Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 SEPTEMBER 1973. - Ministerieel besluit waarbij het houden en het ruilen van vogels wordt geregeld en waarbij een tijdelijke bevoorrading in vogels wordt toegestaan in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 betreffende de bescherming van vogels.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Controle der onder zich gehouden vogels.
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Tijdelijke bevoorrading in vogels.
Art. 4-6
HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen.
Art. 7-9, N1, N2, N3, N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Controle der onder zich gehouden vogels.
Artikel 1. § 1. (De inventaris bedoeld in artikel 6, § 1, lid 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 betreffende de bescherming van vogels wordt gevormd door een register.) <MB 07-08-1974, art. 1>
  De omslag en de bladen van dit register zijn gelijkvormig aan de respectievelijk in bijlagen 1 en 2 van dit besluit vermelde modellen. De bladen die doorlopend genummerd zijn, moeten ten minste 21 X 29 cm meten.
  De kleur van het register is rood voor de vogels die, op grond van de bepalingen van dit besluit, voorzien zijn van een gesloten voetring en zij is groen voor de vogels die voorzien zijn van een open voetring.
  § 2. De registers worden uitgegeven door personen daartoe erkend door de Minister van Landbouw. Zij worden ter beschikking gesteld van de vogelhouders door de op grond van dit besluit erkende groeperingen van vogelliefhebbers. Daarbij mogen deze groeperingen alleen de kostprijs van het register en een bedrag van ten hoogste 20 pct. van de kostprijs vorderen van de personen aan wie zij deze registers afleveren.
  Personen die geen lid zijn van een erkende groepering kunnen een register bekomen hetzij bij de eerstaanwezend ingenieur, hoofd van dienst van waters en bossen van het gebied, hetzij bij een erkende groepering.
  De erkende groeperingen houden een lijst bij van de personen aan wie zij een register hebben overgemaakt, met vermelding van het nummer van het register. Een afschrift van deze lijst wordt jaarlijks overgezonden aan de rijksingenieur van waters en bossen van het gebied en voor de eerste maal op 1 januari 1974. De personen belast met het toezicht op de jacht mogen, op hun verzoek, inzage nemen van deze lijsten.
  § 3. De houder van een register gebruikt per vogel die bij het van kracht worden van dit besluit in bezit gehouden wordt, één blad. Alle vermeldingen die op dit blad voorkomen moeten worden aangevuld. Voor de aanduiding van de vogel mogen alleen de namen vermeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 worden gebruikt. (Voor de vogels die reeds vóór 1 januari 1974 in bezit werden gehouden moet de door de burgemeester van de gemeente geviseerde inventaris aan het register gehecht blijven.) <MB 07-08-1974, art. 1>
  Het register wordt dagelijks door de houder bijgehouden, zonder doorhaling, overslaan of verwijdering van bladen.
  Strook nr 1 moet altijd in het bezit van de eerste eigenaar van de vogel blijven.
  Strook nr 2 geldt als eigendom en vervoerbewijs van de vogels en moet deze altijd vergezellen. Bij ruiling van vogels wordt deze strook aan de nieuwe eigenaar overhandigd, die een nieuw blad van zijn register invult op grond van de gegevens van deze strook en deze bewaart.
  Strook nr 3 wordt overgezonden aan de rijksingenieur van waters en bossen van het gebied onmiddellijk na de inschrijving van een vogel in het register.
  § 4. De personen belast met het toezicht op de jacht op grond van artikel 24 van de jachtwet van 28 februari 1882, worden speciaal belast met het nazicht der registers. Zij viseren het register wanneer de door de reglementering opgelegde voorschriften vervuld zijn. In het tegengesteld geval wordt procesverbaal opgesteld.

Art.2. De houder van levende vogels behorende tot de soorten vermeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972, moet deze vogels voorzien van een aangepaste voetring volgens het hierna gemaakte onderscheid.
  Worden voorzien van een open voetring : de volwassen vogels die bij het van kracht worden van dit besluit in het bezit waren van particulieren en de vogels die op grond van dit besluit werden bemachtigd.
  Worden voorzien van een gesloten voetring : de vogels die in gevangenschap worden geboren.
  De ringen moeten beantwoorden aan de in bijlage 3 bij dit besluit vermelde normen.
  De open ringen worden verdeeld door de Minister van Landbouw of zijn gemachtigden, op grond van het jaarlijks aantal te ringen vogels en onder de voorwaarden die de Minister bepaalt. De gesloten ringen worden geleverd door een door de Minister aangeduide firma.
  Na bevestiging aan de poot wordt het nummer van de ring ingeschreven op elke strook van het betreffende blad van het register vermeld in artikel 1.
  Zo een vogel die in een register werd ingeschreven sterft of vrijgelaten wordt dan wordt de gebruikte ring van de poot verwijderd en vastgehecht op de daartoe bestemde plaats van strook nr. 2. Deze strook wordt dan overgezonden aan de rijksingenieur van waters en bossen van het gebied.
  (De in 1974 in gevangenschap geboren vogels, die van een gesloten voetring moeten worden voorzien, zullen echter worden geringd met de gesloten ringen met een doormeter aangepast aan de vogelsoort en geleverd door een van de volgende nationale groeperingen :
  - de Algemene Ornithologische Bond (A.O.B.);
  - de Algemene Vinkeniersbond (AVIBO);
  - de Belgische Ornithologische Federatie (B.O.F.);
  - de " Fédération ornithologique de Belgique (F.O.B.) ";
  - de " Société générale pinsonnière " (SOGEPIN).) <MB 02-04-1974, art. 1>
  (Deze ringen moeten op duidelijk leesbare wijze ten minste volgende gegevens dragen :
  - het jaartal (1974 of 74);
  - de kenletters van de groepering die zij afgeleverd heeft;
  - een volgnummer al dan niet gecombineerd met letters.) <MB 02-04-1974, art. 1>
  (De combinatie van deze vermeldingen moet de groeperingen in staat stellen de houders van alle afgeleverde ringen juist en zonder betwisting te identificeren op elk verzoek van de personen belast met het toezicht op de jacht overeenkomstig artikel 24 van de jachtwet van 28 februari 1882.) <MB 02-04-1974, art. 1>
  (De ringen moeten ten laatste tien dagen na de geboorte van de vogel aan de poot worden bevestigd.) <MB 02-04-1974, art. 1>
  (De gesloten voetringen met een doormeter aangepast aan de vogelsoort die door voormelde groeperingen tijdens voorgaande jaren werden geleverd en die in 1973 of vroeger aan de poot van een in gevangenschap geboren vogel werden bevestigd, worden gelijkgesteld met de in bijlage 3 van dit besluit beschreven ringen, op voorwaarde dat zij het jaartal van aflevering, de kenletters van de groepering en een volgnummer dragen, zodat de houders van deze ringen zonder betwisting geïdentificeerd kunnen worden.) <MB 02-04-1974, art. 1>

Art.3. Een register kan slechts worden bekomen en vogels mogen slechts worden gehouden door personen die niet veroordeeld geweest zijn voor overtreding van de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 betreffende de bescherming van vogels of van besluiten genomen in toepassing daarvan.
  Deze personen gaan eveneens de verbintenis aan om alle toezicht te aanvaarden en de maatregelen te vergemakkelijken nodig voor de uitvoering daarvan.
  (Bij veroordeling voor één van voormelde inbreuken kan de rechter bepalen dat, binnen de maand volgend op de datum waarop het vonnis kracht van gewijsde kreeg, het register en de niet gebruikte ringen moeten worden gezonden aan de rijksingenieur van waters en bossen van het gebied door de veroordeelde houder van vogels. Artikel 10 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 is van toepassing op de gehouden vogels, tenzij de houder ervan er de voorkeur aan geeft ze over te laten aan een andere persoon die sedert ten minste één jaar houder is van een register en die niet onder hetzelfde dak woont.) <MB 20-09-1976, art. 1>
  (Wanneer de houder van een register zich tegen een inspectie of controle verzet of bedrieglijke methodes gebruikt om de met toezicht belaste personen op een dwaalspoor te brengen, worden dezelfde bepalingen toegepast, als bij een veroordeling waarbij de rechter bepaald heeft dat het register en de ringen moeten worden teruggezonden aan de rijksingenieur van waters en bossen.) <MB 20-09-1976, art. 1>

HOOFDSTUK 2. - Tijdelijke bevoorrading in vogels.
Art.4. De Minister van Landbouw bepaalt jaarlijks de soort en het aantal vogels dat mag worden bemachtigd voor de bevoorrading van de vogelkwekers en de vinkeniers.

Art.5. <MB 07-08-1974, art. 2> De personen die deelnemen aan de bevoorrading moeten voldoen aan volgende voorwaarden :
  - in België wonen;
  - de volle leeftijd van eenentwintig jaar bereikt hebben;
  - geen veroordeling hebben opgelopen voor diefstal van veldvruchten, jachtmisdrijf, aanslag op personen of eigendommen;
  - een voldoende kennis bezitten over vogels;
  - titularis zijn van een inventaris bedoeld in artikel 6, § 1, lid 2, van het koninklijk besluit van 20 juli 1972, dit is het register bedoeld in artikel 1 van dit besluit.

Art.6. § 1. In toepassing van de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 mogen vogels behorende tot de soorten bepaald door de Minister van Landbouw krachtens artikel 4 van dit besluit, onder de hierna vermelde voorwaarden, van 10 oktober tot en met 15 november worden gevangen in het raam van de in artikelen 4 en 5 bedoelde bevoorrading.
  (De vogels mogen alleen worden gevangen met niet-automatische kooien. Onder niet-automatische kooien wordt verstaan de kooien waarbij de tussenkomst van de mens vereist is om de vangst van een volgende vogel mogelijk te maken, evenals de kooien waar de vogels slechts definitief bemachtigd is na de tussenkomst van de mens; deze kan zelf het sluitmechanisme in werking stellen.) <MB 01-10-1975, art. 1>
  (De inhoud van de vangkooien mag niet meer dan 50 dm3 bedragen en elke rib moet ten minste 13 cm lang zijn, in de kooi gemeten. De wanden der kooien kunnen uit metaalgaas, traliewerk, weefsels met natuurlijke of synthetische vezels, enz., gemaakt zijn, maar die wanden moeten ongeveer platte vlakken vormen, elk begrensd door ten minste vier ribben. Het aantal en de vorm der ingangen van de vangkooien is vrij, maar die kooien mogen slechts één beweegbare zijde bezitten. De kooien mogen niet geheel of gedeeltelijk ingegraven worden.) <MB 19-09-1977, art. 1>
  (Een persoon mag op de vangplaats slechts vier kooien bij zich hebben. Hij mag deze vier kooien slechts bezigen op één van de plaatsen die hij, vóór het begin van de vangperiode, kenbaar gemaakt heeft aan de plaatselijke politie. De schriftelijke toelating van de eigenaar van het terrein waarop wordt gevangen is nodig.) <MB 20-09-1976, art. 2>
  Het gebruik van de kooien is verboden in de bossen of wanneer de grond met sneeuw bedekt is.
  Het gebruik van lokvogels, geplaatst in kooien, is geoorloofd.
  § 2. (De gevangen vogels worden in de loop van de dag van de vangst voorzien van een open voetring die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 2 van dit besluit.) <MB 07-08-1974, art. 3>
  Tevens worden zij, dezelfde dag, ingeschreven op een ringlijst die gelijkvormig is aan het in bijlage 4 van dit besluit vermelde model.
  (Deze ringlijst wordt ingevuld zonder tussenruimte of doorhaling en teruggezonden onmiddellijk na het einde van de bevoorradingsperiode, aan de overeenkomstig artikel 7 van dit besluit erkende groeperingen die de ringen afgegeven hebben. Deze groeperingen zenden de ringlijsten van hun leden, vóór 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de bevoorrading, aan de rijksingenieur van waters en bossen van het gebied waarin deze leden wonen.) <MB 20-09-1976, art. 3>
  (De personen die niet aangesloten zijn bij een erkende groepering, zenden hun ringlijsten, vóór dezelfde datum, rechtstreeks aan deze ambtenaar.) <MB 20-09-1976, art. 3>
  Zo de gevangen vogel sterft of vrijgelaten wordt, dan wordt de gebruikte ring van de poot verwijderd en vastgehecht in de laatste kolom van de ringlijst, tegenover de aanduidingen over zijn vangst.
  De gevangen vogels worden, door de personen die ze vangt of door de persoon aan wie hij ze overhandigt, de dag zelf van de vangst of de overhandiging ingeschreven in het register bedoeld in artikel 1.

HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen.
Art.7. De Minister van Landbouw kan groeperingen van vogelliefhebbers of vinkeniers erkennen. Om in aanmerking te komen voor erkenning moeten deze groeperingen voldoen aan volgende voorwaarden :
  - uitsluitend personen groeperen die zich bezighouden met het houden en het kweken van vogels of met het deelnemen aan zangwedstrijden voor vinken;
  - rechtspersoonlijkheid bezitten;
  - sinds drie jaar aktief zijn in ten minste drie Belgische provincies.
  De erkenning is geldig voor drie jaar. Zij kan worden hernieuwd.
  Zo vastgesteld wordt dat de vereniging inbreuken op de reglementering betreffende de bescherming van vogels pleegt, doet plegen of bevordert, dan zal de erkenning worden ingetrokken.

Art.8. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden vastgesteld, bewezen, vervolgd en gestraft overeenkomstig de jachtwet van 28 februari 1882.

Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. N1. Bijlage 1 : Inventaris van vogels bedoeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972. <Niet opgenomen wegens technische redenen, zie B.St. 21-09-1973, p. 10673>

Art. N2. Bijlage 2 : Strook Nr. 1. Strook Nr. 2. Strook Nr. 3. <Niet opgenomen wegens technische redenen, zie B.St. 21-09-1973, p. 10675>

Art. N3. Bijlage 3 : Kenmerken waaraan de ringen moeten voldoen die aangebracht worden aan de poot van vogels die behoren tot de soorten vermeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 en die onder zich worden gehouden (ministerieel besluit van 17 september 1973, artikel 2). <Niet opgenomen wegens technische redenen, zie B.St. 21-09-1973, p. 10677 en B.St. 22-09-1976>

Art. N4. Bijlage 4 : Ringlijst van vogels vermeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972. <Niet opgenomen wegens technische redenen, zie B.St. 21-09-1973, p. 10677>