Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

3 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien. (NOTA : opgeheven door de Vlaamse Overheid <MB2006-03-03/31, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2005>) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2009-05-14/19, art. 2, 32°, 006; Inwerkingtreding : 22-06-2009) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-02-2002 en tekstbijwerking tot 12-06-2009)



Inhoudstafel:


Art. 1
Zoogkoeienpremie.
Art. 2-8
Extensiveringsbedrag.
Art. 9-11
Algemene bepalingen.
Art. 12-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994016025 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003036208  2003200242  2006035584  2009202469 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. Koninklijk besluit :
  het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien.
  2. Landbouwer in hoofdberoep :
  a) hetzij de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit het bedrijf een belastbaar inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van het netto belastbaar bedrag van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;
  b) hetzij de groepering van natuurlijke personen waarin al de natuurlijke personen meer dan 50 % van hun totale arbeidsduur aan landbouwwerkzaamheden in de groepering besteden en uit die werkzaamheden meer dan 50 % van het netto belastbaar bedrag van hun globaal inkomen halen.
  3. Veebeslag :
  het geheel van runderen zoals gedefinieerd in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen.
  4. Paspoort :
  het document bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
  5. Bestuur :
  het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer (DG 3) van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
  6. Zone :
  één van de hierna omschreven gebieden :
  a) Zone I :
  het probleemgebied zoals vastgesteld bij het ministerieel besluit van 4 september 1990 tot toekenning van een jaarlijkse compenserende vergoeding voor de permanente belemmeringen aan de landbouwers van probleemgebied.
  b) Zone II :
  de rest van het Belgische grondgebied.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 1. (WAALSE GEWEST)
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. Koninklijk besluit :
  het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien.
  2. Landbouwer in hoofdberoep :
  a) hetzij de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit het bedrijf een belastbaar inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van het netto belastbaar bedrag van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;
  b) hetzij de groepering van natuurlijke personen waarin al de natuurlijke personen meer dan 50 % van hun totale arbeidsduur aan landbouwwerkzaamheden in de groepering besteden en uit die werkzaamheden meer dan 50 % van het netto belastbaar bedrag van hun globaal inkomen halen.
  3. Veebeslag :
  het geheel van runderen zoals gedefinieerd in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen.
  4. Paspoort :
  het document bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
  (5. Bestuur : de Afdeling Landbouwsteun van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest. Die afdeling beschikt over buurtdiensten.
  6. Sanitel : geautomatiseerd systeem voor de gegevensverwerking betreffende de identificatie en de registratie van runderen.) <BWG 2002-12-19/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 16-10-2002>
  ++++++++++
  Artikel 1. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. Koninklijk besluit :
  het koninklijk besluit van 30 november 2001 betreffende de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien.
  2. Landbouwer in hoofdberoep :
  a) hetzij de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit het bedrijf een belastbaar inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van het netto belastbaar bedrag van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;
  b) hetzij de groepering van natuurlijke personen waarin al de natuurlijke personen meer dan 50 % van hun totale arbeidsduur aan landbouwwerkzaamheden in de groepering besteden en uit die werkzaamheden meer dan 50 % van het netto belastbaar bedrag van hun globaal inkomen halen.
  3. Veebeslag :
  het geheel van runderen zoals gedefinieerd in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen.
  4. Paspoort :
  het document bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
  5. (bevoegde entiteit : de entiteit van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij die belast is met de uitvoering van de steunmaatregelen inzake het landbouwproductiebeheer;) <MB 2006-05-19/47, art. 80, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  6. (Sanitel : geautomatiseerd systeem voor de gegevensverwerking in verband met de identificatie en de registratie van runderen.) <MB 2003-11-28/45, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++

Zoogkoeienpremie.
Art.2. § 1. In toepassing van artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit komt een zoogkoe slechts in aanmerking voor de premie voor zover zij minstens één keer heeft gekalfd vóór de indiening van de aanvraag en behoort tot een vleesras of verkregen is door kruising met een vleesras, indien ze behoort tot een veebeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie en voor zover zij niet aangegeven werd in een premieaanvraag van een andere producent voor dezelfde campagne. Bovendien komen de aangekochte zoogkoeien slechts voor de premie in aanmerking voor zover zij op het bedrijf van de premieaanvrager kalven
  § 2. Opdat de producent van de premies bedoeld bij dit besluit zou kunnen genieten dienen alle runderen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te zijn in overeenstemming van de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen.
  § 3. In toepassing van artikel 2, § 4 van het koninklijk besluit wordt de zoogkoeienpremie toegekend aan de producenten, ongeacht of zij melk of zuivelproducten leveren en zij over een totale individuele referentiehoeveelheid beschikken van meer dan 120 000 kilogram. De verbintenissen aangegaan door de producenten in het kader van de premieaanvragen voor de campagne 1999 blijven evenwel integraal van toepassing.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 2. (WAALSE GEWEST)
  (§ 1. In toepassing van artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit komt een vrouwelijk rund voor de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag voor zoogkoeien enkel in aanmerking als op het ogenblik waarop de aanvraag ingediend wordt, aan volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het vrouwelijk rund moet minstens één keer gekalfd hebben en als moeder van een kalf in Sanitel gemeld zijn ofwel, voor een vaars, minstens acht maanden oud zijn;
  2° het vrouwelijk rund moet aan een vleesras behoren of verkregen worden door een kruising met een dergelijk ras en in Sanitel geregistreerd zijn als vlees- of gemengd rastype;
  3° het vrouwelijk rund mag niet in aanmerking zijn gekomen voor een premieaanvraag door een andere producent tijdens hetzelfde landbouwseizoen;
  4° het vrouwelijk rund moet deel uitmaken van een beslag vrouwelijke runderen dat bestemd is voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie;
  5° indien het een aangekocht vrouwelijk rund betreft, moet het, behalve uitzonderlijke gevallen, minstens één keer gekalfd hebben in het bedrijf van de aanvrager van de premie en in Sanitel geregistreerd zijn als moeder van het in aanmerking genomen kalf.
  Als een aangekocht vrouwelijk rund waarvoor de premie is aangevraagd, het bedrijf verlaat, om welke reden ook, zonder minstens één keer te hebben gekalfd tijdens zijn verblijf op het bedrijf, moet de producent, behalve in bepaalde met redenen omklede gevallen, daar melding van maken bij het Bestuur binnen de tien dagen volgend op het vertrek van het betrokken rund.
  In voorkomend geval wordt er geen enkele premie toegekend voor het betrokken rund, maar er wordt eveneens geen enkele sanctie getroffen op grond van artikel 38 van de verordening (EG) nr. 2419/2001.
  De runderen die ter vervanging worden gebruikt tijdens de aanhoudingsperiode, moeten aan dezelfde bovenvermelde voorwaarden voldoen.
  Een vrouwelijk rund dat aan de bovenvermelde voorwaarden voldoet, wordt zoogkoe genoemd in de zin van dit besluit.) <BWG 2002-12-19/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Opdat de producent van de premies bedoeld bij dit besluit zou kunnen genieten dienen alle runderen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te zijn in overeenstemming van de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen.
  § 3. In toepassing van artikel 2, § 4 van het koninklijk besluit wordt de zoogkoeienpremie toegekend aan de producenten, ongeacht of zij melk of zuivelproducten leveren en zij over een totale individuele referentiehoeveelheid beschikken van meer dan 120 000 kilogram. De verbintenissen aangegaan door de producenten in het kader van de premieaanvragen voor de campagne 1999 blijven evenwel integraal van toepassing.
  ++++++++++
  Art. 2. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  § 1. (Met toepassing van artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit kan de premie alleen toegekend worden voor premiewaardige zoogkoeien en vaarzen die voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° een zoogkoe is premiewaardig als ze :
  a) minstens één keer heeft gekalfd vóór de indiening van de premieaanvraag en als moeder van dit kalf werd gemeld aan Sanitel;
  b) behoort tot een vleesras of verkregen is door kruising met een vleesras en in Sanitel is geregistreerd als zijnde van een vleesrastype of een gemengd rastype;
  c) nog niet eerder premiegerechtigd werd bevonden in een premieaanvraag van een andere producent voor dezelfde campagne;
  d) behoort tot een zoogkoeienbeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie;
  e) voor het geval dat ze door de premieaanvrager werd aangekocht en behoudens uitzonderlijke gevallen, minstens één keer op zijn bedrijf kalft en als moeder van dit kalf wordt gemeld aan Sanitel;
  2° een vaars is premiewaardig als ze :
  a) minstens 8 maanden oud is;
  b) behoort tot een vleesras of verkregen is door kruising met een vleesras en in Sanitel is geregistreerd als zijnde van een vleesrastype of een gemengd rastype;
  c) nog niet eerder premiegerechtigd werd bevonden in een premieaanvraag van een andere producent voor dezelfde campagne;
  d) behoort tot een zoogkoeienbeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken op het bedrijf van kalveren voor de vleesproductie;
  e) voor het geval dat ze door de premieaanvrager werd aangekocht en behoudens uitzonderlijke gevallen, minstens één keer op zijn bedrijf kalft en als moeder van dit kalf wordt gemeld aan Sanitel;
  3° als een aangekochte zoogkoe of vaars waarvoor de premie werd aangevraagd het bedrijf verlaat, om welke reden dan ook, zonder minstens één keer op dit bedrijf te hebben gekalfd, dient dit door de premieaanvrager, behoudens uitzonderlijke gemotiveerde gevallen, binnen de tien werkdagen die volgen op het vertrek aan de bevoegde (entiteit) te worden gemeld. Desgevallend wordt geen premie toegekend voor het rund in kwestie, maar wordt ook geen sanctie toegepast in de zin van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 2419/01; <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  4° runderen die tijdens de aanhoudingsperiode worden gebruikt als vervanger van de zoogkoeien of vaarzen die in de premieaanvraag werden aangegeven moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden als de aangegeven runderen.) <MB 2003-11-28/45, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (5° een beslag kan, behoudens uitzonderlijke gevallen, enkel worden beschouwd als een zoogkoeienbeslag dat wordt gebruikt voor het opfokken op het bedrijf van kalveren voor de vleesproductie als tijdens het kalenderjaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend :
  a) een aantal kalveren van het vleesrastype of het gemengd rastype wordt geboren en gemeld aan Sanitel dat ten minste :
  1) 70 % bedraagt van het aantal zoogkoeien waarvoor de steun wordt aangevraagd als voor 14 of meer runderen de premie wordt aangevraagd;
  2) 60 % bedraagt van het aantal zoogkoeien waarvoor de steun wordt aangevraagd als voor minder dan 14 en meer dan 7 runderen de premie wordt aangevraagd;
  3) 50 % bedraagt van het aantal zoogkoeien waarvoor de steun wordt aangevraagd als voor 7 of minder runderen de premie wordt aangevraagd;
  b) ten minste 50 % van het in het voorgaande lid bepaalde aantal kalveren gedurende een minimumperiode van minstens 3 maanden die volgen op de geboorte in het beslag wordt aangehouden;) <MB 2003-11-28/45, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. Opdat de producent van de premies bedoeld bij dit besluit zou kunnen genieten dienen alle runderen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te zijn in overeenstemming van de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen.
  § 3. In toepassing van artikel 2, § 4 van het koninklijk besluit wordt de zoogkoeienpremie toegekend aan de producenten, ongeacht of zij melk of zuivelproducten leveren en zij over een totale individuele referentiehoeveelheid beschikken van meer dan 120 000 kilogram. De verbintenissen aangegaan door de producenten in het kader van de premieaanvragen voor de campagne 1999 blijven evenwel integraal van toepassing.
  ++++++++++

Art.3. § 1. Het percentage voorzien bij artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit wordt vastgesteld op 7 %.
  § 2. Het minimumpercentage voorzien bij artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit wordt vastgesteld op 90 %. Enkel de rechten waarvoor de premie wordt uitbetaald, worden als gebruikte rechten aanzien, behoudens in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen.

Art.4. § 1. In toepassing van art. 3, § 2 van het koninklijk besluit worden de premierechten uit de nationale reserve toegekend aan de jonge landbouwers die daartoe een aanvraag indienen. De toekenning gebeurt, op basis van het aantal zoogkoeien en vaarzen aanvaard binnen hun premieaanvraag, aan de landbouwers die voldoen aan de volgende voorwaarden :
  - landbouwer in hoofdberoep zijn;
  - op 1 januari van de betreffende campagne jonger zijn dan 40 jaar;
  - beschikken over minstens één premierecht voor de betreffende campagne;
  - een aantal zoogkoeien en vaarzen houden dat groter is dan het aantal premierechten waarover hij beschikt aan het begin van de campagne;
  - zich in de periode van drie jaar voorafgaand aan de betreffende campagne voor de eerste maal gevestigd hebben als landbouwer in hoofdberoep;
  - geen premierechten hebben overgedragen tijdens de betreffende campagne alsmede tijdens de twee daaraan voorafgaande campagnes;
  - een natuurlijk persoon zijn of deel uitmaken van een groepering van natuurlijke personen.
  § 2. Om de in § 1 bedoelde premierechten uit de nationale reserve te bekomen, moet de producent de betreffende vakken van het premieaanvraagformulier aanvullen en volgende documenten voorleggen :
  - een uittreksel uit de geboorteakte;
  - een kopie van de overnameakte van een eerste bedrijf;
  - een kopie van het laatste aanslagbiljet, samen met de berekeningsnota en de landbouwbijlage van de belastingaangifte van de producent.
  § 3. De rechten uit de reserve worden toegekend aan de producenten binnen de beperking van hun aanvraag tot verhoging van premierechten, en bij uitputting van de reserve, in evenredigheid met hun aanvraag.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 4. (WAALSE GEWEST)
  (Zone 2) (§ 1. In zone 2 worden de premierechten, in toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit, toegekend aan de jonge landbouwers die daartoe een aanvraag indienen, op grond van het aantal zoogkoeien dat in de premieaanvraag aangenomen wordt.) <BWG 2002-12-19/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Om de in § 1 bedoelde premierechten uit de nationale reserve te bekomen, moet de producent de betreffende vakken van het premieaanvraagformulier aanvullen en volgende documenten voorleggen :
  - een uittreksel uit de geboorteakte;
  - een kopie van de overnameakte van een eerste bedrijf;
  - een kopie van het laatste aanslagbiljet, samen met de berekeningsnota en de landbouwbijlage van de belastingaangifte van de producent.
  (§ 3. In toepassing van artikel 4, § 2, punt b), van het koninklijk besluit worden de premierechten uit het premierechtenfonds zoogkoeien herverdeeld aan de jonge landbouwers die daartoe een aanvraag indienen.
  De toekenning gebeurt aan de landbouwers die voldoen aan volgende voorwaarden :
  1° landbouwer in hoofdberoep zijn;
  2° op 1 januari van het betrokken landbouwseizoen, jonger dan 40 jaar zijn;
  3° beschikken over minstens één premierecht voor het betrokken landbouwseizoen;
  4° geen premierechten hebben overgedragen tijdens het betrokken landbouwseizoen, noch in de twee voorgaande seizoenen.) <BWG 2002-12-19/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (§ 4. In zone 2 worden de rechten uit de nationale reserve aan de producenten toegekend binnen de perken van hun aanvraag tot verhoging van premierechten en, indien de gewestelijke reserve uitgeput is, in verhouding tot hun aanvraag.
  In zone 2 worden de rechten uit het premierechtenfonds zoogkoeien in toepassing van artikel 4, § 2, punt b), van het koninklijk besluit, aan de producenten herverdeeld binnen de perken van hun aanvraag tot herverdeling van premierechten en, indien de totale hoeveelheid rechten uitgeput is die in het premierechtenfonds zoogkoeien voor het betrokken landbouwseizoen vrijgemaakt is, in verhouding tot hun aanvraag.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (§ 5. In zone 2 worden de premierechten uit het premierechtenfonds zoogkoeien in toepassing van artikel 4, § 2, punt b), van het koninklijk besluit herverdeeld aan de producenten die daartoe een aanvraag indienen, tegen betaling van het bedrag van een vergoeding die per eenheid rechten gelijkwaardig is aan de vergoeding van de som van de basispremie en de bijkomende zoogkoeienpremie. Die vergoeding moet worden betaald door de producentverkrijger binnen een termijn van één maand volgend op de datum van kennisgeving aan de producentverkrijger door het Bestuur van het resultaat van de toekenning.
  De premierechten worden vrijgemaakt tegen de toekenning per eenheid rechten aan de producent-overlater, van een vergoeding die gelijkwaardig is aan vergoeding van de som van de basispremie en de bijkomende zoogkoeienpremie. Het aantal rechten dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van die vergoeding wordt verminderd met een percentage dat gelijk is aan het percentage van de over te dragen rechten dat voor de gewestelijke reserve is bestemd, overeenkomstig artikel 4, § 2, punt b ), van het koninklijk besluit. De betaling van de vergoeding vindt uiterlijk plaats op 31 december van het betrokken landbouwseizoen.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  Art. 4. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De premierechten uit de reserve worden uitsluitend toegekend aan de jonge landbouwers die daartoe een aanvraag indienen.
  De toekenning gebeurt, op basis van het aantal zoogkoeien en vaarzen aanvaard in hun premieaanvraag, aan de landbouwers die voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° landbouwer in hoofdberoep zijn;
  2° op 1 januari van de campagne in kwestie jonger zijn dan 40 jaar;
  3° beschikken over minstens één premierecht voor de campagne in kwestie;
  4° een aantal zoogkoeien en vaarzen houden dat groter is dan het aantal premierechten waarover hij beschikt aan het begin van de campagne en voor deze runderen alle voorwaarden respecteren;
  5° zich in de periode van drie jaar die voorafgaat aan de campagne in kwestie voor de eerste maal hebben gevestigd als landbouwer in hoofdberoep;
  6° geen premierechten hebben overgedragen tijdens de betreffende campagne alsmede tijdens de twee daaraan voorafgaande campagnes;
  7° een natuurlijke persoon zijn of deel uitmaken van een groepering van natuurlijke personen.
  § 2. Om de in § 1 bedoelde premierechten uit de reserve te verkrijgen, moet de producent de vakken in kwestie van het premieaanvraagformulier aanvullen en de volgende documenten voorleggen :
  1° een uittreksel uit de geboorteakte;
  2° een kopie van de overnameakte van een eerste bedrijf;
  3° een kopie van het laatste aanslagbiljet, samen met de berekeningsnota en de landbouwbijlage van de belastingaangifte van de producent.
  § 3. De premierechten uit de reserve worden toegekend aan de producenten binnen de beperking van hun aanvraag tot verhoging van premierechten, en bij uitputting van de reserve, in evenredigheid met hun aanvraag.
  ++++++++++

Art.5. In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit wordt het percentage van de over te dragen rechten, dat afgenomen wordt voor de nationale reserve, vastgesteld op 1 %. Evenwel wordt dit percentage, voor de campagne 2000, vastgesteld op 15 %.

Art.6. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 22 en artikel 23 van verordening (EG) nr. 2342/1999, kan een producent de hem toegewezen premierechten overdragen aan een andere producent onder volgende voorwaarden :
  - de overdracht moet ten minste één premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van zijn premierechten moet de producent-overlater minstens één premierecht behouden;
  - de producent-overnemer moet na overdracht over minstens één premierecht beschikken;
  - het gehele bedrijf van de producent-overnemer moet in dezelfde zone gelegen zijn als de productie-eenheid, waar de zoogkoeien en/of vaarzen, die hebben geleid tot het ontstaan van de premierechten, bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit of in artikel 4, § 1, van dit besluit, werden gehouden.
  § 2. De aanvragen voor overdracht van premierechten moeten per aangetekend schrijven worden ingediend bij het Provinciaal Bureau van het Bestuur of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven bij middel van een officieel formulier dat op dit bureau beschikbaar is, binnen de periode van 1 februari tot 28 februari van het betreffende jaar.
  Dit formulier moet gezamenlijk door de producent-overlater en de producent-overnemer worden ondertekend.
  § 3. De producent kan de premierechten, die hij niet voornemens is zelf te gebruiken, niet tijdelijk overdragen aan andere producenten.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 6. (WAALSE GEWEST)
  § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 22 en artikel 23 van verordening (EG) nr. 2342/1999, kan een producent de hem toegewezen premierechten overdragen aan een andere producent onder volgende voorwaarden :
  - de overdracht moet ten minste één premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van zijn premierechten moet de producent-overlater minstens één premierecht behouden;
  - de producent-overnemer moet na overdracht over minstens één premierecht beschikken;
  - het gehele bedrijf van de producent-overnemer moet in dezelfde zone gelegen zijn als de productie-eenheid, waar de zoogkoeien en/of vaarzen, die hebben geleid tot het ontstaan van de premierechten, bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit of in artikel 4, § 1, van dit besluit, werden gehouden.
  (- de premierechten van de producent-overlater en van de producent-overnemer moeten aan dezelfde zone toebehoren zoals omschreven in artikel 1, punt 6.) <BWG 2002-12-19/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. (De aanvragen tot de overdracht van premierechten moeten worden ingediend via een officieel formulier dat bij de bevoegde buurtdienst van het Bestuur verkrijgbaar is.
  Zij moeten bij aangetekend schrijven aan die dienst worden gericht, of er tegen ontvangstbewijs worden afgeleverd, tijdens de periode van 1 februari tot 28 februari van het betrokken jaar. Als datum van indiening geldt de datum van de poststempel op de enveloppe of de datum van het ontvangstbewijs.) <BWG 2002-12-19/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Dit formulier moet gezamenlijk door de producent-overlater en de producent-overnemer worden ondertekend.
  § 3. De producent kan de premierechten, die hij niet voornemens is zelf te gebruiken, niet tijdelijk overdragen aan andere producenten.
  ++++++++++
  Art. 6. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 22 en artikel 23 van Verordening (EG) nr. 2342/1999 kan de producent de aan hem toegewezen premierechten overdragen onder de volgende voorwaarden :
  1° premierechten kunnen geheel of gedeeltelijk worden overgedragen aan andere producenten;
  2° de overdracht moet ten minste één premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van zijn premierechten moet de overlater minstens één premierecht behouden;
  3° in geval van een gedeeltelijke overdracht moet de overlater na overdracht over minstens één premierecht beschikken.
  § 2. De aanvragen voor overdracht van premierechten moeten met een aangetekende brief worden ingediend bij de buitendienst van de bevoegde (entiteit) of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven door middel van een officieel formulier dat op dit bureau beschikbaar is, tussen 1 februari en 28 februari van het jaar in kwestie. De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningsdatum. <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Dit formulier moet gezamenlijk door de overlater en de overnemer worden ondertekend.
  § 3. De producent kan de premierechten, die hij niet voornemens is zelf te gebruiken, niet tijdelijk overdragen aan andere producenten.
  ++++++++++

Art.7. § 1. Om de premie te kunnen bekomen, moet de producent een premieaanvraag indienen bij middel van een officieel formulier, in de periode van 1 mei tot 30 september van het betreffende jaar. Dit formulier wordt ambtshalve bezorgd aan elke producent die over premierechten beschikt.
  De producent bedoeld in de eerste alinea die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een duplicaat aanschaffen bij het Provinciaal bureau van het Bestuur. Er is slechts één premieaanvraag per bedrijf per jaar toegelaten.
  § 2. Overeenkomstig artikel 41 van verordening (EG) nr 2342/1999 wordt een voorschot op de premie uitbetaald voor de producenten die hun aanvraag vóór 1 juli van het betreffende jaar indienen.
  § 3. Het aanvraagformulier wordt in tweevoud aan de producent bezorgd. De kopie is voor de producent bestemd. Het origineel moet zorgvuldig worden ingevuld en ondertekend, en bij aangetekend schrijven worden ingediend bij het Provinciaal Bureau van het Bestuur, of er rechtstreeks worden afgegeven tegen ontvangstbewijs.
  § 4. De kopieën van de paspoorten van de aangegeven dieren moeten bij het aanvraagformulier worden gevoegd.
  § 5. De aanvrager moet permanent de vervangingsregisters, gevoegd bij het aanvraagformulier, bijhouden telkens een wijziging optreedt bij de runderen opgegeven in zijn premieaanvraag, gedurende de aanhoudingsperiode voorzien bij artikel 16 van verordening (EG) nr 2342/1999.
  § 6. De aanvrager moet tijdens de aanhoudingsperiode iedere vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal zoogkoeien en vaarzen of iedere overschrijding van het bij verordening (EG) nr. 1254/1999, artikel 6, § 2 bedoelde maximale aandeel van 20 % vaarzen, als gevolg van het natuurlijke verloop van de veestapel in de zin van artikel 10 § 5 van verordening (EEG) nr 3887/92 of als gevolg van overmacht, schriftelijk en binnen de 10 werkdagen volgend op de gebeurtenis melden aan het Provinciaal Bureau van het Bestuur.
  Elke vermindering of overschrijding moet met bewijsstukken gerechtvaardigd worden.
  +++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 7. (WAALSE GEWEST ) § 1. Om de premie te kunnen bekomen, moet de producent een premieaanvraag indienen bij middel van een officieel formulier, in de periode van 1 mei tot 30 september van het betreffende jaar. Dit formulier wordt ambtshalve bezorgd aan elke producent die over premierechten beschikt.
  De producent bedoeld in de eerste alinea die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een duplicaat aanschaffen bij (de buurtdienst) van het Bestuur. Er is slechts één premieaanvraag per bedrijf per jaar toegelaten. <BWG 2002-12-19/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Overeenkomstig artikel 41 van verordening (EG) nr 2342/1999 wordt een voorschot op de premie uitbetaald voor de producenten die hun aanvraag vóór 1 juli van het betreffende jaar indienen.
  § 3. Het aanvraagformulier wordt in tweevoud aan de producent bezorgd. De kopie is voor de producent bestemd. Het origineel moet zorgvuldig worden ingevuld en ondertekend, en bij aangetekend schrijven worden ingediend bij (de buurtdienst) van het Bestuur, of er rechtstreeks worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. <BWG 2002-12-19/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (Als datum van indiening geldt de datum van de poststempel op de enveloppe of de datum van het ontvangstbewijs.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (§ 4. De afschriften van de paspoorten van de aangegeven dieren moeten bij het aanvraagformulier worden gevoegd.
  Ter vervanging van die afschriften van paspoorten kan de betrokken " lijst der runderen die voor de premie in aanmerking komen ", die aan de producent op diens verzoek geleverd kan worden door de verbonden voor dierenziektenbestrijding, op grond van de beschikbare Sanitel-gegevens, gebruikt worden op voorwaarde dat de producent duidelijk op die lijst de dieren aangeeft waarvoor hij de premie wenst te ontvangen.
  Mocht gebruik worden gemaakt van bovenvermelde lijst runderen die in aanmerking komen, kunnen noch het Bestuur noch het verbond voor dierenziektenbestrijding die die lijst opgesteld en afgeleverd heeft, aansprakelijk worden gehouden voor onjuiste, onvolledige of niet-bijgewerkte gegevens die verminderingen of de uitsluiting van steunbedragen in toepassing van de artikelen 38 en 39 van de verordening (EG) nr. 2419/2001 tot gevolg zouden hebben.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 5. De aanvrager moet permanent de vervangingsregisters, gevoegd bij het aanvraagformulier, bijhouden telkens een wijziging optreedt bij de runderen opgegeven in zijn premieaanvraag, gedurende de aanhoudingsperiode voorzien bij artikel 16 van verordening (EG) nr 2342/1999.
  (§ 6. De aanvrager moet tijdens de aanhoudingsperiode aan de bevoegde buurtdienst van het Bestuur schriftelijk en binnen de tien werkdagen die op de gebeurtenis volgen, elke vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal zoogkoeien mededelen, of elke overschrijding van het voorgeschreven maximumaantal vaarzen, of elke vermindering van het aantal vaarzen tot onder het voorgeschreven minimumaantal vaarzen, zoals bepaald bij de verordening (EG) nr. 1254/1999, artikel 6, § 2. Elke vermindering of elke overschrijding moeten aan de hand van bewijsstukken gestaafd worden.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (§ 7. Om de aanhoudingsplaats zoals bepaald in artikel 10 van de verordening (EG) nr. 2419/2001 aan te geven, moet de producent voor elke zoogkoe waarvoor hij de premie aanvraagt, aangeven in welke productie-eenheid die zoogkoe zich zal bevinden tijdens de volledige aanhoudingsperiode. Indien de aangegeven zoogkoeien tijdens de in aanmerking genomen aanhoudingsperiode eveneens op andere gronden zouden bevinden dan die welke zijn aangegeven in de oppervlakte-aangifte van hetzelfde landbouwseizoen, moet de producent het Bestuur daar op voorhand over inlichten.
  Indien een producent officieel de vergunning heeft gekregen, in afwijking van artikel 31, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen om de zoogkoeien te houden waarvoor hij de premie aanvraagt in een beslag waarvoor de identificatiedocumenten de naam van de betrokken verantwoordelijke niet vermelden, moet hij bij zijn aanvraag een afschrift van die vergunning toevoegen, met dag- en ondertekening door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <BWG 2002-12-19/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  Art. 7. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  § 1. Om de premie te kunnen bekomen, moet de producent een premieaanvraag indienen bij middel van een officieel formulier, in de periode van 1 mei tot 30 september van het betreffende jaar. Dit formulier wordt ambtshalve bezorgd aan elke producent die over premierechten beschikt.
  De producent bedoeld in de eerste alinea die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een duplicaat aanschaffen bij het (buitendienst) van (de bevoegde entiteit). Er is slechts één premieaanvraag per bedrijf per jaar toegelaten. <MB 2006-05-19/47, art. 82, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 2. Overeenkomstig artikel 41 van verordening (EG) nr 2342/1999 wordt een voorschot op de premie uitbetaald voor de producenten die hun aanvraag vóór 1 juli van het betreffende jaar indienen.
  § 3. Het aanvraagformulier wordt in tweevoud aan de producent bezorgd. De kopie is voor de producent bestemd. Het origineel moet zorgvuldig worden ingevuld en ondertekend, en bij aangetekend schrijven worden ingediend bij het (buitendienst) van (de bevoegde entiteit), of er rechtstreeks worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. (De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningsdatum.) <MB 2003-11-28/45, art. 5,1°, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <MB 2006-05-19/47, art. 82, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 4. (...) <MB 2003-11-28/45, art. 5, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 5. De aanvrager moet permanent de vervangingsregisters, gevoegd bij het aanvraagformulier, bijhouden telkens een wijziging optreedt bij de runderen opgegeven in zijn premieaanvraag, gedurende de aanhoudingsperiode voorzien bij artikel 16 van verordening (EG) nr 2342/1999.
  § 6. (De aanvrager moet tijdens de aanhoudingsperiode, vastgelegd in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2342/1999, iedere vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal zoogkoeien en vaarzen of iedere afwijking van het in artikel 6, § 2, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde minimale en maximale aandeel vaarzen, schriftelijk en binnen 10 werkdagen die volgen op de gebeurtenis, melden aan de buitendienst van (de bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 82, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Elke vermindering of afwijking moet met bewijsstukken gerechtvaardigd kunnen worden.) <MB 2003-11-28/45, art. 5, 4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (§ 7. Om de plaatsen van aanhouding aan te geven, zoals bedoeld in artikel 10 van de Verordening (EG) nr. 2419/2001, dient de producent voor ieder rund waarvoor hij de premie aanvraagt te verklaren op welke productie-eenheid het zich gedurende de volledige aanhoudingsperiode zal bevinden. Indien aangegeven runderen zich tijdens de aanhoudingsperiode tevens op gronden zullen bevinden die niet werden aangegeven in het kader van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen van dezelfde campagne, dient hij hiervan voorafgaandelijk melding te doen bij (de bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 82, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Als de producent officieel de toelating heeft gekregen om in uitzondering op artikel 31, 2de lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen, de runderen waarvoor hij de premie aanvraagt, te houden in een veebeslag waarbij de identificatiedocumenten van de runderen in kwestie de naam van de betrokken verantwoordelijke en het juiste adres van het veebeslag niet vermelden, dient hij een kopij van deze door de verantwoordelijke inspecteur-dierenarts gedateerde en ondertekende toelating aan zijn aanvraag toe te voegen. Met deze uitzonderingen kan evenwel enkel rekening worden gehouden als de beide productie-eenheden waartussen de verplaatsing van runderen is toegestaan zonder de uitvoering van de aankooponderzoeken, worden uitgebaat door dezelfde producent.) <MB 2003-11-28/45, art. 5, 5°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  +++++++++

Art.8. § 1. Behalve in de bij artikel 4, § 5 van verordening (EEG) nr 3887/92 voorziene gevallen, moet de producent eveneens elk jaar het voederareaal van zijn bedrijf aangeven in het kader en volgens de bepalingen van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen en bij de ministeriële besluiten tot uitvoering van dit koninklijk besluit.
  De hierbij opgegeven voederarealen moeten gedurende een periode van ten minste zeven maanden vanaf 1 januari in het betreffende jaar beschikbaar zijn voor het houden van de dieren.
  § 2. Het aantal melkkoeien nodig voor de productie van de referentiehoeveelheden melk toegewezen aan de producent op 31 maart van het jaar waarvoor de premie wordt gevraagd, wordt vastgesteld aan de hand van de gemiddelde theoretische melkopbrengst per koe zoals bepaald bij verordening (EG) nr 2342/1999 of aan de hand van de gemiddelde werkelijke melkopbrengsten (van het melkveebeslag) van het bedrijf voor het jaar voorafgaand aan de premieaanvraag.
  De producent moet desgevallend een jaarlijkse staat van de melkcontrole van de vereniging, erkend bij het Ministerieel Besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundveeras, voegen bij zijn premieaanvraag zoogkoeien of bij zijn oppervlakteaangifteformulier. Er wordt slechts rekening gehouden met het eerste theoretische gemiddelde melkrendement indien de producent deze staat niet bijgevoegd heeft noch bij de in § 1 bedoelde oppervlakteaangifte, noch bij het aanvraagformulier bedoeld bij artikel 7, § 1, of indien het werkelijke melkrendement niet juist werd opgegeven.
  § 3. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van tijdelijke overdracht overeenkomstig het artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 wordt opgeteld bij de individuele referentiehoeveelheid, vermeld in § 2, van de producent-overnemer en omgekeerd afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater.
  § 4. Evenwel, de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid is deze op 1 april van het lopende burgerlijk jaar in volgende gevallen :
  - wanneer de producent overlater of overnemer is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van de artikelen 1.15, 1.16, 5, 9, 10 en 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996;
  - wanneer de producent overlater of verkrijger is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996.
  Voor het burgerlijk jaar 2000 mag de datum van 1 april 2000 om de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid te bepalen slechts in aanmerking genomen worden voor de producenten die voldoen aan één van de condities, genoemd in eerste alinea, en die er uitdrukkelijk om gevraagd hebben vóór 26 oktober 2000 bij het Bestuur.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 8. (WAALSE GEWEST)
  § 1. Behalve in de bij artikel 4, § 5 van verordening (EEG) nr 3887/92 voorziene gevallen, moet de producent eveneens elk jaar het voederareaal van zijn bedrijf aangeven in het kader en volgens de bepalingen van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen en bij de ministeriële besluiten tot uitvoering van dit koninklijk besluit.
  De hierbij opgegeven voederarealen moeten gedurende een periode van ten minste zeven maanden vanaf 1 januari in het betreffende jaar beschikbaar zijn voor het houden van (zoogkoeien die aan zijn eigen beslag behoren). <BWG 2002-12-19/06, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Het aantal melkkoeien nodig voor de productie van de referentiehoeveelheden melk toegewezen aan de producent op 31 maart van het jaar waarvoor de premie wordt gevraagd, wordt vastgesteld aan de hand van de gemiddelde theoretische melkopbrengst per koe zoals bepaald bij verordening (EG) nr 2342/1999 of aan de hand van de gemiddelde werkelijke melkopbrengsten (van het melkveebeslag) van het bedrijf voor het jaar voorafgaand aan de premieaanvraag.
  De producent moet desgevallend een jaarlijkse staat van de melkcontrole van de vereniging, erkend bij het Ministerieel Besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundveeras, voegen bij zijn premieaanvraag zoogkoeien of bij zijn oppervlakteaangifteformulier. Er wordt slechts rekening gehouden met het eerste theoretische gemiddelde melkrendement indien de producent deze staat niet bijgevoegd heeft noch bij de in § 1 bedoelde oppervlakteaangifte, noch bij het aanvraagformulier bedoeld bij artikel 7, § 1, of indien het werkelijke melkrendement niet juist werd opgegeven.
  § 3. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van tijdelijke overdracht overeenkomstig het artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 wordt opgeteld bij de individuele referentiehoeveelheid, vermeld in § 2, van de producent-overnemer en omgekeerd afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater.
  § 4. Evenwel, de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid is deze op 1 april van het lopende burgerlijk jaar in volgende gevallen :
  - wanneer de producent overlater of overnemer is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van de artikelen 1.15, 1.16, 5, 9, 10 en 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996;
  - wanneer de producent overlater of verkrijger is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996.
  Voor het burgerlijk jaar 2000 mag de datum van 1 april 2000 om de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid te bepalen slechts in aanmerking genomen worden voor de producenten die voldoen aan één van de condities, genoemd in eerste alinea, en die er uitdrukkelijk om gevraagd hebben vóór 26 oktober 2000 bij het Bestuur.
  -------------
  Art. 8. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  § 1. Behalve in de bij artikel 4, § 5 van verordening (EEG) nr 3887/92 voorziene gevallen, moet de producent eveneens elk jaar het voederareaal van zijn bedrijf aangeven in het kader en volgens de bepalingen van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen en bij de ministeriële besluiten tot uitvoering van dit koninklijk besluit.
  De hierbij opgegeven voederarealen moeten gedurende een periode van ten minste zeven maanden vanaf 1 januari in het betreffende jaar beschikbaar zijn voor het houden van de dieren.
  § 2. Het aantal melkkoeien nodig voor de productie van de referentiehoeveelheden melk toegewezen aan de producent op 31 maart van het jaar waarvoor de premie wordt gevraagd, wordt vastgesteld aan de hand van de gemiddelde theoretische melkopbrengst per koe zoals bepaald bij verordening (EG) nr 2342/1999 of aan de hand van de gemiddelde werkelijke melkopbrengsten (van het melkveebeslag) van het bedrijf voor het jaar voorafgaand aan de premieaanvraag.
  De producent moet desgevallend een jaarlijkse staat van de melkcontrole van de vereniging, erkend bij het Ministerieel Besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundveeras, voegen bij zijn premieaanvraag zoogkoeien of bij zijn oppervlakteaangifteformulier. Er wordt slechts rekening gehouden met het eerste theoretische gemiddelde melkrendement indien de producent deze staat niet bijgevoegd heeft noch bij de in § 1 bedoelde oppervlakteaangifte, noch bij het aanvraagformulier bedoeld bij artikel 7, § 1, of indien het werkelijke melkrendement niet juist werd opgegeven.
  § 3. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van tijdelijke overdracht overeenkomstig het artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 wordt opgeteld bij de individuele referentiehoeveelheid, vermeld in § 2, van de producent-overnemer en omgekeerd afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater.
  § 4. Evenwel, de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid is deze op 1 april van het lopende burgerlijk jaar in volgende gevallen :
  - wanneer de producent overlater of overnemer is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van (de artikelen 1.14, 1.15, 4, 5, 9, 10, 14 en 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003); <Erratum, zie B.S. 06-05-2004, p. 36970>
  - wanneer de producent overlater of verkrijger is van een referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak dat eindigt op 31 maart van het lopende burgerlijk jaar maar met uitwerking vanaf 1 april eerstvolgend, in toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996.
  Voor het burgerlijk jaar 2000 mag de datum van 1 april 2000 om de in aanmerking te nemen individuele referentiehoeveelheid te bepalen slechts in aanmerking genomen worden voor de producenten die voldoen aan één van de condities, genoemd in eerste alinea, en die er uitdrukkelijk om gevraagd hebben vóór 26 oktober 2000 bij (de bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 83, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Extensiveringsbedrag.
Art.9. Om het extensiveringsbedrag te bekomen moet de producent op het formulier oppervlakteaangifte, voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, daartoe het passende vak aankruisen.
  Voor het jaar 2000 moet hij tevens een deelnameverklaring indienen. Deze deelnameverklaring moet uiterlijk op 29 februari 2000 worden ingediend bij het Provinciaal Bureau van het Bestuur. Het formulier moet aangetekend worden verzonden of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 9. (WAALSE GEWEST)
  Om het extensiveringsbedrag te bekomen moet de producent op het formulier oppervlakteaangifte, voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, daartoe het passende vak aankruisen.
  Voor het jaar 2000 moet hij tevens een deelnameverklaring indienen. Deze deelnameverklaring moet uiterlijk op 29 februari 2000 worden ingediend bij (de buurtdienst) van het Bestuur. Het formulier moet aangetekend worden verzonden of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven. <BWG 2002-12-19/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  Art. 9. (VLAAMSE OVERHEID)
  Om het extensiveringsbedrag te bekomen moet de producent op het formulier oppervlakteaangifte, voorzien bij het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, daartoe het passende vak aankruisen.
  Voor het jaar 2000 moet hij tevens een deelnameverklaring indienen. Deze deelnameverklaring moet uiterlijk op 29 februari 2000 worden ingediend bij het (buitendienst) van (de bevoegde entiteit). Het formulier moet aangetekend worden verzonden of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven. <MB 2006-05-19/47, art. 84, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.10. Het aantal grootvee-eenheden wordt bepaald door het Bestuur op basis van minstens vijf op willekeurige data gekozen tellingen, volgens de gegevens van Sanitel. Na iedere telling wordt de producent op de hoogte gebracht van het resultaat, hetwelk hij binnen de 15 dagen voor akkoord moet terugsturen naar het Provinciaal Bureau. Indien de producent niet akkoord gaat met de telling dient hij de nodige verbeteringen aan te geven.
  +++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 10. (WAALSE GEWEST)
  <BWG 2002-12-19/06, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Het aantal eenheden grote runderen wordt door het Bestuur bepaald op grond van minstens vijf tellingen die worden verricht op lukraak gekozen data van de samenstelling van het beslag of, in voorkomend geval, van de verschillende beslagen van de producent, volgens de Sanitel-gegevens. De producent wordt periodiek geïnformeerd door het Bestuur over de resultaten van die tellingen.
  ++++++++++
  Art. 10. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het aantal grootvee-eenheden wordt bepaald door de bevoegde (entiteit) op basis van minstens vijf op willekeurige data gekozen tellingen van de samenstelling van het veebeslag of, in voorkomend geval, van de verschillende veebeslagen van de producent, volgens de gegevens van Sanitel. De producent wordt door de bevoegde (entiteit) periodiek in kennis gesteld van de resultaten van deze tellingen. <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.11. Voor de berekening van het extensiveringsbedrag wordt enkel de weerhouden oppervlakte van de volgende voedergewassen, die onder de code P in de oppervlakteaangifte werden aangegeven, in rekening gebracht :
  - permanent en tijdelijk grasland;
  - andere voedergewassen :
  - voederbieten
  - luzerne
  - klavers,
  en op voorwaarde dat minstens 50 % van de totale oppervlakte bestaat uit grasland dat minstens 1 maal wordt begraasd door runderen en/of schapen.

Algemene bepalingen.
Art.12. Aan producenten die kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag te bekomen zal de betaling ervan worden geweigerd.
  +++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 12. (WAALSE GEWEST)
  <BWG 2002-12-19/06, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De betaling wordt geweigerd aan de producenten die op kunstmatige wijze de voorwaarden tot stand hebben gebracht voor het bekomen van één van de betrokken premies bedoeld bij dit besluit.
  Indien runderen van verschillende in aanmerking komende producenten aan een gemeenschappelijk Sanitel-beslag behoren, worden de zoogkoeienpremie en de extensiveringspremie voor zoogkoeien enkel toegekend als de verhouding " rund-productie-eenheid " vóór indiening van de aanvraag in Sanitel geregistreerd wordt voor elk rund van de producent en als die verhouding bijgewerkt is op permanente en conforme wijze.
  ++++++++++
  Art. 12. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Aan producenten die kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag te verkrijgen zal de betaling ervan worden geweigerd.
  § 2. Als runderen van verschillende producenten behoren tot één gemeenschappelijk Sanitel-veebeslag wordt de zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag slechts toegekend als voor elk rund van de producent die de premie aanvraagt en voorafgaand aan het indienen van een premieaanvraag, in Sanitel de relatie tussen rund en productie-eenheid is geregistreerd en als die relatie op permanente en conforme wijze wordt geactualiseerd.
  ++++++++++

Art.13. De controle op het nakomen door de producent van de voorschriften van de speciale premie en het extensiveringsbedrag gebeurt door de agenten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 13. (WAALSE GEWEST)
  De controle op het nakomen door de producent van de voorschriften van de speciale premie en het extensiveringsbedrag gebeurt door de agenten (van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest). <BWG 2002-12-19/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  Art. 13. (VLAAMSE OVERHEID)
  De controle op het nakomen door de producent van de voorschriften van de speciale premie en het extensiveringsbedrag gebeurt door de agenten van het (Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij). <MB 2006-05-19/47, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.14. Het Bestuur is belast met de uitbetaling van de premies alsmede met de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 14. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (De bevoegde (entiteit)) is belast met de uitbetaling van de premies alsmede met de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen. <MB 2003-11-28/45, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.15. In het geval dat ten onrechte betaalde bedragen te wijten aan het niet nakomen van de verbintenissen en/of aan een onjuiste aangifte door de producent, dienen te worden teruggevorderd, worden de onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest berekend aan de wettelijke rentevoet.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 15. (WAALSE GEWEST)
  In het geval dat ten onrechte betaalde bedragen te wijten aan het niet nakomen van de verbintenissen en/of aan een onjuiste aangifte door de producent, dienen te worden teruggevorderd, worden de onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest berekend aan de wettelijke rentevoet.
  (Ongeacht de steunregeling die door het Bestuur wordt beheerd, kan het Bestuur indien er een onverschuldigd bedrag is gestort of indien er een bijkomende inhouding plaatsvindt, dat bedrag compenseren met elk in dit besluit bedoeld steunbedrag dat aan de producent verschuldigd is.) <BWG 2002-12-19/06, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  Art. 15. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Als ten onrechte betaalde bedragen die te wijten zijn aan het niet-nakomen van de verbintenissen of aan een onjuiste aangifte door de producent, moeten worden teruggevorderd, worden de onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest, berekend tegen de wettelijke rentevoet.
  § 2. Als onterecht betaalde bedragen na de ingebrekestelling door de bevoegde (entiteit) niet tijdig worden terugbetaald, kan de bevoegde (entiteit) overgaan tot verrekening met nog uit te betalen steunbedragen van het lopende kalenderjaar of van de volgende kalenderjaren, ongeacht de steunregeling waarvoor ze verschuldigd zijn. <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.16. Op straffe van uitsluiting moet het bezwaar tegen de beslissingen van de bevoegde diensten van het Bestuur tot uitvoering van het koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan per aangetekend schrijven, op straffe van nietigheid, ingediend worden bij de Directeur-generaal van het Bestuur binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 16. (WAALSE GEWEST)
  <BWG 2002-12-19/06, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Op straffe van uitsluiting moet het beroep tegen de beslissingen die in toepassing van het koninklijk besluit en diens toepassingswijze zijn getroffen, op straffe van nietigheid bij aangetekend schrijven bij het Bestuur worden ingediend binnen de maand volgend op de mededeling van de beslissing. Het indienen van een beroep is van generlei invloed op de opschorting van een eventueel verzoek om terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
  ++++++++++
  Art. 16. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2003-11-28/45, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Art. 16. Op straffe van nietigheid moet het bezwaar tegen beslissingen tot uitvoering van het koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan per aangetekend schrijven worden ingediend bij de bevoegde (entiteit) binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing. Het indienen van een bezwaar houdt geen opschorting in van een eventuele vraag tot terugstorting van onterecht uitbetaalde bedragen. <MB 2006-05-19/47, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.17. Het ministerieel besluit van 3 februari 1994 betreffende de zoogkoeienpremie wordt opgeheven.

Art. 18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
  Brussel, 3 december 2001.
  Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK.