Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 MAART 1990. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de betalingsmodaliteiten van de uitkeringen en het aanvullend loon van de gehandicapten die een beroepsopleiding, omscholing en herscholing volgen [of die een bedrijfsopleiding volgen]. <BVE 1993-01-20/38, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 31-12-1992> (NOTA : blijft enkel in werking voor de personen met een handicap, die ten laatste op 31 maart 2008 gestart zijn met het volgen van een beroepsopleiding, -omscholing, herscholing of bedrijfsopleiding; zie <BVR2008-02-15/45, art. 26; Inwerkingtreding : 01-11-2007>) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 27-04-1990 en tekstbijwerking tot 31-03-2008)



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1965021905 



Uitvoeringsbesluit(en):

1993035419  1994036131  2007035043  2008035441 



Artikels:

Artikel 1. De uitkeringen en het aanvullend loon bedoeld bij artikel 75 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen worden toegekend, berekend en uitgekeerd volgens de bepalingen van dit besluit.

Art.2. <BVR 2006-11-17/52, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006> Personen met een handicap kunnen ten laste van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding uitkeringen en aanvullend loon genieten als ze aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° ze zijn ten minste 18 jaar oud;
  2° ze volgen een beroepsopleiding in een erkend centrum voor beroepsopleiding, een bedrijfsopleiding of een met een beroepsopleiding gelijkgestelde schoolopleiding ter uitvoering van het integratie protocol dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap voor hen heeft vastgelegd en in het kader van een gespecialiseerde trajectbegeleiding, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap.

Art.3. De uitkeringen en het aanvullend loon worden berekend op basis :
  1° van een vergoeding ter vervanging van het loon;
  2° van een aanvullende premie in speciën (uitgekeerd aan de personen die als werkzoekende ingeschreven zijn bij een openbare of erkende dienst voor arbeidsbemiddeling); <BVR 1994-07-13/45, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  3° van een voordeel in natura toegekend op grond van het welslagen van de beroepsopleiding, omscholing of herscholing.

Art.4. De vergoeding ter vervanging van het loon bedoeld bij artikel 3, 1°, wordt bepaald op basis van het gemiddeld minimum maandinkomen zoals gewaarborgd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
  Het maandelijks basisbedrag van de vergoeding ter vervanging van het loon is gelijk aan de werkloosheidsuitkering die de gehandicapte als gezinshoofd gedurende het eerste jaar werkloosheid zou ontvangen, indien hij, overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, een voldoende aantal dagen aan voormeld gemiddeld minimum maandinkomen zou gewerkt hebben om uitkeringsgerechtigd te zijn.

Art.5. De basisuurvergoeding ter vervanging van het loon is gelijk aan driemaal het maandelijks basisbedrag bedoeld in het tweede lid van artikel 4, gedeeld door 13 X 38.
  Het wekelijks bedrag van de vergoeding ter vervanging van het loon is gelijk aan het in voorgaand lid vermelde uurbedrag vermenigvuldigd met het in de loop van de week effectief gevolgd aantal uren beroepsopleiding, in voorkomend geval vermeerderd met het aantal uren afwezigheid die krachtens de arbeidsreglementering recht geven op de normale betaling van de vergoeding.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste en tweede lid wordt voor de persoon met een handicap die geniet van de gelijkstelling bedoeld bij artikel 56, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit van 5 juli 1963, het aantal uren forfaitair vastgesteld op vijfendertig per week wanneer het gevolgde dagonderwijs overeenstemt met een volledig studieprogramma en leerplan.

Art.6. Het bedrag van de aan de gehandicapte effectief uitgekeerde vergoeding ter vervanging van het loon is gelijk aan het basisbedrag vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3 tot 5, in voorkomend geval verminderd met :
  1° het bedrag van de aan de gehandicapten verleende wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7;
  2° het bedrag van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen welke de gehandicapte geniet krachtens de overeenkomst volgens dewelke hij zijn beroepsopleiding, omscholing of herscholing volbrengt.

Art.7. § 1. De wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen bedoeld bij artikel 6, 1°, zijn :
  1° de ouderdomspensioenen, de rustpensioenen, de anciënniteitspensioenen, de invaliditeitspensioenen, alsook alle andere als zodanig geldende of aanvullende voordelen, toegekend :
  a) hetzij door of krachtens een Belgische of buitenlandse wet;
  b) hetzij door een openbare macht of door een instelling van openbaar nut;
  2° de vergoedingen, uitkeringen en lijfrenten aan de slachtoffers van arbeidsongevallen of van beroepsziekten toegekend in toepassing van de wetgeving betreffende de vergoeding der schade voortspruitende uit de arbeidsongevallen of in toepassing van de wetgeving betreffende de schadeloosstelling voor en de voorkoming van beroepsziekten;
  3° de vergoedingen aan een minder-valide, slachtoffer van een ongeval, toegekend in toepassing van artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of in toepassing van elke andere buitenlandse analoge wetgeving;
  4° de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid toegekend in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
  5° de werkloosheidsuitkeringen toegekend in toepassing van de reglementering betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid;
  6° de inkomensvervangende tegemoetkomingen toegekend in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten of de gewone of bijzondere tegemoetkomingen toegekend in toepassing van de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen.
  Indien één van de in vorig lid bedoelde uitkeringen onder de vorm van kapitaal of afkoopwaarde werd uitgekeerd, zijn de bepalingen vervat in artikel 30 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 tot uitvoering van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten van toepassing.
  § 2. In geen geval wordt er rekening gehouden met het gedeelte van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen dat toegestaan wordt bij wijze van kinderbijslag, bij wijze van integratietegemoetkoming in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten of bij wijze van tegemoetkoming voor hulp van derde in toepassing van de wet van 6 juli 1973 tot verbetering van de wetgeving betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan minder-validen.

Art.8. De voordelen in natura bedoeld bij artikel 6, 2°, worden geraamd volgens de forfaits voorzien in de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers.

Art.9. Met het oog op hun aftrek worden de bedragen van de wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen, van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikelen 6 tot 8 herleid tot een bedrag per maand.
  De aftrek geschiedt door het overeenkomstig in voorgaand lid bekomen bedrag per maand af te trekken van het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde maandelijks basisbedrag van de vergoeding ter vervanging van het loon.

Art.10. De aanvullende premie in speciën en het voordeel in natura, bedoeld bij artikel 3, 2° en 3° en hun voorwaarden van toekenning, zijn dezelfde als deze voorzien bij artikels 101, § 1, 1° en 2° en 103 van het besluit van de Vlaamse (regering) van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding (met dien verstande dat de bij artikel 3, 2°, bedoelde premie in speciën enkel bestemd is voor de personen die overeenkomstig datzelfde artikel als werkzoekende ingeschreven zijn). <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994> <BVR 1994-07-13/45, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Art.11. De uitkeringen en het aanvullend loon bedoeld bij artikel 3, 1° en 2° worden betaald bij regelmatige tussenpozen waarvan de duur één maand niet mag overschrijden.

Art.12. De betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon geschiedt door storting op een post- of bankrekening of per postassignatie wanneer de vereffening rechtstreeks door (de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) wordt gedaan. Ze geschiedt door storting op een post- of bankrekening, per (circulaire cheque) of van hand tot hand wanneer, overeenkomstig artikel 77, lid 2, van het voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, de vereffening wordt gedaan door tussenkomst van het centrum. <BVR 2006-11-17/52, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.13. Het ministerieel besluit van 19 februari 1965 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon voorzien ten gunste van de minder-validen die een beroepsopleiding, omscholing en herscholing doormaken, wordt opgeheven voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft.

Art.14. Dit besluit treedt in werking één dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
  Niettemin blijven de bepalingen van voormeld ministerieel besluit van 19 februari 1965 van toepassing op de overeenkomsten inzake beroepsopleiding afgesloten voor de datum van in werkingtreding van dit besluit, en zulks voor de duurtijd die erin voorzien is.

Art. 15. De (Vlaamse Minister) van Welzijn en Gezin is gelast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>