6 SEPTEMBER 1990. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-09-1990 en tekstbijwerking tot 25-01-2021)
Art. 1-19
Bijlage I.
Art. N1
Bijlage II.
Art. N2
Bijlage III.
Art. N3
Bijlage IV.
Art. N4
Bijlage V.
Art. N5
Bijlage VI.
Art. N6
Bijlage VII.
Art. N7
Bijlage VIII.
Art. N8
Bijlage IX.
Art. N9
Bijlage X.
Art. N10
Bijlage XI.
Art. N11
Bijlage XII.
Art. N12
Bijlage XIII.
Art. N13
Bijlage XIV.
Art. N14
Bijlage XV.
Art. N15
Bijlage XVI.
Art. N16
Bijlage XVII.
Art. N17
Bijlage XVIII.
Art. N18
1994016056 1994016068 1994016077 1994016101 1994016109 1994016119 1994016137 1994016148 1994016150 1994016204 1997016034 1997016043 1997016066 1997016090 1997016100 1997016101 1997016119 1997016132 1997016161 1997016172 1997016183 1997016184 1997016206 1997016209 1997016214 1997016218 1997016219 1997016232 1997016233 1997016239 1997016251 1997016264 1997016270 1997016290 1997916257 1998016115 2002016135 2002016163 2002022580 2014018225 2021030195
Artikel 1.(§ 1. [2 ...]2
(§ 1bis. Het vervoer en het gebruik van rondreizende dekberen zijn verboden op gans het grondgebied van het Rijk.) <MB 1990-12-06/30, art. 1, 2°, 005; Inwerkingtreding : 08-12-1990>
(§ 1ter. Noodslachtingen, het vervoer van vóór de dood gekeelde varkens en het vervoeren van varkens voor noodslachting zijn verboden op gans het grondgebied van het Rijk.) <MB 1997-03-28/30, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 02-04-1997>
§ 2. In de schutkringen afgebakend in toepassing van hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 10 september 1981 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de klassieke varkenspest en de Afrikaanse varkenspest, is het vervoer van levende runderen, paarden, schapen en geiten verboden behalve voor doorvoer via een autoweg of per spoor. (De inspecteur-dierenarts kan afwijkingen afleveren op dit vervoersverbod. Het is hierbij evenwel verboden met een niet eigen transportmiddel op de terreinen van een bedrijf waar varkens worden gehouden te komen. In dit laatste geval dient het in- of uitladen te gebeuren op de openbare weg palend aan het bedrijf. Dit transportverbod geldt niet voor het vervoer van dieren van genoemde soorten die :) <MB 1997-07-24/30, art. 1, 044; Inwerkingtreding : 26-07-1997>
1° omwille van een noodslachting naar een slachthuis worden vervoerd en vergezeld zijn door een attest afgeleverd overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren;
2° met eigen vervoer voor verzorging of voor het werpen van de weide naar de stal worden gevoerd door de houder van het bedrijf waartoe ze behoren of die nadien terug naar de weide worden gevoerd;
3° voor behandeling naar een diergeneeskundige kliniek worden vervoerd of ervan terugkeren; in dit geval moeten de dieren vergezeld zijn van een attest waarop de bestemming is vermeld, afgeleverd door een aangenomen dierenarts;
4° wanneer het runderen betreft, in het kader van een uitzuiveringsplan voor runderbrucellose of voor leucose naar het slachthuis worden gevoerd; in dit geval moeten de runderen voorzien zijn van de nodige vervoerdocumenten afgeleverd door de inspecteur-dierenarts.
§ 3. (opgeheven) <1993-06-14/30, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 12-07-1993>
§ 4. [1 De paragraaf 1 is niet van toepassing op het verzamelen van slachtvarkens zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 10 juni 2014 betreffende de voorwaarden voor het vervoer, het verzamelen en het verhandelen van landbouwhuisdieren.]1
----------
(1)<KB 2014-06-10/08, art. 78, 060; Inwerkingtreding : 18-07-2014>
(2)<MB 2021-01-15/08, art. 5, 061; Inwerkingtreding : 25-01-2021>
Art.2.<MB 1993-10-15/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 18-10-1993> § 1. (...) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>
§ 1bis. (...) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>
§ 1ter. (...) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>
§ 1quater. [1 ...]1
§ 1quinquies. (opgeheven) <MB 1997-10-07/30, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 08-10-1997>
§ 2. (...) <MB 2002-06-06/30, art. 8, 058; Inwerkingtreding : 08-06-2002>
(§ 3. Voor alle varkens die op een bedrijf gelegen in het herbevolkingsgebied worden binnengebracht, moet worden voldaan aan volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van het bedrijf van bestemming moet een aanvraag indienen bij het Bestrijdingscentrum, (...), door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier overeenkomstig het model in bijlage II; <MB 1994-08-25/31, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 30-08-1994>
2° het vervoer van de varkens gebeurt onder dekking van een vervoertoelating, overeenkomstig het model gevoegd in bijlage III bij dit besluit;
3° de te vervoeren varkens moeten op het bedrijf van herkomst geboren zijn of er sedert tenminste 4 weken verbleven hebben;
4° vóór het laden moeten de varkens geïdentificeerd zijn met een erkend oormerk. De gebruikte oormerken moeten een doorlopende reeks vormen;
5° (het aantal herkomstbedrijven blijft beperkt tot ten hoogste 20 bedrijven per produktie-eenheid en ten hoogste 60 bedrijven per varkensbeslag); <MB 1994-09-20/30, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 22-09-1994>
6° de vervoertoelatingen worden op het bedrijf van bestemming ter beschikking gehouden van de inspecteur-dierenarts.) <MB 1994-02-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 1994-02-10>
(§ 4. Het opnieuw toelaten van varkens op bedrijven waar alle varkens op bevel werden afgemaakt, geschiedt overeenkomstig het bepaalde in § 3 en de volgende bijkomende voorwaarden :
(1° de varkens dienen op het bedrijf te worden aangevoerd binnen een periode van 8 dagen. Op de vleesvarkensbedrijven waar het virus van de klassieke varkenspest werd aangetoond moet het aantal aangevoerde varkens minstens 10 % en hoogstens 20 % van de bedrijfscapaciteit bedragen;) <MB 1997-08-19/30, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
2° de aangevoerde varkens moeten evenredig verdeeld worden over alle produktie-eenheden van het bedrijf;
(3° alle aangevoerde varkens moeten ten hoogste 10 dagen vooraf, te rekenen vanaf de datum van de bloedstaalname, of op het moment van aankomst op het bedrijf serologisch worden onderzocht en negatief bevonden op antilichamen tegen het klassieke varkenspestvirus.
Deze maatregel is niet van toepassing bij de herbevolking van bedrijven waar alle varkens op bevel werden afgemaakt en waar het virus tegen de klassieke varkenspest niet werd aangetoond;) <MB 1997-08-19/30, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
4° er mag geen enkel varken het bedrijf verlaten gedurende een periode van 60 dagen na aankomst van de laatste aangevoerde varkens bedoeld in punt 1 van deze paragraaf;
5° het herbevolkte varkensbedrijf dient te worden onderworpen aan een nieuw serologisch onderzoek, uitgevoerd, bij een representatief gedeelte van de varkens van het bedrijf, volgens de instructies van de Dienst; deze test mag ten vroegste 30 dagen na aankomst van de laatste varkens worden verricht.
Ten vroegste nadat het onder punt 5 bedoelde serologisch onderzoek met negatieve uitslag is uitgevoerd, kan worden verder gegaan met herbevolken volgens de voorwaarden vermeld in artikel 2, § 3.
De inspecteur-dierenarts kan evenwel een ontheffing verlenen op de voorwaarden betreffende aanvoer en afvoer van varkens in geval een aangevoerde fokbeer vruchtbaarheidsstoornissen vertoont.) <MB 1994-02-08/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 1994-02-10>
----------
(1)<KB 2014-06-10/08, art. 79, 060; Inwerkingtreding : 18-07-2014>
Art.3. <MB 1997-07-05/30, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997> § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 2, 1° en 6°, wordt het rechtstreeks vervoer van slachtvarkens van bedrijven gelegen buiten het toezichtsgebied, toegelaten naar een slachthuis in het toezichtsgebied behalve op zaterdagen, zon- en feestdagen en voor zover volgende voorschriften worden nageleefd :
1° de aanvoer van slachtvarkens naar slachthuizen in het toezichtsgebied moet plaatsvinden tussen 5 en 15 uur;
2° het vervoer moet tenminste 24 uur vooraf worden aangemeld bij de commissaris van politie van de gemeente waar het slachthuis van bestemming gelegen is;
3° de vrachtwagens en voertuigen waarmee de slachtvarkens worden vervoerd moeten halt houden op de grensovergang van het toezichtsgebied via de toegangswegen bedoeld in § 3, om er te worden verzegeld door een afgevaardigde van de burgemeester van de gemeente waar de grensovergang gelegen is;
4° de afgevaardigde van de burgemeester levert een vervoertoelating af, overeenkomstig het model in bijlage I, vult het eerste luik ervan in, plaatst zijn handtekening en stempel en verzegelt de lading;
5° het vervoer van de slachtvarkens tot het slachthuis van bestemming geschiedt onder dekking van voornoemde vervoertoelating;
6° de vervoertoelating moet bij de slachtaangifte aan de keurder verantwoordelijk voor de ante-mortem keuring worden overhandigd, die het document verifieert en de verzegeling van het voertuig nagaat, hij verbreekt de verzegeling en vult de vervoertoelating aan;
7° de vervoertoelating wordt gedurende dertig dagen ter beschikking gehouden van de inspecteur-dierenarts.
§ 2. De bepalingen van § 1 gelden mutatis mutandis voor slachtvarkens uit het intracommunautair handelsverkeer, vergezeld van een geldig oorsprongs- en gezondheidscertificaat.
§ 3. De aanvoer van varkens in toepassing van §§ 1 en 2 van dit artikel moet verplicht gebeuren langs de wegen aangeduid door de gouverneurs van de betrokken provincie.
Art.4. (Opgeheven) <MB 2002-07-04/30, art. 9, 059; Inwerkingtreding : 06-07-2002>
Art.5. (Opgeheven) <MB 1990-10-12/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990>
Art.6. (opgeheven) <MB 1997-09-29/30, art. 1, 053; Inwerkingtreding : 01-10-1997>
Art.7. <opnieuw opgenomen bij MB 1994-05-27/30, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 1994-06-01> In de bufferzone zijn volgende maatregelen van toepassing :
1° het verkeer op de openbare weg en het vervoer van varkens zijn verboden;
2° elke aanvoer van varkens op bedrijven is verboden;
3° elke afvoer van varkens van bedrijven is verboden;
4° de toegang tot de bedrijven is verboden aan personen en dieren vreemd aan het bedrijf met uitzondering van :
a) het personeel van de diergeneeskundige dienst, het N.I.D.O. of personen opgevorderd door de inspecteur-dierenarts;
b) het personeel aangesteld door het destructiebedrijf;
c) de politie en de rijkswacht;
d) de personen aangesteld om de dieren te verzorgen en die er geroepen zijn voor dienst- of bevoorradingsnoodwendigheden.
Al deze personen zijn verplicht de nodige hygiënische voorzorgen te nemen en de wielen van hun voertuig te ontsmetten alvorens het bedrijf te verlaten;
5° de toegang tot de varkensstallen is verboden behoudens voor :
a) de varkenshouder van het bedrijf zelf;
b) de aangenomen dierenarts;
c) het personeel van de diergeneeskundige dienst en het N.I.D.O.
Vooraleer het bedrijf te verlaten, zijn al deze personen gehouden over te gaan tot een dergelijke ontsmetting met een geschikt ontsmettingsmiddel van alles wat drager van de ziekte kan zijn, inzonderheid van de wielen van hun voertuig;
6° het slachten van varkens is verboden.
Evenwel mogen huisslachtingen in de bufferzone worden verricht, voor zover de varkenshouder op het ogenblik van de slachtaangifte aan het gemeentebestuur een attest voorlegt opgesteld door zijn contractdierenarts, binnen de 24 uur voor de aangifte, waaruit blijkt dat zich op zijn bedrijf enkel klinisch gezonde dieren bevinden.
(7° de verantwoordelijken van de bedrijven zijn ertoe gehouden om ten minste eenmaal per week al de varkens van het beslag te laten onderzoeken door de bedrijfsdierenarts, bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten.
De tijd tussen twee opeenvolgende bezoeken moet ten minste 5 en mag ten hoogste 10 dagen zijn. Bij elk bezoek stelt de bedrijfsdierenarts een rapport op in twee exemplaren, dat door hem en door de verantwoordelijke wordt ondertekend. Het origineel wordt gedurende één jaar bewaard door de verantwoordelijke, het dubbel wordt bewaard door de bedrijfsdierenarts van het varkensbeslag.) <MB 1997-09-08/30, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 09-09-1997>
Art.8. <opnieuw opgenomen bij MB 1994-05-27/30, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 1994-06-01> (§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 7 mogen mestbiggen afkomstig van bedrijven gelegen in de bufferzone worden vervoerd naar een bedrijf gelegen in de bufferzone, voor zover :
1° de verantwoordelijke van het bedrijf van bestemming voorafgaandelijk een aanvraag heeft ingediend bij de burgemeester van zijn gemeente of zijn afgevaardigde;
2° het vervoer van varkens gebeurt, vanaf de datum bepaald door de dienst, onder dekking van een vervoertoelating afgeleverd door de burgemeester van zijn gemeente of zijn afgevaardigde;
3° elke verplaatsing beantwoordt aan de voorwaarden opgelegd door de Dienst.
Voor de bedrijven waar alle varkens op bevel werden afgemaakt is de aanvoer van mestbiggen onderworpen aan bijkomende voorwaarden vastgelegd door de Dienst.) <MB 1997-07-05/30, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997>
(§ 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 7 mogen met het oog op hun slachting slachtvarkens van een bedrijf gelegen in de bufferzone, rechtstreeks worden vervoerd naar een aangeduid slachthuis, voor zover :
1° de verantwoordelijke, die slachtvarkens van zijn bedrijf wenst af te voeren, voorafgaandelijk een aanvraag heeft ingediend bij de burgemeester van zijn gemeente of zijn afgevaardigde;
2° het vervoer van de slachtvarkens gebeurt, vanaf de datum bepaald door de dienst, onder dekking van een vervoertoelating afgeleverd door de burgemeester van zijn gemeente of zijn afgevaardigde;
3° elk vervoer van varkens naar het slachthuis voldoet aan de voorwaarden opgelegd door de Dienst.) <MB 1997-07-05/30, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997>
(§ 2bis. In afwijking van de bepalingen van artikel 7, wordt het rechtstreeks vervoer van slachtvarkens afkomstig van bedrijven gelegen buiten de bufferzone naar een slachthuis gelegen binnen deze bufferzone toegelaten voor zover dat de volgende voorwaarden nageleefd worden :
1° het vervoer van slachtvarkens naar slachthuizen gelegen binnen de bufferzone moet gebeuren tussen 5 en 15 uur;
2° het vervoer moet tenminste 24 uur op voorhand gemeld worden aan de politiecommissaris van de gemeente waar het slachthuis van bestemming gelegen is;
3° de vrachtwagen moet verzegeld worden door een afgevaardigde van de gemeente op de plaats van de ingang van de buffer-zone.) <MB 1997-07-05/30, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997>
(§ 2ter. De bepalingen van § 2bis gelden mutadis mutandis voor slachtvarkens uit het intracommunautair handelsverkeer, vergezeld van een geldig oorsprongs- en gezondheidscertificaat.) <MB 1997-07-05/30, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997>
(§ 2quater. De aanvoer van varkens in toepassing van §§ 2bis en 2ter van dit artikel moet verplicht gebeuren langs de wegen aangeduid door de gouverneur van de betrokken provincie.) <MB 1997-07-05/30, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 07-07-1997>
(§ 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 7, mag de aanvoer van fokvarkens in de bedrijven waar alle varkens op bevel werden afgemaakt, opnieuw worden toegestaan onder de volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van het bedrijf van bestemming moet een aanvraag indienen bij het (bestrijdingscentrum), door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier overeenkomstig het model in bijlage II; <MB 1997-08-19/30, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
2° het vervoer van de varkens gebeurt, met een verzegeld voertuig, onder dekking van een vervoertoelating, overeenkomstig het model gevoegd in bijlage III bij dit besluit;
(3° De te vervoeren varkens moeten een gewicht hebben van 80 kg of meer en moeten op het bedrijf van herkomst geboren zijn of er sedert ten minste vier weken verbleven hebben.) <MB 1997-08-19/30, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
4° vóór het laden moet de varkens geïdentificeerd zijn met een erkend oormerk. De gebruikte oormerken moeten een doorlopende reeks vormen;
5° het aantal herkomstbedrijven blijft beperkt tot ten hoogste 10 bedrijven per varkensbeslag;
6° de vervoertoelatingen worden op het bedrijf van bestemming ter beschikking gehouden van de inspecteur-dierenarts;
7° de varkens dienen op het bedrijf te worden aangevoerd binnen een periode van acht dagen;
8° (Opgeheven) <MB 1997-08-19/30, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
9° (Opgeheven) <MB 1997-08-19/30, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>
10° (Opgeheven) <MB 1997-08-19/30, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 21-08-1997>) <MB 1994-07-11/30, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 14-07-1994>
Art.9. <MB 1990-11-16/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 21-11-1990> § 1. De houders van bedrijven gelegen in een schutkring afgebakend rond een haard zijn er toe gehouden om (ten minste eenmaal per week) alle varkens van hun bedrijf te laten onderzoeken door : <MB 1994-10-07/33, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 1994-10-11>
1° de aangenomen dierenarts bedoeld bij het koninklijk besluit van 16 juli 1981 houdende bijzondere maatregelen ter bestrijding van varkenspest in de gebieden waar genoemd koninklijk besluit van toepassing is of;
2° door één aangenomen dierenarts van hun keuze in de andere gebieden.
(De opeenvolgende onderzoeken bedoeld bij deze paragraaf moeten gebeuren met tenminste vier dagen tussentijd.) <MB 1994-10-07/33, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 1994-10-11>
Het certificaat dat door de aangenomen dierenarts wordt afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van § 2, moet door de houder worden neergelegd bij het bestuur van de gemeente waar het bedrijf is gelegen, binnen de achtenveertig uur nadat het werd afgeleverd.
De burgemeester of zijn afgevaardigde dateert en tekent het certificaat in twee exemplaren voor ontvangst, nadat het gemeentebestuur een fotocopie of afschrift van het origineel heeft gemaakt. Het origineel wordt aan de houder terugbezorgd. De gemeente rangschikt de certificaten per bedrijf en houdt ze ter beschikking van de diergeneeskundige Dienst van het Ministerie van Landbouw.
§ 2. De aangenomen dierenarts gaat, bij het bezoek bedoeld in § 1, over tot een klinisch onderzoek en een telling van alle varkens van het bedrijf.
Hij maakt een certificaat, waarvan een model is gevoegd bij dit besluit als bijlage X, op in twee exemplaren. Na ondertekening voor akkoord door de houder, dagtekent en ondertekent hij het certificaat, en voorziet het van zijn stempel. Hij overhandigt het origineel van het certificaat aan de houder. De dubbels van de certificaten worden door de aangenomen dierenarts bijgehouden, gerangschikt per bedrijf. Dagelijks houdt de dierenarts een lijst bij van de bedrijfsbezoeken in chronologische volgorde.
Hij houdt de dubbels en de lijsten ter beschikking van de diergeneeskundige Dienst.
Wanneer de aangenomen dierenarts bij zijn onderzoek onregelmatigheden of ziektetekens vaststelt of wanneer het welzijn van de dieren in het gedrang komt, is hij ertoe gehouden om deze binnen de achtenveertig uren na het onderzoek te melden aan het verbond tot bestrijding van dierenziekten van de provincie waar het bedrijf is gelegen met het formulier waarvan een model als bijlage XI bij dit besluit is gevoegd, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit 10 september 1981 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de klassieke en de Afrikaanse varkenspest.
§ 3. In geval varkenspest wordt vastgesteld op een bedrijf waar niet is voldaan aan de bepalingen van §§ 1 en 2, wordt dit bedrijf ambtshalve als verborgen haard beschouwd.
§ 4. De houders van bedrijven gelegen in een schutkring afgebakend rond een haard moeten op een duidelijke zichtbare plaats nabij de toegang van hun bedrijf een aanplakbrief aanbrengen die bij het gemeentebestuur kan worden afgehaald, met volgende tekst :
OPGELET! VARKENSBEDRIJF : TOEGANG VERBODEN
U bevindt zich in een gebied waar bijzondere maatregelen gelden voor de bestrijding van de varkenspest. Elk kontakt met een varkensbedrijf kan oorzaak zijn van overdracht van besmetting. Daarom is de toegang tot dit bedrijf verboden behoudens bepaalde uitzonderingen. De overtreder stelt zich bloot aan gerechtelijke vervolging of aan administratieve geldboeten.
De houder is verplicht ervoor te zorgen dat de aanplakbrief steeds van zonsopgang tot zonsondergang voldoende leesbaar is.
Art.10. <MB 1990-10-12/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990> Is verboden de uitvoer naar E.E.G.-Lidstaten van :
1° (Opgeheven) <MB 1990-11-16/30, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 21-11-1990>
2° vers vlees van varkens herkomstig uit de bufferzone afgebakend bij de ministeriële besluiten van 9 maart 1990, 6 april 1990 en 28 juni 1990 en geslacht na 25 maart 1990 en voor 21 april 1990 of na 1 juni 1990 en voor 17 augustus 1990;
3° vers vlees van varkens herkomstig uit de bewakingszone afgebakend bij ministerieel besluit van 28 juni 1990 en geslacht voor 7 september 1990;
4° vers vlees van varkens herkomstig uit de bewakingszone afgebakend bij het ministerieel besluit van 6 september 1990 en geslacht vóór 25 september 1990;
5° vers vlees van varkens herkomstig uit de bewakingszone afgebakend bij het ministerieel besluit van 21 september 1990 en geslacht na 1 februari 1990 en vóór 18 oktober 1990;
6° vleesprodukten bereid uit vlees bedoeld sub 2°, 3°, 4° en 5° die niet één van de behandelingen hebben ondergaan bedoeld bij artikel 4, 1 van de richtlijn van de Raad 80/215/E.E.G.
Art.11. § 1. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk III van bovengenoemd koninklijk besluit van 10 september 1981, worden op alle bedrijven waarvan het hoofd van de Diergeneeskundige Dienst, op met redenen omkleed voorstel van de commissie voor varkenspestbestrijding, hierna genoemd " de Commissie ", oordeelt dat zij omwille van hun ligging of omwille van een kontakt met een haard besmet kunnen zijn met het virus van klassieke varkenspest, de varkens opgehaald en voor afmaking afgevoerd door de diensten van het N.I.D.O. op bevel van de inspecteur-dierenarts.
De Diergeneeskundige Dienst bepaalt, in overleg met de diensten van het N.I.D.O., de modaliteiten van het ophalen van de varkens, het afmaken en de vernietiging ervan. Hij kan hiervoor overgaan tot het opvorderen van voertuigen voor het vervoer der levende of afgemaakte dieren.
Het hoofd van de Diergeneeskundige Dienst bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie.
§ 2. Aan de eigenaar van de varkens, die in toepassing van § 1 worden opgehaald, afgemaakt en vernietigd, wordt ten laste van het Fonds voor de gezondheid en de produktie van de dieren, hierna genoemd het " Fonds " een vergoeding toegekend overeenkomstig de artikelen 15, § 1 en 16 van het bovengenoemd koninklijk besluit van 10 september 1981.
Het uitvoeren van de schatting gebeurt binnen de vierentwintig uur voor het ophalen van de varkens.
Art.12. De Diergeneeskundige Dienst mag in alle varkensbestanden monsters nemen of doen nemen, met het oog op de opsporing van de klassieke varkenspest. De inspecteur-dierenarts mag voor het uitvoeren van hoger genoemde staalnamen beroep doen op een aangenomen dierenarts. Voor deze handelingen hebben het personeel van de Diergeneeskundige Dienst en van het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek, de sanitaire ploegen en de aangenomen dierenartsen vrije toegang tot de betrokken bedrijven. De varkenshouders zijn verplicht hulp te verlenen aan de personen aangesteld voor de monstername en ze mogen er zich niet tegen verzetten.
Art.13. Elk transportmiddel in overtreding met de bepalingen van dit besluit wordt in beslag genomen, onverminderd de gerechtelijke vervolgingen ten laste van de overtreder. De levende varkens die in overtreding worden bevonden met de bepalingen van dit besluit worden in beslag genomen en gedood in een destructiebedrijf of in een slachthuis aangeduid door de verbaliserende overheidspersonen en opgehaald en vernietigd door het destructiebedrijf.
Art.14. Alle varkens waar uit serologisch onderzoek blijkt dat er zich één of meer dragers van antistoffen tegen klassieke varkenspest bevinden die geen gevolg zijn van een vaccinatie uitgevoerd in toepassing van het ministerieel besluit van 19 november 1981 houdende reglementering van de vaccinatie tegen klassieke varkenspest, worden op bevel van de inspecteur-dierenarts afgemaakt. In deze bedrijven kan de inspecteur-dierenarts het nemen van bloedmonsters bij alle of een deel van deze varkens bevelen op kosten van de varkenshouder.
In dit geval worden varkens die drager zijn van antistoffen beschouwd als verdacht aangetast en worden zij slechts vergoed tegen vijftig procent van de geschatte waarde, zoals voorzien bij artikel 15, § 1 van hogergenoemd koninklijk besluit van 10 september 1981.
Evenwel wordt de vergoeding van vijftig procent van de geschatte waarde ambtshalve toegepast op alle varkens van het bedrijf ingeval wordt vastgesteld dat de antistoffen het gevolg zijn van een wederrechtelijke vaccinatie tegen de klassieke varkenspest.
Art.15. De inspecteur-dierenartsen, het personeel van het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek, de sanitaire ploegen, de rijkswacht, politie en douane zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 15bis. (Opgeheven) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>
Art.16. Overtredingen op dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Art.17. Niet bij dit besluit voorziene gevallen worden beslecht door het hoofd van de Diergeneeskundige Dienst.
(De inspecteur-dierenarts kan onder de voorwaarden die hij bepaalt, ontheffing verlenen op de bepalingen van artikel 1, §2, en, voor zover het welzijn van de varkens op de bedrijven in het gedrang komt, op de bepalingen van artikel 2, § 2.) <MB 1993-10-29/30, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 04-11-1993>
Art.18. Het ministerieel besluit van 28 juni 1990 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 12 juli 1990, 28 juli 1990, 8 augustus 1990 en 13 augustus 1990 wordt opgeheven.
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 10 september 1990.
Bijlage I.
Art. N1. <MB 1994-01-13/30, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 17-01-1994> Bijlage 1. VERVOERTOELATING.
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15/01/1994, p. 815 tot 816;
gewijzigd bij :
- MB 1994-02-08/30, art. 5, § 2, Inwerkingtreding : 10-02-1994, B.St. 10-02-1994, p. 3502;
- MB 1994-02-18/30, art. 2, § 2, Inwerkingtreding : 22-02-1994, B.St. 22-02-1994, p. 4495;
- MB 1994-03-10/30, art. 1, § 2, Inwerkingtreding : 12-03-1994, B.St. 12-03-1994, p. 6247;
- MB 1994-04-01/30, art. 2, § 2, Inwerkingtreding : 06-04-1994, B.St. 06-04-1994, p. 9132>
Bijlage II.
Art. N2. <ingevoegd bij MB 1994-02-08/30, art. N1, Inwerkingtreding : 1994-02-10> AANVRAAGFORMULIER VOOR HET VERVOER VAN VARKENS. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-02-1994, p. 3503>
gewijzigd bij :
<MB 1994-07-11/30, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 14-07-1994; B.St. 14-07-1994, blz. 18579>
Bijlage III.
Art. N3. <ingevoegd bij MB 1994-02-08/30, art. N2, Inwerkingtreding : 1994-02-10> Vervoertoelating voor het vervoer van biggen/forvarkens naar een bedrijf gelegen in het herbevolkingsgebied of naar een bedrijf waar alle varkens werden opgeruimd intoepassing van artikel 2, §§ 3 en 4 van het ministerieel besluit van 6 september 1990, houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-02-1994, p. 3504 tot 3505>
gewijzijgd bij :
<MB 1994-07-11/30, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 14-07-1994; B.St. 14-07-1994, blz. 18579>
Bijlage IV.
Art. N4. Toelating tot vervoer van biggen in de bufferzone in toepassing van artikel 8, § 1, van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17163>
Bijlage V.
Art. N5. (Opgeheven) <MB 1990-09-21/30, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 25-09-1990>
Bijlage VI.
Art. N6. (Opgeheven) <MB 1990-10-12/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990>
Bijlage VII.
Art. N7. Certificaat van negatief serologisch onderzoek in toepassing van artikel 8, § 4, van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17173>
Bijlage VIII.
Art. N8. (Toelating tot vervoer van slachtvarkens in gebied E van de bufferzone in toepassing van artikel 8, § 4, van het ministerieel besluit van 6 september 1990.) <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17175> <Erratum : zie B.St. 13-10-1990, p. 19728> <Gewijzigd bij MB 21-09-1990, art. 11, B.St. 22-09-1990, p. 18178>
Bijlage IX.
Art. N9. Oorsprongscertificaat in toepassing van artikel 8, § 5 van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17177> <Erratum : zie B.St. 13-10-1990, p. 19728>
Bijlage X.
Art. N10. Certificaat in toepassing van artikel 9 van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17179>
Bijlage XI.
Art. N11. Meldingsformulier in toepassing van artikel 9 van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07/09/1990, p. 17181>
Bijlage XII.
Art. N12. (Opgeheven) <MB 1990-10-12/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990>
Bijlage XIII.
Art. N13. (Opgeheven) <MB 1990-10-12/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990>
Bijlage XIV.
Art. N14. Toelating tot vervoer van fokvarkens naar een bedrijf gelegen in zone F toepassing van artikel 8bis, § 2, van het ministerieel besluit van 6 september 1990. <Ingevoegd bij MB 1990-10-12/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 17-10-1990> <Niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 13-10-1990, p. 19726>
Bijlage XV.
Art. N15. Register voor bezoeken op het bedrijf. <ingevoegd bij MB 1994-04-28/30, art. N1, Inwerkingtreding : 1994-05-05> <Niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 30-04-1994, p. 11579> <Gewijzigd bij MB 1997-03-28/30, art. 5; Inwerkingtreding : 02-04-1997; zie B.St. 02-04-1997, p. 7704>
Bijlage XVI.
Art. N16. Register van bedrijfsbezoeken. <ingevoegd bij MB 1994-04-28/30, art. N2, Inwerkingtreding : 1994-05-05> <Niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 30-04-1994, p. 11581>
Bijlage XVII.
Art. N17. Melding. (Opgeheven) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>
Bijlage XVIII.
Art. N18. Attest. (Opgeheven) <MB 1998-05-08/30, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 28-05-1998>