25 OKTOBER 1990. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve betreffende de bescherming van de vogels. (NOTA : artikel 7, § 1, 1°, a) en 2° wordt vernietigd bij het arrest nr 68.919 van de Raad van State van 16-10-1997, B.St. 11-12-1997)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Beschermingsmaatregelen.
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - Algemene afwijkingsbepalingen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere afwijkingsbepalingen.
Art. 9-11
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen.
Art. 12-14
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 15-17
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 107quater van de Grondwet.
Art.2. Dit besluit is toepasselijk op alle vogelsoorten, evenals op de ondersoorten, en op de variëteiten van de in het wild levende soorten op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, ongeacht of de vogels levend, dood of opgezet zijn.
Art.3. Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder :
- eieren : volledige zowel als uitgeblazen eieren en eierschelpen van de vogelsoorten die onder de toepassing van de bepalingen van dit besluit vallen;
- nesten : bewoonde of in aanbouw zijnde nesten;
- Minister : de Minister of de Staatssecretaris bevoegd inzake natuurbehoud voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
- Instituut : het Brusselse Instituut voor Milieubeheer.
HOOFDSTUK II. - Beschermingsmaatregelen.
Art.4. Het is ten alle tijde en om het even waar verboden :
1° de vogels te doden, te vangen, te verdelgen, opzettelijk te storen;
2° de volgens bedoeld in artikel 2, evenals hun stoffelijk overschot, eieren, zelfs lege, jongen en pluimen en andere identificeerbare delen, te bezitten, te bezitten met het doel deze te verkopen, te verkopen, te koop te stellen, te kopen, te vragen om te kopen, te vervoeren en te leveren.
Art.5. Het is verboden de vogelnesten beoogd in artikel 2 te storen, weg te nemen of te vernietigen.
Art.6. Het is verboden niet-inheemse vogelsoorten in de natuur los te laten.
HOOFDSTUK III. - Algemene afwijkingsbepalingen.
Art.7. (NOTA : § 1, 1°, a), en 2° wordt vernietigd bij het arrest nr. 68.919 van de Raad van State van 16-10-1997, B.St. 11-12-1997)
§ 1. Het Instituut kan, indien er geen andere bevredigende oplossingen bestaan, tijdelijk afwijken van de bovenvermelde bepalingen van dit besluit om volgende redenen :
1°
a) in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;
b) in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
c) ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij en wateren;
d) ter bescherming van flora en fauna;
2° in het belang van het onderzoek en het onderwijs, de herbevolking of het weer invoeren van soorten.
§ 2. In de afwijkende bepalingen moet worden vermeld :
1° voor welke soorten mag worden afgeweken;
2° welke middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden zijn toegestaan;
3° onder welke voorwaarden met betrekking tot het risico en onder welke omstandigheden van tijd en plaats deze maatregelen worden genomen;
4° welke controles zullen worden uitgevoerd;
5° onder welke voorwaarden en door welke personen het vangen, vervoeren, doden, het houden van de betrokken vogelsoorten toegestaan zijn.
§ 3. Het Instituut is gehouden om elk jaar een verslag over de toepassing van dit artikel naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen te sturen.
Art.8. § 1. Bij gebrek aan een andere bevredigende oplossing, mogen de hierna genoemde vogels alsook hun nesten, eieren en jongen, in afwijking van artikel 4, worden gevangen, gedood of verdelgd :
1° de spreeuwen (Sturnus vulgaris) :
in parken of in de omgeving van gebouwen, elk jaar van 1 oktober tot en met 30 januari, in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
2° de zwarte kraaien (Corvus corone), de vlaamse gaaien (Garrulus glandarius), de eksters (Pica) :
in de velden en de bossen, het hele jaar door, wanneer deze soorten een buitensporig populatieniveau vertonen waardoor ernstige beschadigingen aan de fauna kunnen worden teweeggebracht.
§ 2. De handelingen bedoeld in § 1 kunnen door de ambtenaren of de beambten van het Instituut worden gesteld die hiertoe werden aangewezen.
§ 3. De beslissingen die krachtens dit besluit werden genomen, moeten de in artikel 7 bepaalde vormvoorwaarden eerbiedigen.
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere afwijkingsbepalingen.
Art.9. In afwijking van artikel 4, mogen de vogelsoorten opgesomd in artikel 1bis van de jachtwet van 28 februari 1882 die als wild werden gerangschikt, gedood, vervoerd, ten verkoop voor handen gesteld, te koop gesteld, verkocht, gekocht, geleverd of gegeven worden, overeenkomstig de voorschriften van de wet van 1882 voor zover artikel 1bis de bepalingen vastgesteld door de richtlijn 79/409/EEG niet overtreedt.
Art.10. Het bepaalde in artikel 4, 2°, slaat niet op opgezette exemplaren voor zover zij bestemd zijn voor onderwijsinstellingen en openbare onderzoeksinstellingen en openbare onderzoeksorganismen.
De opgezette vogels behorend tot andere soorten dan deze beoogd in § 1bis van de wet van 28 februari 1882 die, bij het in werking treden van dit besluit in het bezit zouden zijn van andere instellingen of personen, moeten binnen de drie maanden het voorwerp uitmaken van een inventaris die zij per aangetekende zending naar de door het Instituut hiertoe aangewezen ambtenaar zullen versturen. Een door de ambtenaar geviseerd afschrift van deze inventaris zal worden neergelegd ter griffie op de politierechtbank van het kanton.
Het volbrengen van de in alinea 2 voorziene formaliteiten staat het in het bezit zijn van, het gratis overbrengen en het vervoeren van de in de inventaris beoogde soorten toe.
De opgezette vogels mogen niet in de handel worden gebracht, tentoongesteld met reklame- of commerciële doeleinden, noch gebruikt worden ter decoratie van handelsfirma's.
Art.11. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 mag het Instituut nesten die zich tegen huizen of aanhangende gebouwen bevinden, wegnemen of vernielen wanneer deze een werkelijk gevaar inhouden voor de openbare veiligheid of gezondheid.
De nesten mogen in geen geval tijdens de broei- of zoogperiodes worden weggenomen.
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen.
Art.12. § 1. Het gebruik van de volgende middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden van vogels is verboden :
1° strikken, lijm, haken, blindgemaakte of verminkte levende vogels gebruikt als lokvogels, bandopnemers, elektrokutieapparatuur;
2° kunstmatige lichtbronnen, spiegels, inrichtingen voor de verlichting van het doel, vizierinrichting met een beeldomkeerder of een elektronische beeldversterker of een elektronische beeldversterker voor het schieten 's nachts;
3° explosieven;
4° netten, vallen, vergiftigd of verdovend lokaas;
5° semi-automatische of automatische wapens waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten.
§ 2. Het is verboden volgende tuigen of middelen die geschikt zijn voor het vangen of verdelgen van vogels te verkopen, te koop aan te bieden, te kopen, te bezitten en te vervoeren :
1° vogelvangstnetten : hieronder wordt verstaan de netten, die opengespannen een oppervlakte hebben van meer dan 1 m2, een maaswijdte hebben tussen 11 en 29 mm, gemeten over het garen van knoop tot knoop, vervaardigd zijn uit synthetische, kunstmatige of natuurlijke vezels en waarvan het garen is samengesteld uit 2 tot 8 getorste of geweven draden;
2° mistnetten : netten in banen, aan het stuk of in bepaalde vorm vervaardigd, van garens in synthetische of van kunstmatige vezels met een totale dikte van minder dan 150 deniers (16,2 mg per meter) en waarvan de maaswijdte gemeten over het garen, van knoop tot knoop, kleiner is dan 35 mm;
3° vogelklemmen, bestaande uit fuiken, vogelknippen, beugels, klepjes, strikken en stroppen;
4° kooien of vogelkooien, waarbij in het dak, ofwel trechtervormige constructies, ofwel een naar binnenin draaibaar gedeelte, ofwel een plank met gaten groter dan 10 cm2 zijn ingebouwd.
Afwijkingen van de verbodsbepalingen van deze paragraaf kunnen slechts worden toegestaan door het Instituut ten behoeve van de medewerkers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen voor het wetenschappelijk onderzoek dat door dit instituut of onder zijn toezicht wordt verricht.
Art.13. § 1. De vogels die in overtreding van de bepalingen van onderhavig besluit worden vastgehouden, gebruikt tijdens de vangst, gevangen, vervoerd, aangekocht, te koop gesteld, geleverd of uitgewisseld zullen onmiddellijk weer in vrijheid worden gesteld.
§ 2. De vogels die in overtreding van onderhavig besluit worden gedood, vastgehouden of gevangen zullen aan wetenschappelijke organen worden afgeleverd of vernietigd worden.
Art.14. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden onderzocht, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet op het natuurbehoud van 12 juli 1973.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.15. Het koninklijk besluit van 20 juli 1972 betreffende de bescherming van de volgens en de besluiten genomen ter uitvoering van dit besluit worden opgeheven wat betreft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Art.16. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 17. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.