31 JULI 1990. - Decreet tot instelling van een Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn..
Art. 1-5
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Art.2. Ten behoeve van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt een Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn ingesteld waarvan de jaarlijkse dotatie wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.3. Elk jaar wordt de dotatie van het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan de dotatie van het vorige jaar, aangepast met een evolutiepercentage.
(...) <DVR 1994-07-06/48, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 03-10-1994>
Het evolutiepercentage wordt berekend aan de hand van de volgende formule : P = I + (R - I)/4
waarin
P = het evolutiepercentage;
I = de procentuele verhouding berekend tot op een honderdste van de eenheid, tussen het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand maart van het jaar dat het jaar van de verdeling voorafgaat met het indexcijfer van de maand maart van het daarvoorgaande jaar, zoals die werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;
R = het rentepeil, uitgedrukt in procenten, berekend tot op een honderdste van de eenheid. Dat percentage, wordt bepaald door berekening van het rekenkundig gemiddelde van de brutorendementen, die toekomen aan de houders van de door het Rentenfonds gecontroleerde leningen met een gemiddelde resterende looptijd van vijf jaar, gedurende een periode van twaalf maanden, die afgesloten wordt op het einde van de maand maart van het jaar dat het jaar van de verdeling voorafgaat. De maandelijkse brutorendementspercentages worden verstrekt door het Rentefonds.
De aldus berekende dotatie wordt afgerond op het hogere honderdduizendtal.
Art.4. De Executieve stelt de objectieve normen vast voor de jaarlijkse verdeling van het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Vlaamse Gewest.
De Executieve zal bij het vaststellen van die normen voornamelijk volgende elementen in aanmerking nemen : de voorzieningen voor bejaarden en de bijkomende sociale dienstverlening en financiële steun in het kader van de armoedebestrijding.
Art. 5. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1991.