde land, op het grondgebied van de openbare gemeenschap waar de instelling die rekeningen bijhoudt gevestigd is.
Art.8.[1 ...]1
----------
(1)<Opgeheven bij KB 2009-05-31/02, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Afdeling III. - Effecten op naam.
Art.9. <KB 2007-04-26/88, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. Op de zetel van de emittent wordt een register gehouden van de nominatieve effecten die thesauriebewijzen en depositobewijzen vertegenwoordigen; elke belanghebbende kan er inzage van nemen.
Er wordt een register geopend per categorie van effecten met dezelfde kenmerken en waarvoor de uitgifteovereenkomst bepaalt dat zij de vorm van een nominatief effect aannemen of kunnen aannemen.
Een computerbestand kan een register uitmaken.
§ 2. Een register moet de volgende gegevens bevatten :
1° de benaming van de thesauriebewijzen of de depositocertificaten;
2° de volgnummers van de nominatieve effecten;
3° de identiteit van de inschrijvers of verwervers;
4° het nominale bedrag van de nominatieve effecten;
5° de wijze en de plaats van betaling van de interesten en het kapitaal;
6° de pandrechten en de overige zakelijke rechten;
7° de overdrachten met hun datum.
Afdeling IV. - Omzetting van effecten.
Art.10. Gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen kunnen niet in effecten in een andere vorm worden omgezet.
Thesauriebewijzen en depositobewijzen in een andere dan gedematerialiseerde vorm kunnen niet in gedematerialiseerde effecten worden omgezet.
(lid 3 opgeheven) <KB 2007-04-26/88, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(lid 4 opgeheven) <KB 2007-04-26/88, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling V. - Diverse bepalingen.
Art.11. De Nationale Bank van België is gemachtigd aan de emittenten van gedematerialiseerde thesauriebewijzen en gedematerialiseerde depositobewijzen een vergoeding aan te rekenen als dekking van de specifieke kosten van de opname van die effecten in het effectenclearingstelsel dat zij organiseert.
Art.12. Bij de uitgifte van thesauriebewijzen of depositobewijzen moet de emittent, per categorie van effecten met dezelfde kenmerken, een standaardcode I.S.I.N. aanvragen bij het Secretariaat voor Roerende Waarden, Ravensteinstraat 36, bus 6, te 1000 Brussel.
HOOFDSTUK II. - Bijzondere voorschriften voor de emittenten van thesauriebewijzen.
Afdeling I. - Financiële normen.
Art.13. Thesauriebewijzen mogen enkel worden uitgegeven door Belgische of buitenlandse ondernemingen die zijn opgericht als rechtspersoon en uit wier laatste jaarrekening die is opgesteld overeenkomstig de hoofdstukken 1 of 2 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen en gecertificeerd door een commissaris-revisor, zo niet, uit een jaarrekening met een gelijkwaardige inhoud en voorstelling, blijkt dat :
1° het bedrag van het eigen vermogen ten minste (25 miljoen euro) bedraagt
of
2° a) het bedrag van het eigen vermogen ten minste (twee miljoen vijfhonderdduizend euro) bedraagt
en
b) de verhouding tussen, enerzijds, de vorderingen op ten hoogste één jaar, de geldbeleggingen en liquide middelen en, anderzijds, de schulden op ten hoogste één jaar groter is dan één. <KB 1998-11-26/39, art. 7, § 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Indien de ondernemingen niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, b moeten zij aantonen dat zij vanwege een instelling als bedoeld in artikel 3, 2° van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten de verbintenis hebben verkregen dat, ingeval een vernieuwing van de bewijzen ingevolge de markttoestand niet mogelijk blijkt, genoemde instelling de emittent zal bijstaan om de verplichtingen na te komen die voor hen voortvloeien uit de uitgifte van thesauriebewijzen. Het bedrag van de verbintenis moet steeds ten minste gelijk zijn aan 95 % van het beloop van alle door de emittent in omloop gebrachte thesauriebewijzen.
(De emittent dient niet te voldoen aan het 1° en 2° van dit artikel, als er voor de uitgegeven thesauriebewijzen een onherroepelijke en onvoorwaardelijke waarborg geldt die is verstrekt hetzij door een Belgische of buitenlandse onderneming die is opgericht als rechtspersoon en voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid, hetzij door de Belgische Staat, een Gemeenschap, een Gewest, een provincie, een gemeente, een vreemde Staat of één van zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen. Deze waarborg dient onderworpen te zijn hetzij aan het Belgische recht, hetzij aan de nationale wet van de borg of aan het recht dat door wijziging over het algemeen toepasselijk is op gelijkaardige handelingen van de borg.) <KB 1993-11-29/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-12-1993> <KB 1995-05-04/35, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 02-06-1995>
(Dit artikel geldt niet voor de fondsen voor belegging in schuldvorderingen, noch voor de vennootschappen voor belegging in schuldvorderingen.) <KB 1993-11-29/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-12-1993>
Afdeling II. - (Informatie te verstrekken bij een uitgifteprogramma van thesauriebewijzen.)
Art.14. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.15. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.16. § 1. Het prospectus moet de volgende gegevens bevatten :
1° (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
2° de vermelding dat de emittent verantwoordelijk is voor het prospectus (en zijn aanvullingen), en inzonderheid dat hij tegenover de belanghebbende verplicht is elk nadeel te herstellen dat een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is van het ontbreken of de valsheid van de vermeldingen als voorgeschreven door artikel 5 van de voormelde wet van 22 juli 1991 en door de voorschriften van deze afdeling; <KB 1993-11-29/31, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
3° een verklaring van de emittent waarin hij bevestigt dat de gegevens in het prospectus (en zijn aanvullingen) naar zijn weten stroken met de werkelijkheid en geen weglating bevatten die de inhoud ervan zou kunnen vertekenen; <KB 1993-11-29/31, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
4° de inlichtingen op grond waarvan kan worden uitgemaakt of de emittent voldoet aan de financiële normen als bedoeld in artikel 13.
(Het prospectus moet de integrale tekst bevatten van de algemene voorwaarden van het programma.) <KB 1993-11-29/31, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
§ 2. (De bijzondere voorwaarden die specifiek zijn voor elke uitgifte in het kader van het programma, worden bij elke uitgifte aan de inschrijver verstrekt.) <KB 1993-11-29/31, art. 2, 3°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
§ 3. (De volgende stukken moeten als bijlage bij het prospectus worden gevoegd :
- eventuele aanvullingen die nog niet zijn opgenomen in de tekst van het prospectus;
- het jaarverslag en de jaarrekening van de emittent over het laatste boekjaar;
- als zij recenter zijn, de tabel en het verslag opgesteld overeenkomstig artikel 22.
Deze bijlage wordt gedurende de hele looptijd van het uitgifteprogramma bijgewerkt. (Conform artikel 5, § 1, eerste lid van de voornoemde wet van 22 juli 1991 zorgt de emittent ervoor dat die bijwerking openbaar wordt gemaakt).) <KB 1993-11-29/31, art. 2, 4°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17> <KB 1998-12-17/35, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
§ 4. Voor de vennootschappen waarvoor de voorschriften gelden (van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende de verplichtingen inzake periodieke informatie van emittenten waarvan de financiële instrumenten zijn opgenomen in de eerste markt en de nieuwe markt van een effectenbeurs) moet het prospectus, in plaats van het verslag en de tabel als bedoeld in artikel 22, het halfjaarlijksverslag bevatten dat zij openbaar maken (met toepassing van artikel 2 van voornoemd besluit). <KB 1998-12-17/35, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
(§ 4bis. Voor de vennootschappen voor belegging in schuldvorderingen en de fondsen voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht, moet in plaats van het verslag en de tabel bedoeld in artikel 22, in het prospectus het laatste driemaandelijks verslag worden opgenomen dat zij bekendmaken met toepassing van artikel 129, § 3 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.) <KB 1993-11-29/31, art. 2, 5°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
§ 5. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.17. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.18. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.19. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.20. (Onverminderd artikel 5, § 1, eerste lid van de voornoemde wet van 22 juli 1991 wordt het prospectus bij de inschrijving aan de inschrijver overhandigd). Het prospectus (en zijn aanvullingen) zijn verkrijgbaar ten zetel van de emittent en moeten op verzoek aan elke houder van een thesauriebewijs worden verstrekt. Dit wordt vermeld in het prospectus. <KB 1993-11-29/31, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17> <KB 1998-12-17/35, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Indien het gaat om thesauriebewijzen die in gedematerialiseerde vorm zijn uitgegeven, worden deze stukken tevens ambtshalve verstrekt aan het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België.
(lid 3 opgeheven) <KB 1993-11-29/31, art. 6, 2°, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17>
Art.21. (opgeheven) <KB 1998-12-17/35, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Afdeling III. - Periodieke informatieverstrekking.
Art.22. § 1. Binnen vier maanden na het einde van het eerste halfjaar van het boekjaar stellen de emittenten van thesauriebewijzen een verslag op alsook een tabel over de werkzaamheden en resultaten tijdens dat halfjaar :
- De tabel vermeldt inzonderheid de netto-omzet en het bedrijfsresultaat voor en na belasting van het laatste boekjaar.
Elke tabelpost wordt vergeleken met de overeenstemmende post van het voorgaande boekjaar en, als er een verschil is, met die van het voorgaande halfjaar.
- Het verslag geeft een toelichting bij de cijfergegevens over de omzet en over de resultaten van het afgelopen halfjaar. Het geeft ook een toelichting bij het bedrijf van de onderneming tijdens deze periode alsook de belangrijkste gebeurtenissen tijdens het halfjaar.
Het verslag bevat een becijferde en toegelichte resultaatprognose voor het lopende halfjaar.
Wanneer de rekeningen van de emittent moeten worden nagezien door een controleur, wordt bij voornoemd verslag en voornoemde tabel een verklaring gevoegd van deze controleur omtrent de waarheidsgetrouwheid van de hierin opgenomen informatie.
Het verslag en de tabel als bedoeld hierboven zijn verkrijgbaar ten zetel van de emittent en moeten op verzoek aan elke houder van een thesauriebewijs worden verstrekt. Dit wordt vermeld in het prospectus.
Indien het gaat om thesauriebewijzen die zijn uitgegeven in gedematerialiseerde vorm, worden deze stukken tevens ambtshalve verstrekt aan het effectenclearingstelsel bij de Nationale Bank van België.
§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op vennootschappen die een halfjaarlijksverslag openbaar maken overeenkomstig de bepalingen (van het koninklijk besluit van 18 september 1990 over de verplichtingen bij opneming van effecten in de eerste markt van een Belgische effectenbeurs" vervangen door de woorden "van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende de verplichtingen inzake periodieke informatie van emittenten waarvan de financiële instrumenten zijn opgenomen in de eerste markt en de nieuwe markt van een effectenbeurs)(, noch op de vennootschappen voor belegging in schuldvorderingen of de fondsen voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht, die een driemaandelijks verslag bekendmaken overeenkomstig artikel 129, § 3 van de voornoemde wet van 4 december 1990.) <KB 1993-11-29/31, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1993-12-17> <KB 1998-12-17/35, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen.
Art.23. Alleen de bepalingen van hoofdstuk 1 van dit besluit (en artikel 16, §1 eerste lid, 2° en 3°, tweede lid en §2) zijn van toepassing op de in artikel 3 van de voormelde wet van 22 juli 1991 bedoelde emittenten en op de door deze emittenten uitgegeven thesauriebewijzen. <KB 1998-12-17/35, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-02-1999>
Art.24. Een artikel 2quater, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 17 mei 1979 betreffende het dekken van de werkingskosten van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ingevoegd :
" Artikel 2quater. § 1. De vergoeding die aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt betaald voor het onderzoek van het prospectus bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, wordt vastgesteld op 75 000 frank.
De vergoeding vastgesteld in het eerste lid wordt betaald binnen de maand na de overlegging van het prospectus.
§ 2. De vergoeding die aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt betaald voor het onderzoek van (de aanvullingen bij) het prospectus bedoeld in artikel 5, § 2, van voormelde wet van 22 juli 1991, wordt vastgesteld op 25 000 frank. <KB 1993-11-29/31, art. 9, Inwerkingtreding : 1993-12-17>
De vergoeding vastgesteld in het eerste lid wordt betaald binnen de maand na de overlegging van (de aanvullingen bij) het prospectus. " <KB 1993-11-29/31, art. 9, Inwerkingtreding : 1993-12-17>
Art.26. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Art.27. Onze Minister van Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N.<KB 1994-06-14/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 1994-06-17> MAANDELIJKSE STATISTIEKEN BETREFFENDE DE GEDEMATERIALISEERDE THESAURIEBEWIJZEN EN DEPOSITOBEWIJZEN.
[1 ...]1
----------
(1)<Opgeheven bij KB 2009-05-31/02, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2009>