Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 FEBRUARI 1965. _ Ministerieel besluit houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon voorzien ten gunste van de minder-validen die een beroepsopleiding, omscholing en herscholing doormaken.



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1991030378  2008204409 



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De uitkeringen en het aanvullend loon bedoeld bij artikel 75 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen worden toegekend, berekend en uitgekeerd volgens de bepalingen van dit besluit.

Art.2. <Zie nota onder TITEL> Kunnen uitkeringen en aanvullend loon genieten de minder-validen die ten minste 18 jaar oud zijn en die, ter uitvoering van hun omscholings- en sociale reclasseringsproces vastgesteld door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen overeenkomstig artikel 34 van het voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, een beroepsopleiding, omscholing of herscholing bedoeld bij artikel 56, § 2, 1°, 2°, 3° en 5° van hetzelfde besluit doormaken.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> De uitkeringen en het aanvullend loon worden berekend op basis :
  1° van een vergoeding ter vervanging van het loon;
  2° (van aanvullende premies in speciën, toegekend op grond van het welslagen van de beroepsopleiding, omscholing of herscholing.) <MB 3-2-1977, art. 1>

Art.4. <Zie nota onder TITEL> De vergoeding ter vervanging van het loon bedoeld bij artikel 3, 1° wordt bepaald op basis van het loon dat voor het beroep dat de minder-valide aanleert vastgesteld werd :
  1° door het bevoegd paritair comité;
  2° bij ontstentenis van beslissing van het bevoegd paritair comité, door de commissie van advies opgericht bij het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in wiens gebied de plaats van de beroepsopleiding, omscholing of herscholing gelegen is;
  3° bij ontstentenis van beslissing van het bevoegd paritair comité en van de bevoegde commissie van advies, door de raad van beheer van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.
  Het in aanmerking genomen uurloon mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag per uur van de loondervingsvergoeding door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening toegekend aan de ( personen ) die een overeenkomst van versnelde beroepsopleiding hebben gesloten. (gewijzigd) <MB 3-2-1977, art. 2>

Art.5. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het wekelijks bedrag van de vergoeding ter vervanging van het loon is gelijk aan het loon bedoeld bij artikel 4, vermenigvuldigd met een forfaitair op 45, 40, 35 of 30 vastgesteld aantal uren, naargelang de van de minder-valide vereiste prestaties respectievelijk veertig of vijfenveertig uren, vijfendertig tot minder dan veertig uren, dertig tot minder dan vijfendertig uren, twintig tot minder dan dertig uren per week bedragen.
  In de gevallen waar de van minder-valide vereiste prestaties geen twintig uren per week bedragen, wordt het in aanmerking te nemen forfaitair aantal uren bepaald door de raad van beheer van het Rijksfonds.
  In afwijking van de bepalingen van lid 1 en 2, wordt voor de minder-valide, die geniet van de gelijkstelling bedoeld bij artikel 56, § 2, 1°, van het voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, het forfaitair aantal uren vastgesteld op vijfendertig per week wanneer het onderwijs dat hij gedurende de dag volgt met een volledig studieprogramma en leerplan overeenstemt.
  § 2. Wanneer de minder-valide de van hem vereiste prestaties niet volbrengt wordt, met het oog op de berekening van de vergoeding ter vervanging van het loon, het aantal uren afwezigheid afgetrokken van het overeenkomstig § 1 vastgesteld forfaitair aantal uren, behalve wanneer, gelet op de van toepassing zijnde reglementering, deze uren afwezigheid recht geven op de normale betaling van de vergoeding.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> <MB 3-2-1977, art. 3> De premies toegekend aan de minder-valide die met vrucht zijn beroepsopleiding, omscholing of herscholing beëindigd heeft, zoals bedoeld in artikel 3, 2° , en hun voorwaarden van toekenning, zijn dezelfde als deze voorzien voor de personen die een versnelde beroepsopleiding volgen in de centra van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening

Art.7. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag van de aan de minder-valide toegekende uitkeringen en van het aanvullend loon is gelijk aan het basisbedrag vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3 tot 6, in voorkomend geval verminderd met :
  1° het bedrag van de aan de minder-valide verleende wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 8;
  2° het bedrag van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen welke de minder-valide geniet krachtens de overeenkomst volgens dewelke hij zijn beroepsopleiding, omscholing of herscholing volbrengt.

Art.8. <Zie nota onder TITEL> § 1. De wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen bedoeld bij artikel 7, 1° zijn :
  1° de ouderdomspensioenen, de rustpensioenen, de anciënniteitspensioenen, de invaliditeitspensioenen, de pensioenen van invalide weduwen en van werkonbekwame en gebrekkige wezen, alsook alle andere als zodanig geldende of aanvullende voordelen, toegekend :
  a) hetzij door of krachtens een Belgische of buitenlandse wet;
  b) hetzij door een openbare macht of door een instelling van openbaar nut;
  2° de vergoedingen, uitkeringen en lijfrenten aan de slachtoffers van arbeidsongevallen of van beroepsziekten toegekend in toepassing van de wetgeving betreffende de vergoeding der schade voortspruitend uit de arbeidsongevallen of in toepassing van de wetgeving betreffende de schadeloosstelling voor en de voorkoming van beroepsziekten;
  3° de vergoedingen aan een minder-valide, slachtoffer van een ongeval, toegekend in toepassing van artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of in toepassing van elke andere buitenlandse analoge wetgeving;
  4° de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid toegekend in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
  5° de werkloosheidsuitkeringen toegekend in toepassing van de reglementering betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid;
  6° de tegemoetkomingen toegekend in toepassing van de wetgeving betreffende de gebrekkigen en verminkten.
  (De bepalingen inzake de minder-validen die krachtens de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek werden vergoed, vervat in het algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan minder-validen, zijn van toepassing op de vergoedingen bedoeld bij 3° van het vorige lid.) <MB 3-2-1977, art. 4>
  § 2. In geen enkel geval wordt er rekening gehouden met het gedeelte van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen dat toegestaan wordt bij wijze van kinderbijslag of bij wijze van vergoeding voor hulp van een derde persoon.
  § 3. De wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen worden afgetrokken tot beloop van 75 pct. van hun bedrag.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> <MB 3-2-1977, art. 5> De voordelen in natura bedoeld in artikel 7, 2° worden geraamd volgens de forfaits voorzien in de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> Met het oog op hun aftrek worden de bedragen van de wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen, van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7 tot 9 herleid tot een bedrag per uur.
  Dit bedrag per uur wordt bekomen door deling, naargelang van het geval, van het jaarlijks, driemaandelijks, maandelijks, wekelijks of dagelijks af te trekken bedrag van de tegemoetkoming, van het voordeel of van de vergoeding, door het forfaitair aantal uren, respectievelijk overeenstemmend met een jaar, drie maanden, een maand, een week of een dag, dat op de minder-valide van toepassing is in uitvoering van artikel 5.
  De aftrek geschiedt door het overeenkomstig het voorgaand lid bekomen bedrag per uur af te trekken van het uurloon van toepassing in uitvoering van artikel 4.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> Het gedeelte van de uitkeringen en het aanvullend loon hetwelk de vergoeding ter vervanging van het loon vertegenwoordigt wordt betaald bij regelmatige tussenpozen waarvan de duur een maand niet mag overschrijden.

Art.12. <Zie nota onder TITEL> De betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon geschiedt per postassignatie wanneer de vereffening rechtstreeks door het Rijksfonds wordt gedaan. Ze geschiedt per postassignatie of van hand tot hand wanneer, overeenkomstig artikel 77, lid 2, van het voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, de vereffening wordt gedaan door tussenkomst van een centrum.

Art. 13. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 april 1963.