Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 JUNI 1990. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve tot regeling van de modaliteiten van het examen ingericht met het oog op de uitreiking van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde.



Inhoudstafel:


Art. 1-6
Bijlage.
Art. N1-3N1, N2-3N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1962062804 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De vakken van het door het Ministerie van het Waalse Gewest ingericht examen met het oog op de uitreiking van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde zijn opgenomen in de bij dit besluit gevoegde bijlage.

Art.2. De deelneming aan bovenvermeld examen is afhankelijk van de voorlegging van een diploma of van een getuigschrift van studies die toegang geven tot een graad van niveau 3 in de hiërarchische indeling der graden die de ambtenaren van de rijksadministraties kunnen bekleden en dat behaald is in een oriëntatie waarvan het programma alle in de bijlage bij dit besluit opgenomen vakken bevat.
  De titularissen van een diploma of van een getuigschrift van studies die toegang geven tot een graad van niveau 3 en die met goed gevolg kursussen van sociale promotie in een oriëntatie die alle in de bijlage bij dit besluit opgesomde vakken bevat mogen eveneens aan bovenvermeld examen deelnemen.
  (De kandidaten ingeschreven in het laatste jaar van een studiecyclus waarvan het slagen toegang geeft tot het in artikel 1 vermelde examen mogen ook dit eksamen afleggen. Na het slagen ervan wordt het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde hun echter uigereikt indien zij het diploma of het studiegetuigschrift, waarbij bewezen wordt dat zij aan de voorziene voorwaarden voldoen, laatstens op de datum van de deliberatie indienen.) <BWG 1992-12-23/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.3. Het examen ingericht met het oog op de uitreiking van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde bevat een schriftelijk deel en een mondeling deel van gelijk belang.
  Het schriftelijk examen bevat drie gelijke delen met betrekking tot :
  1° de natuurwetenschappen, de jacht en de visserij;
  2° de wetgeving;
  3° de boswetenschappen (bosbouwkunde).
  Om deel te mogen nemen aan het mondeling examen moeten de kandidaten minstens de helft van de punten in elk der drie delen van het schriftelijk examen behald hebben.
  Het getuigschrift wordt enkel uitgereikt aan de kandidaten die minstens de helft der punten behaald hebben in elk schriftelijk en mondelijk deel en die minstens 60 % der punten behalen voor deze twee delen.

Art.4. De Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheden de Bossen en het Natuurbehoud behoren, bepaalt voor elke examenperiode de samenstelling van de jury van het examen ingericht met het oog op de uitreiking van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde en stelt er de leden van aan.
  De jury reikt voormeld getuigschrift uit.

Art.5. Worden opgeheven in het Waalse Gewest :
  1° het ministerieel besluit van 9 augustus 1939 houdend het programma van het examen voor praktische bevoegdheid;
  2° het ministerieel besluit van 28 juni 1962 betreffende het behalen van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde.

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 november 1990.

Bijlage.
Art. N1. Programma voor het behalen van het bekwaamheidsgetuigschrift in bosbouwkunde. - Overzicht. <Om technische redenen werd deze bijlage in fictieve artikelen onderverdeeld : 1N1-3N1>

Art. 1N1. I. Natuurwetenschappen Jacht en Visserij.
  1. Ecologie
  1.1. Algemene ecologie
  1.2. Pedologie
  1.3. Klimatologie
  2. Biologie
  2.1. Plantkunde
  2.2. Bosplantkunde
  2.3. Dierkunde
  3. Jacht en Visserij
  3.1. Jacht
  3.2. Visserij en visteelt

Art. 2N1. II. Wetgeving.
  1. Wetgeving
  1.1. Jachtwetgeving
  1.2. Wetgeving inzake de riviervisserij
  1.3. Wetgeving inzake het natuurbehoud
  1.4. Boswetgeving
  1.5. Verscheidene reglementeringen

Art. 3N1. III. Boswetenschappen (bosbouwkunde).
  1. Bosbescherming
  1.1. tegen gewassen
  1.2. tegen dieren
  1.3. tegen brand
  1.4. luchtverontreiniging
  2. Bosbouwkunde
  2.1. Bosbomen
  2.2. Bosbouwkunde
  3. Boseconomie en bosbedrijfsregeling
  3.1. Boseconomie
  3.2. Bosbedrijfsregeling
  4. Volumebepaling en topografie
  4.1. Volumebepaling
  4.2. Topografie

Art. N2. Programma voor het behalen van het getuigschrift in bosbouwkunde. <Om technische redenen werd deze bijlage in fictieve artikelen onderverdeeld :1N2-3N2>

Art. 1N2. I. Natuurwetenschappen, Jacht en Visserij.
  1. Ecologie.
  1.1. Algemene Ecologie.
  - elementaire begripsomschrijvingen : biotoop, biocénose, ekosysteem, climaxbegrip;
  - studie van de wederkerige interacties van biotische en abiotische factoren;
  - invloed van de mens (voorbeelden);
  - studie van enkele ekosystemen : een vijver, een rivier, een bos, een bosrand, een wei, een haag.
  1.2. Pedologie
  - wederkerige invloed boom-bodem;
  - elementaire beschrijving van de belangrijkste bodemsoorten van België;
  - beknopte beschrijving van de voornaamste humustypes;
  - kennis van de in de Belgische bodemkaarten gebruikte tekens met omschrijving van de gebruikte termen (textuur, structuur, drainageklasse, profielontwikkeling, kiezelgehalte, ...).
  1.3. Klimatologie
  - kennis van de uitwerkingen van de klimatische invloeden op de bomen en het bestand : wind, regen, sneeuw, dauw, mist, vorst, warmte; regen-, sneeuw-, dauw-, ijs-, onwedervorming;
  - invloed van de hoogte en van de belichting op het klimaat;
  - invloed van de begroeiing op het plaatselijk klimaat van een streek;
  - korte beschrijving van het klimaat van de verschillende streken van Wallonië.
  2. Biologie.
  2.1. Plantkunde- bestanddelen en organisatie van de plantecel;
  - de plantweefsels;
  - organografie : wortel, stengel, blad, knoppen, vruchten, zaad;
  - fysiologie : fotosyntese, ademhaling, transpiratie, minerale voeding, voortplantingsfuncties;
  - systematiek;
  - grondbeginselen van histologie;
  - identificatie van beschermde planten
  2.2. Bosplantkunde
  - vlugge erkenning van de volgende bosbomen : wintereik, zomereik, Amerikaanse eik, beuk, populier (zonder beschrijving van de cultivars), ratelpopulier, zoete kers, Noorse esdoorn, gewone esdoorn, veldesdoorn, gewone es, walnoot, zwarte walnoot, veld iep, ruwe iep, zwarte els, grauwe els, zachte berk, ruwe berk, Amerikaanse vogelkers, haagbeuk, tamme kastanje, paardekastanje, plataan, grootbladige linde, kleinbladige linde, fijnspar, Sitkaspar, Servische spar, Europese lariks, hybride lariks, Japanse lariks, grove den, zwarte (Oostenrijkse) den, Corsikaanse den, Koekelaereden, Weymouthden, Douglas, zilverden, reuzeden, edelden, Nordmannden, Taxus, jeneverbes, Kalifornische cypres, reuzenlevensboom, Westerse hemlockspar, Canadese hemlockspar; gebruik van een determinatietabel;
  - rol van de wortels en van de bladeren; beschrijving van de verschillende wortelstelsels en praktische gevolgen vanuit het bosbouwkundig standpunt; kennis van de wortelstelsels van de voornaamste bosbomen;
  - invloed van het licht; beschrijving van het gedrag van de voornaamste bosbomen t.o.v. het licht en praktische gevolgen vanuit het bosbouwkundig standpunt;
  - beknopte beschrijving van het vormingsmechanisme van het hout; verschil : lentehout-zomerhout en naaldbomen-loofbomen; bosbouwkundige gevolgen voor de productie van kwaliteitshout;
  - identificatie van zaden.
  2.3. Dierkunde :
  - studie van de voornaamste categorieën; klassen, orden en families;
  - algemene beschouwingen over de evolutie van de levende wezens.
  3. Jacht en Visserij.
  3.1. De Jacht
  - algemene inleiding inzake de jacht in het Waalse Gewest;
  - kennis van de volgende dieren : edelherten, reeën, wilde zwijnen, konijnen, damherten, moeflons, fazanten, patrijzen, kwartels, waterral, houtsnippen, watersnippen, kievitten, waterhoenders, lijsters, houtduiven, tortelduiven, korhanen, eekhoorns, eksters, Vlaamse gaaien, vossen, dassen, marters, steenmarters, hermelijnen, wezels, bunzings, dag- en nachtroofvogels, kraaiachtigen, waterwild, beschermde soorten of soorten waarvan het schieten geschorst is; kennis van hun levenswijze, van hun woongebieden, van hun gewoonten, van hun voortplanting;
  - de verschillende jachtwijzen :
  - jacht met het geweer, voor de voet jagen, klopjacht, bers-, loerjacht, met lokaas;
  - parforcejacht, vogeljacht, met fret, varia;
  - verdelging : vallen, stroperij;
  - drukjacht;
  - de vogelvangst;
  - de door de wet beschermde vogels;
  - grondbeginselen van ballistiek : kennis en gebruik van volgende wapens en van hun munities : geweren met gladde loop, buksen, gecombineerde geweren; voorzorgen te nemen bij het vervoeren, dragen en gebruiken van vuurwapens gebruikt bij de jacht;
  - enkele grondbeginselen inzake de inrichting van de jachtgebieden;
  - behoeften van een dierenpopulatie : eten, water, dekking, rust;
  - eigenschappen van de dierenpopulatie : leeftijds- en geslachtspiramide;
  - het voederen van wild : enkele fundamentele beginselen;
  - de wildweiden;
  - de teelten voor het wild;
  - de aanplanting voorbestemd als wildvoeder.
  3.2. De visserij en de visteelt
  - algemeen : begrippen van anatomie en gedragsleer; kennis van de voornaamste zoetwatervissen : forel, zalm, bronforel, Donauzalm, vlagzalm, alver, riviergrondel, kopvoorn, rietvoorn, elrits, serpeling, chabot, neusvoorn, barbeel, cabot, prik, stekelbaars, paling, rivierkreeft, brasem;
  - forellenkwekerij en karperkwekerij;
  - de forel-, vlagzalm-, barbeel- en brasemgebieden : kenmerken en " bewoners ";
  - varia :
  - de vistechnieken;
  - de stroperij;
  - het electrisch vissen;
  - de verontreinigingen;
  - de vistrappen;
  - inrichting van een rivier.

Art. 2N2. II. Wetgeving.
  Wetgeving.
  1.1. Wetgeving inzake de jacht
  - algemeen;
  - jachtrecht en minimumoppervlakten;
  - orde en bestraffing;
  - vervoer, commercialisatie, opsporing en inbeslagneming van het wild;
  - het konijn : jacht, verdelging, schadeherstel;
  - de houtduif : jacht en verdelging; bijzondere beschikkingen betreffende het " overige wild ", konijnen en houtduiven uitgezonderd;
  - enkele begrippen : jachtkansel, het schieten met kogels, het schieten van rondzwervende honden en katten;
  - huidige reglementering inzake het vangen en het houden van kooivogels;
  - jachtverlof.
  1.2. Wetgeving inzake de riviervisserij
  - algemeen;
  - beperkingen van de visserij (data, tuigen, uren, bijzondere plaatsen, afmetingen, ...);
  - visverlof;
  - orde en bestraffing inzake visserij.
  1.3. Wetgeving inzake het natuurbehoud
  - bescherming van sommige planten die in het wild groeien;
  - dierenbescherming
  - bestrijding van de schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten;
  - natuurbehoud;
  - bescherming van de gewervelde dieren, weekdieren, insekten;
  - reglementering inzake de bosreservaten;
  - reglementering inzake de erkenning van privé reservaten;
  - bijzondere beschermingsgebieden;
  - merkwaardige bomen;
  - openbare groengebieden;
  - vochtige gebieden van biologisch belang;
  - natuurparken.
  1.4. Boswetgeving
  - enkele voorafgaande begrippen, betekenis van het woord " bos ";
  - het begrip bosregeling;
  - de bosadministratie en haar inwendige organisatie;
  - de overtredingen in 't algemeen, vaststellingen, strafvorderingen, verschillende rechtsbegrippen;
  - verkoop van houtkappingen, exploitatieregels, brandhoutkappingen, gebruiksrechten, verscheidene begrippen;
  - de bosovertredingen;
  - verschillende reglementeringen waarvoor de bosaangestelde bevoegd is om de overtredingen vast te stellen :
  - de handel in scheuten van harsbomen;
  - afsluitingen van de erven;
  - waterafvloeiing, gebruik van stromend water;
  - boshygiëne;
  - afstanden van de beplantingen t.o.v. de naburige erven, de waterlopen, de spoorwegen, de electrische leidingen;
  - de lijst van de boomsoorten, rassen, klonen of variëteiten onderworpen aan de controle van de N.D.A.L.T.P.
  1.5. Verscheidene reglementeringen
  - Reglementering betreffende de bewaking, de orde en het verkeer in de staatsnatuurreservaten buiten de wegen open voor het openbaar verkeer;
  - Reglementering betreffende de verontreiniging van het oppervlaktewater, met inbegrip van de technieken van watermonsterneming;
  - strafbepalingen inzake de wettige zelfverdediging;
  - begrippen van veldwetgeving.

Art. 3N2. III. Boswetenschappen.
  1. Bosbescherming.
  1.1. Bescherming tegen gewassen
  a) hogere planten :
  - geiteblad, maretak, varens, bosrank
  b) schimmels :
  positieve gevolgen van de schimmels : mykorhizen
  - smeltziekte (van zaailingen)
  - denneschot
  - larikskanker
  - rhabdocline pseudotsugae (verbruining Douglasnaalden)
  - eikemeeldauw
  - beukekanker
  - iepeziekte
  - wortelzwam
  - honingzwam
  - dennennaaldenroest
  - harsdas
  - draaiziekte van de groveden
  - melampsorella caryophyllacearum
  - roestziekte
  - schorsbrand van populier
  - diplodia quercina
  - heksenbezem.
  1.2. Bescherming tegen dieren.
  a) bosinsekten
  - gewone dennescheerder
  - letterzetter
  - koperetser of zestandige sparreschorskever
  - sparrebastkever
  - gestreepte houtboorder
  - grote en kleine dennesnuitkever
  - boktorren
  - nonvlinder
  - processierups
  - gestreepte dennerups
  - wilgenhoutrups
  - horzelvlinder
  - groene eikenbladroller
  - dennelotrups
  - sparrebladroller
  - larixmotje
  - dennebladwesp
  - houtwesp
  - sparappelgalluis
  - wollige beukestamluis
  - galvormers
  b) bestrijding van de zaadetende vogels (bv. houtduiven)
  c) bestrijding van de zoogdieren
  - methoden voor de bestrijding van herten, reeën en everzwijnen :
  - jacht;
  - individuele bescherming;
  - afsluitingen;
  - teeltbescherming;
  - methoden voor de bestrijding van kleine knaagdieren;
  - methoden voor de bestrijding van andere zoogdieren : zie hoofdstuk jacht.
  1.3. Bosbrandbestrijding.
  - omvang van de branden;
  - bestrijdingsmoment;
  - bestrijdingsmethoden;
  - bewaking - organisatie.
  1.4. De luchtverontreiniging.
  - enkele gegevens over de achteruitgang van de bossen in het Waalse gewest;
  - bestrijdingsmethoden.
  2. De bosbouw.
  2.1. De bosbomen
  - kennis van de voornaamste bosbomen : bodem- en klimaat vereisten, temperament, wortelstelsel, boomvorm, bodembedekking, groeisnelheid, levensduur, culturale rol, vijanden, bosbouwkundig gebruik, kenmerken van de bladeren, knoppen, vruchtlichamen;
  - beschrijving van alle voornaamste bosbouwkundige kenmerken van volgende soorten : eik, beuk, populier, zoete kers, Noorse esdoorn en gewone esdoorn, berken, els, haagbeuk, fijnspar, lariks, zwarte (Oostenrijkse) den, Weymouthden, Westerse hemlockspar, Sitkaspar, reuzen levensboom, Kalifornische cypres, Douglas, Abies-sp.;
  - beschrijving van boomvorm, bodemdekking, groeisnelheid en levensduur van begeleidende en culturale soorten : Amerikaanse vogelkers, walnoten, iepen, tamme kastanje, veldesdoorn, paardekastanje, plataan, valse acacia, wilg, linde, Servische spar, Nordmannden, Canadese hemlockspar.
  2.2. Bosbouwkunde.
  - het Belgisch bos : oppervlakte, verdeling volgens de gewesten, eigenaars, soorten, bedrijfsvormen, productie en verbruik;
  - het bosbestand : beschrijving, oorsprong, samenstelling (homogene en gemengde bestanden : voor- en nadelen), sluiting, bladeren, dichtheid;
  - begrippen over de bedrijfsvormen : voor- en nadelen van de verschillende bedrijfsvormen (hakhout, middelhout, hooghout); soorten te behandelen als middelhout en soorten te behandelen als hooghout;
  - bosbehandeling :
  - behandeling : definitie;
  - behandeling van het gelijkjarig hooghout : definitie, doeleinden, voor- en nadelen; opeenvolgende ontwikkelingsstadia, verjongingskappen : toepassingswijzen : kaalkap; progressief kappen;
  - behandeling van het ongelijkjarig bos : beschrijving, doel, voor- en nadelen; plentering : toepassingsmodaliteiten : de eigenlijke of stamgewijze plentering, de groepsgewijze plentering;
  - behandeling van het hakhout en middelhout;
  - het kunstmatig aangelegd bestand :
  - de verschillende kunstmatige aangelegde bestanden : zaaiing of beplanting; voor- en nadelen;
  - keuze van de soorten, ekotypes (begrippen van bosgenetica);
  - plantafstanden;
  - voorbereiding voor het planten of het zaaien;
  - bestrijding van de opslag;
  - waterbeheersing;
  - bemesting;
  - grondbewerking;
  - vernietiging van het kapafval
  - identificering van de kwaliteiten en de gebreken van het bosplantsoen vanuit het morfologisch en genetisch standpunt, alsook t.o.v. hun oorsprong, herkomst, ouderdom en afmetingen, gezondheids- en fysiologische staat;- praktische kennis van de handelingen en uit te voeren regels bij het rooien, vervoeren, ontvangen, inkuilen en bijwerken van het bosplantsoen;
  - bepalings- en zaaiingstechnieken en -tijdsperken;
  - de nazorg : inboeten, vrijstelling, bescherming tegen het wild, zuivering;
  - de dunningstechnieken;
  - verjonging van de bestanden :
  - verjonging van het gelijkjarig hooghout
  - kaalkap
  - progressieve kappingen
  - verjonging van het ongelijkjarig bos
  - stamsgewijs
  - groepsgewijs
  - verjonging van het middelhout
  - verjonging van het hakhout
  - overgangsbehandelingen :
  - bedrijfsvormomvorming
  - bedrijfssoortomvorming;
  - grondverbetering en bemesting : soorten mest, tijd en methode voor het strooien, uitwerking op de boom;
  - de boomkwekerijen :
  - vaste : installatie, onderhoud, keuze van de ligging, bemesting, verspenen, bescherming, teelttechnieken, vereiste kwaliteiten voor de zaakbomen, vermenigvuldigingstechnieken;
  - tijdelijke;
  - oppervlakteberekening;
  - varia :
  - optreden tegen bosbranden;
  - optreden tegen sterfte;
  - populierenteelt :
  - zeer beknopte systematiek;
  - teelt : vermeerderingstechniek, voorbereidingswerken, beplantingen, teeltcombinaties.
  3. Boseconomie en bosbedrijfsregeling.
  3.1. Boseconomie.
  - het bos als houtproducent : economisch belang van het Waalse bos;
  - andere opbrengsten : effect op het klimaat, op het waterregime, de bodembescherming, de lawines, de duinen;
  - toeristisch belang;
  - opbrengst van een bos : beginselen van de werking van de houtmarkt, verkoopwijzen, bestemming van de produkten;
  - begrippen van industriële circuits;
  - berekening van de waarde van een boom in een bestand : verkoopswaarde en toekomstwaarde;
  - bepaling van de aankoop- of onteigeningswaarde van een beboste of niet beboste terrein.
  3.2. Bedrijfsregeling.
  - definitie van de bedrijfsregeling;
  - inhoud en doelstelling van de bedrijfsregeling;
  - opbrengstvermogen naar volume, naar vlakte, gemengd; vaste opbrengst;
  - bedrijfstijd en omloopstijd;
  - berekening van de lopende, periodieke en gemiddelde jaarlijkse aanwas; totale en nuttige aanwas; verhouding tussen de lopende jaarlijkse aanwas en de gemiddelde jaarlijkse aanwas alsook bosbouwkundige gevolgen;
  - het bosplan : definities : bestanden, sub-perceel, kompartiment, kap, blok, reeks, sektor, (globale en elementaire) samenwerking, gebruik van de perceelsfiches van de administratie;
  - regeling van te kappen percelen;
  - gebruik van een exploitatietabel;
  - bedrijfsregelingsprinciepen :
  - van het hakhout;
  - van het middelhout;
  - van het ongelijkjarig hooghout;
  - van het gelijkjarig hooghout.
  4. Volumebepaling en topografie.
  4.1. Volumebepaling.
  - liggende bomen :
  - volumebepaling van het gekapt stamhout : definitie, formules, meettuigen, percentage schors;
  - volumebepaling van het industriehout : niet afgekort, afgekort hout, brandhout;
  - volumebepaling van de takken;
  - volumebepaling van staande bomen :
  - hoogtemeting : Frank, Blume-Leiss, Suunto, houthakkerskruis;
  - meting van de omtrek, diameter;
  - bepaling van het volume door middel van het vormquotiënt, de verloopscoëfficiënt, het verloop.
  - volumebepaling van de bestanden :
  - meting van de grondvlak : uitleg en toepassing van de Bitterlichmethode;
  - meting en definitie van de opperhoogte;
  - volumebepaling van de bestanden : volledige inventarissen, systematische inventarissen, formule voor de volumebepaling van de sparbestanden (V = G.Hd.0,421);
  - productietabellen en cubeertarieven (definitie en nut).
  4.2. Topografie.
  - Algemeen :
  - het plan, oriëntatie, magnetisch en geografisch noorden, magnetische afwijking, schalen;
  - oriëntatie, richthoeken;
  - lezen van een topografische kaart (reliëfweergave, berekening van afstanden en hellingen);
  - verrichtingen ter plaatse :
  - het uitzetten : een gegeven rechte lijn aan haar twee uiteinden doortrekken, een rechte lijn uitzetten tussen twee bereikbare punten met of zonder tussenliggende hindernissen, tussen twee onbereikbare uiteindes in open veld; bepaling van de kruising van twee lijnen;
  - lengtemetingen : op vlakke grond en op een helling;
  - hoekmetingen : horizontaal en vertikaal;
  - beschrijving en gebruik van enkele cartografische instrumenten : hoekmeter, boskompas, clisimeter;
  - opmaken van een plan door veelhoeksmeting en meting van uit een centraal punt;
  - elementaire begrippen van waterpassing.
  - verrichtingen op kantoor;
  - uittekenen, berekening van hoeken en oppervlakten.