Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 SEPTEMBER 1990. - Ministerieel besluit tot toekenning van een jaarlijkse compenserende vergoeding voor de permanente belemmeringen aan de landbouwers van de probleemstreken. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 1997-07-17/63, art. 72, Inwerkingtreding : 17-07-1997.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-10-1990 en tekstbijwerking tot 25-10-1997)



Inhoudstafel:


Art. 1-9
Bijlage I.
Art. N1
Bijlage II.
Art. N2
Bijlage III.
Art. N3
Bijlage IV.
Art. N4
Bijlage V.
Art. N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2002016398 



Artikels:

Artikel 1. (Zie nota onder TITEL) Aan de landbouwers waarvan ten minste 40 % van de oppervlakte kultuurgrond van het bedrijf gelegen is in de probleemgebieden in de zin van de richtlijn 75/268/EEG, wordt een jaarlijkse compenserende vergoeding toegekend.
  Het probleemgebied van België komt voor in bijlage I.

Art.2. (Zie nota onder TITEL) De toekenning van de vergoeding is aan volgende voorwaarden verbonden :
  1° de landbouwer moet een aanvraag indienen;
  2° de aanvrager moet landbouwer in hoofdberoep zijn overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 maart 1986 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw;
  3° de oppervlakte kultuurgrond gelegen in de probleemgebieden bedoeld in artikel 1 moet ten minste 3 ha bedragen;
  4° de aanvrager of in het geval van een rechtspersoon, de bestuurders of zaakvoerders mogen de leeftijd van 65 jaar niet bereikt hebben of genieten van een rustpensioen vóór 1 januari van het jaar dat volgt op de aanvraag;
  5° de aanvrager moet er zich toe verbinden de onder 2° van dit artikel bedoelde landbouwactiviteit verder te zetten gedurende vijf jaar vanaf de datum van de eerste aanvraag; hij wordt ontslagen van deze verplichting wanneer hijzelf of in het geval van een rechtspersoon, de bestuurders of zaakvoerders een rustpensioen ontvangen, wanneer zijn verplichtingen inzake de in dit besluit voorziene compenserende vergoeding door een derde worden overgenomen, wanneer hij de landbouwactiviteit beëindigt in de voorwaarden voorzien door de wet van 3 mei 1971 tot bevordering van de sanering van landbouw en van de tuinbouw en in geval van overmacht met name in geval van onteigening of aankoop om redenen van openbaar belang; wanneer de rechthebbende zijn verbintenis niet nakomt, zonder er van ontslagen te zijn, moet hij alle uitbetaalde vergoedingen terugbetalen;
  6° tegen het bedrijf van de aanvrager van de compenserende vergoeding mag, tijdens het jaar van de aanvraag, geen enkele van de verbodsmaatregelen inzake commercialisatie genomen zijn die bedoeld worden in artikel 54bis van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de strijd tegen de runderbrucellose.

Art.3. (Zie nota onder TITEL) Het bedrag van de vergoeding wordt berekend door het aantal grootvee-eenheden (G.V.E.) met 3 500 F te vermenigvuldigen. De toegekende vergoeding mag echter 4 900 F per ha voedergewassen van het bedrijf en 56 000 F per aanvrager niet overschrijden.
  Wanneer het bedrijf niet volledig gelegen is in de probleemgebieden, wordt het totaal bedrag van de vergoeding bekomen door het bedrag berekend volgens de bepalingen van voorgaand lid te vermenigvuldigen met een coëfficiënt gelijk aan de verhouding van de oppervlakte kultuurgrond gelegen in het gebied bedoeld in artikel 1 tot de totale oppervlakte kultuurgrond.

Art.4. (Zie nota onder TITEL) Het aantal G.V.E. wordt bekomen door het aantal runderen, landbouwpaarden, ooien en geiten, aangegeven op het aanvraagformulier te vermenigvuldigen met volgende coëfficiënten :
  1. Runderen van 6 maand tot minder dan 2 jaar : 0,6.
  2. Koeien voor de melkgifte, ten belope van maximum 20, andere runderen van 2 jaar en ouder, landbouwpaarden ouder dan 6 maand : 1.
  3. Ooien en geiten van 1 jaar en ouder : 0,15.

Art.5. (Zie nota onder TITEL) De aanvraag van de jaarlijkse compenserende vergoeding wordt gesteld op een formulier naar het model in bijlage II. Dit formulier kan bij het gemeentebestuur bekomen worden.
  De aanvraag bevat de inlichtingen betreffende het gebruik van de grond en de samenstelling van de veestapel (runderen, paarden, ooien en geiten) van het bedrijf van de aanvrager.
  In het geval van een natuurlijke persoon, bevat de aanvraag ook de volledige identiteit van de aanvrager en een verklaring betreffende zijn beroep. In het geval van een rechtspersoon vermeldt zij de benaming van de vennootschap, de volledige identiteit van de bestuurders of zaakvoerders, en een kopie van de statuten wordt aan de aanvraag gevoegd.
  Daarenboven bevat de aanvraag de verbintenis bedoeld in artikel 2, 5°, en deze om aan de dienst van het Landbouwfonds alle inlichtingen te verstrekken die nuttig zouden kunnen zijn voor het nazicht van de verklaring.

Art.6. (Zie nota onder TITEL) De aanvrager moet zijn aanvraag indienen tussen 1 juni en 1 juli bij het gemeentebestuur van zijn woonplaats of van zijn maatschappelijke zetel dat de inlichtingen betreffende de identiteit van de aanvrager of van de bestuurders of zaakvoerders voor juist verklaard.

Art.7. (Zie nota onder TITEL) Het gemeentebestuur stuurt, in één zending, de vergoedingsaanvragen door de landbouwers van de gemeente ingediend vóór 15 juli naar het Ministerie van Landbouw, dienst van het Landbouwfonds, Bolwerklaan 21/8, te 1210 Brussel.

Art.8. (Zie nota onder TITEL) Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidiën, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, zal de steun geweigerd worden aan de aanvragers die een verklaring hebben gedaan die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn.
  Alle vergoedingen die ten gevolge van zulke verklaringen ten onrechte zijn uitbetaald, worden onmiddellijk terugbetaald en, bij gebreke hiervan, gerechtelijk ingevorderd.
  Hetzelfde geldt voor de toegekende vergoedingen, wanneer de begunstigde bij de in artikel 5, lid 3, bedoelde controle het hem opgelegde bewijs niet levert dat hij elk der bij artikel 2, 2°, 3°, 4° en 5° vereiste toekenningsvoorwaarden in zich verenigt of nalaat een gevolg te geven aan het verzoek van het Ministerie van Landbouw om inlichtingen te verstrekken en om documenten voor te leggen.

Art.9. (Zie nota onder TITEL) Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 april 1990.

Bijlage I.
Art. N1. (Zie nota onder TITEL) Agrarisch probleemgebied.
  a) Aaneengesloten landbouwstreken :
  Haute Ardenne; Famenne; Fagnes; Ardenne; Région jurassique.
  b) Weidestreek :
  Aywaille; Ferrières; Jalhay; Lierneux; Spa; Sprimont; Stavelot; Stoumont; Theux; Trois-Ponts; Vielsalm.
  Het gebied van de gemeente Verviers dat deel uitmaakte van de gemeenten Polleur en Theux vóór 1 januari 1977.
  Het gebied van de gemeente Esneux dat deel uitmaakte van de gemeente Dolembreux vóór 1 januari 1977.
  Het gebied van de gemeenten Baelen, Eupen en Raeren dat ten zuiden van de Vesdre gelegen is.
  Voor de gemeente Comblain-au-Pont, het deel van de gemeente gelegen tussen de Ourthe en de Amblève alsmede de landbouwzone van het gewestplan Luik die deel uitmaakt van de sectie Poulseur.
  Voor de gemeente Esneux, de landbouwzone van het gewestplan Luik, gelegen langs de rechteroever van de Ourthe en deel uitmakend van de sectie Esneux en Tilff.
  Voor de gemeente Chaudfontaine, de landbouwzones van het gewestplan Luik die deel uitmaken van de secties Beaufays en Chaudfontaine.
  Voor de gemeente Chaudfontaine, de landbouwzones van het gewestplan Luik die deel uitmaken van de secties Trooz, Forêt, Nessonvaux et Fraipont.
  Voor de gemeente Olne, de landbouwzones van het ontwerpgewestplan Luik, die gelegen is ten zuiden van een lijn van west naar oost, voorgesteld door de Sint-Hadelinbeek, vervolgens de baan richting Olne langs de zes wegen, dan vanuit Olne de weg die naar het snijpunt van de gemeenten Xhendelesse en Soiron loopt.
  Voor de gemeente Pepinster, de landbouwzones van het gewestplan Verviers die deel uitmaken van de secties Soiron, Wagnez en Pepinster.
  Voor de gemeente Verviers, de landbouwzones van het gewestplan Verviers die deel uitmaken van de secties Lambermont, Ensival, Heusy, Stembert en Petit-Rechain.
  Voor de gemeente Dison, de landbouwzones van het gewestplan Verviers die deel uitmaken van de secties Dison en Andrimont.
  Voor de gemeente Limbourg, de landbouwzones van het gewestplan Verviers die deel uitmaken van de secties Limbourg, Goé en Bilstain ten zuiden van de baan van Villers.
  Voor de gemeente Baelen, de landbouwzones van het gewestplan Verviers omvattend het gedeelte van de secties Baelen en Membach dat ten zuiden van de baan Eupen-Limbourg gelegen is en ten noorden van deze landbouwzone begrensd is door de weg die loopt van de zogeheten plaats " Au Calvaire " tot Baelen (Houtem, Les Forges en Medal).
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 4 september 1990.

Bijlage II.
Art. N2. (Zie nota onder TITEL) Formulier voor aanvraag van de compenserende vergoeding toegekend aan landbouwers van probleemstreken.
  Waarschuwing :
  Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, kan de Minister van Landbouw definitief of tijdelijk de voordelen van dit besluit ontzeggen aan degenen die om deze voordelen te bekomen valse verklaringen hebben afgelegd.
  De begunstigde die zijn verbintenis niet nakomt moet alle ontvangen compenserende vergoedingen terugbetalen.
  Voornaamste voorwaarden voor de toekenning van de vergoeding :
  De aanvrager :
  - moet landbouwer in hoofdberoep zijn;
  - mag vóór 1 januari van het jaar dat volgt op de aanvraag de leeftijd van 65 jaar niet bereikt hebben of genieten van een rustpensioen (voor een rechtspersoon heeft deze voorwaarde betrekking op de bestuurders of zaakvoerders);
  - moet ten minste 40 pct. en minimum 3 ha van zijn oppervlakte cultuurgrond uitbaten in de probleemgebieden;
  - gaat de verbintenis aan de landbouwactiviteit verder te zetten gedurende vijf jaar vanaf de datum van de eerste aanvraag, behalve in geval van overmacht, van rustpensioen of van stopzetting in het kader van de wet van 3 mei 1971 tot bevordering van de sanering van de land- en tuinbouw, alsmede bij overname van zijn verplichtingen door een derde.
  Opmerkingen :
  - Is landbouwer in hoofdberoep de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit zijn bedrijf een inkomen verwerft dat 50 pct. of meer bedraagt van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 pct. van zijn totale arbeidsduur besteedt.
  - Voor de rechtspersonen moeten de statuten in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 maart 1986 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw.
  - De oppervlakte cultuurgrond gelegen in de probleemgebieden moet nauwkeurig aangegeven worden.

Bijlage III.
Art. N3. (Zie nota onder TITEL) AANVRAAG VAN DE COMPENSERENDE VERGOEDING. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/10/1990, p. 19558>

Bijlage IV.
Art. N4. (Zie nota onder TITEL) IN TE VULLEN IN GEVAL VAN UITBATING IN GEMEENSCHAP. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/10/1990, p. 19558>

Bijlage V.
Art. N5. (Zie nota onder TITEL) VERKLARING VAN HET GEMEENTEBESTUUR VAN DE WOONPLAATS VAN DE AANVRAGER. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/10/1990, p. 19558>