Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 DECEMBER 1990. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1990 en tekstbijwerking tot 09-11-1996)



Inhoudstafel:


Art. 1-8, 8bis, 9-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1996000565 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan onder :
  1° (- de wet : wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten;
  - het koninklijk besluit : koninklijk besluit van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen.) <KB 1996-10-28/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  2° leidend personeel : de personen bedoeld in artikel 5, eerste lid van de wet;
  3° uitvoerend personeel : de personen bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet.

Art.2. Niemand kan de werkelijke leiding van een beveiligingsonderneming waarnemen of effectief als uitvoerend personeel de in artikel 1, § 3 van de wet bepaalde activiteiten uitoefenen, tenzij hij het bewijs levert dat hij met vrucht de in dit besluit geregelde opleiding heeft beëindigd in een door de Minister van Binnenlandse Zaken erkende instelling.
  (Het personeel dat op datum van de erkenning in dienst is bij de onderneming, dient de basisopleidingen, voorzien in artikelen 3, 5 en 6 van het koninklijk besluit, met vrucht te hebben beëindigd binnen de negen maand na het bekomen van de erkenning.) <KB 1996-10-28/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>

Art.3. <KB 1996-10-28/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996> Het leidinggevend personeel dient een specifieke opleiding te volgen van minimum 45 uren die minstens uit de volgende vakken bestaat :
  1° algemene beveiligingsfilosofie en risicomanagement (beveiliging, beveiligingsmethoden en -technieken, beveiligingsindustrie) : 15 uren, waarvan 6 uren praktische oefeningen;
  2° recht (meer bepaald reglementering van de sector, onderhoudscontracten, verzekeringen, aansprakelijkheid, lokale reglementeringen) : 12 uren waarvan 3 uren praktische oefeningen;
  3° personeelsselectie : 3 uren;
  4° projecteringsoefeningen : 12 uren;
  5° deontologie, rechten en plichten : 3 uren.
  Bovendien dient het te slagen in een proef waaruit de beroepskennis blijkt.

Art.4. § 1. (Om te kunnen aangeworven worden dient het uitvoerend personeel een medisch onderzoek te doorstaan waaruit de lichamelijke geschiktheid blijkt voor de activiteit waarvoor de persoon solliciteert.) <KB 1996-10-28/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  § 2. (Dit onderzoek) en de manier waarop (het resultaat) ervan geëvalueerd worden, worden vastgelegd in een reglement dat de onderneming ter goedkeuring aan de Minister van Binnenlandse Zaken voorlegt. <KB 1996-10-28/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>

Art.5. <KB 1996-10-28/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996> Het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de conceptie van alarmsystemen en -centrales dient een opleiding te volgen van minimum 45 uren die minstens uit de volgende vakken bestaat :
  1° algemene vakken : 21 uren onderverdeeld als volgt :
  - beveiligingsfilosofie : 3 uren;
  - verzekeringen : 3 uren;
  - risico-analyse : beveiligingstheorie : 3 uren;
  - lokale reglementeringen : 3 uren;
  - reglementering van de sector : 3 uren;
  - risico-beheersplan : 3 uren;
  - risico-praktijk : 3 uren;
  2° organisatorische en bouwkundige beveiliging : 6 uren;
  3° elektronische beveiliging : 9 uren meer bepaald inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking, projecteringsoefeningen;
  4° voorstelling van beveiligingsmateriaal : 9 uren.

Art.6. (Het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de installatie en het onderhoud van alarmsystemen en -centrales dient een opleiding te volgen van minimum 45 uren, die uit de volgende vakken bestaat :
  1° wetgeving, rechten en plichten, deontologie : 6 uren;
  2° organisatorische en bouwkundige beveiliging : 3 uren;
  3° elektronische beveiliging : 24 uren met o.m. inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking, projecteringsoefeningen, voorstelling van beveiligingsmateriaal;
  4° praktische oefeningen (installatie en onderhoud van alarmsystemen en -centrales) : 12 uren.) <KB 1996-10-28/37, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  (Lid 2 opgeheven) <KB 1996-10-28/37, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>

Art.7. Indien een beveiligingsonderneming bestaat uit maximum vijf personen, leidend en uitvoerend personeel tezamen gerekend, moet het leidend personeel dat zelf ook activiteiten van conceptie, installatie of onderhoud van alarmsystemen uitoefent, eveneens de hiervoren beschreven opleiding voor het uitvoerend personeel volgen.

Art.8. <KB 1996-10-28/37, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996> § 1. Om te slagen in de in dit besluit voorziene examens en proeven, moet minimum 50 % van de punten behaald worden voor elk gedoceerd vak en minimum 60 % van de punten voor het totaal van de geëxamineerde vakken.
  § 2. Diegene die met vrucht respectievelijk de in artikelen 3, 5 en 6 van het koninklijk besluit bepaalde opleiding heeft beëindigd, bekomt respectievelijk een getuigschrift met de benaming "certificaat van opleiding van leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming", "certificaat van kwalificatie en opleiding inzake conceptie van alarmsystemen en -centrales" en "certificaat van kwalificatie en opleiding inzake installatie en onderhoud van alarmsystemen". De certificaten vermelden de datum van afgifte en zijn geldig voor een termijn van vijf jaar, vanaf de datum van afgifte. De opleidingsinstellingen zijn verplicht deze binnen de dertig dagen af te leveren aan de cursisten.
  § 3. Indien niet geslaagd wordt in respectievelijk de in artikelen 3, 5 en 6 van het huidig besluit voorziene opleiding, kan de kandidaat, indien hij bij de eerste examenreeks een gemiddelde van 50 % heeft behaald, vrijgesteld worden van alle vakken waarvoor hij 60 % heeft behaald. Deze vrijstellingen dienen door de opleidingsinstelling toegestaan te worden, die voor elk afzonderlijk geval over een appreciatiebevoegdheid beschikt.

Art. 8bis. <Ingevoegd bij KB 1996-10-28/37, art. 8; Inwerkingtreding : 09-11-1996> § 1. Om de vernieuwing van het in artikel 8 bedoelde certificaat voor een nieuwe periode van vijf jaar te kunnen bekomen, dient zowel het leidinggevend als het uitvoerend personeel dat de basisopleidingen zoals voorzien in artikelen 3, 5 en 6 van het koninklijk besluit heeft gevolgd, een bijscholingscursus te volgen bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken erkende opleidingsinstelling binnen de zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsdatum van voornoemd certificaat.
  De beveiligingsondernemingen dienen bij het indienen van hun aanvraag tot vernieuwing van hun erkenning, te bewijzen dat hun personeel, zowel leidinggevend als uitvoerend, voldoet aan de opleidings- en bijscholingsvoorwaarden.
  § 2. Voor het leidinggevend personeel omvat de bijscholingscursus van minimum 6 uren volgende vakken :
  1° recht (meer bepaald evolutie van de wetgeving en van de reglementering van de sector) : 3 uren;
  2° praktische oefeningen : 3 uren.
  § 3. Voor het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de conceptie van alarmsystemen en -centrales omvat de bijscholingscursus van minimum 12 uren minstens volgende vakken :
  1° recht (meer bepaald evolutie van de wetgeving en van de reglementering van de sector) : 3 uren;
  2° risico-analyse : 3 uren;
  3° elektronische beveiliging : 3 uren;
  4° praktische oefeningen : 3 uren.
  § 4. Voor het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de installatie en het onderhoud van alarmsystemen en -centrales omvat de bijscholingscursus van minimum 12 uren minstens volgende vakken :
  1° deontologie, rechten en plichten : 3 uren;
  2° elektronische beveiliging : 3 uren;
  3° praktische oefeningen (installatie en onderhoud van alarmsystemen) : 6 uren.
  § 5. Diegene die respectievelijk de in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel bepaalde bijscholingscursussen zonder enige afwezigheid heeft gevolgd, bekomt respectievelijk een getuigschrift met de benaming "getuigschrift van bijscholingscursus van leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming", "getuigschrift van bijscholingscursus inzake conceptie van alarmsystemen en -centrales en "getuigschrift van bijscholingscursus inzake installatie en onderhoud van alarmsystemen". De getuigschriften vermelden de datum van afgifte en zijn geldig voor een termijn van vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

Art.9. <KB 1996-10-28/37, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996> § 1. Om te kunnen worden erkend voor nieuwe periodes van vijf jaar, dienen de beveiligingsondernemingen zowel hun leidinggevend als hun uitvoerend personeel dat ingevolge artikel 22, § 3 van de wet vrijgesteld was van de basisopleiding, een eerste bijscholingscursus te laten volgen binnen de zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsdatum van hun erkenning.
  Deze bijscholing dient gevolgd te worden in een door de Minister van Binnenlandse Zaken erkende opleidingsinstelling.
  § 2. Voor het leidinggevend personeel omvat de bijscholingscursus van minimum 12 uren ten minste volgende vakken :
  1° algemene beveiligingsfilosofie en risicomanagement : 3 uren;
  2° deontologie, rechten en plichten : 3 uren;
  3° recht (meer bepaald evolutie van de wetgeving en van de reglementering van de sector) : 3 uren;
  4° organisatie en bouwkundige beveiliging : 3 uren.
  § 3. Voor het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de conceptie van alarmsystemen en -centrales, omvat de bijscholingscursus van minimum 24 uren minstens volgende vakken :
  1° algemene beveiligingsfilosofie en risicomanagement : 3 uren;
  2° recht (meer bepaald evolutie van de wetgeving en van de reglementering van de sector) : 6 uren;
  3° organisatie en bouwkundige beveiliging : 6 uren;
  4° electronische beveiliging : 6 uren;
  5° praktische oefeningen : 3 uren.
  § 4. Voor het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de installatie en het onderhoud van alarmsystemen en -centrales, omvat de bijscholingscursus van minimum 24 uren minstens volgende vakken :
  1° recht en deontologie : 6 uren;
  2° elektronische beveiliging : 6 uren;
  3° praktische oefeningen : 12 uren.
  § 5. Diegene die zonder enige afwezigheid respectievelijk de in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel bepaalde bijscholingscursussen heeft gevolgd, bekomt respectievelijk een certificaat met de benaming "certificaat van bijscholingscursus van leidinggevend personeel van een beveiligingsonderneming", "certificaat van bijscholingscursus inzake conceptie van alarmsystemen en -centrales" en "certificaat van bijscholingscursus inzake installatie en onderhoud van alarmsystemen". De certificaten vermelden de datum van afgifte en zijn geldig voor een termijn van vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

Art.10. (...) <KB 1996-10-28/37, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  (§ 1.) Ongeacht de opleidingsinstelling mag niemand zich voor de toepassing van dit besluit georganiseerde examens meer dan viermaal aanmelden, met inbegrip van de herexamens die ten laatste twee maanden na het afleggen van het laatste examen van een vorige examenzitting moeten georganiseerd worden. De herexamens kunnen afgelegd worden zonder dat de kursussen opnieuw moeten gevolgd worden. <KB 1996-10-28/37, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  (§ 2.) De aanwezigheid in de lessen van personeelsleden van beveiligingsondernemingen die de in dit besluit bepaalde opleiding volgen en de deelname aan de daaropvolgende examens worden beschouwd als normale dienstprestaties. <KB 1996-10-28/37, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>

Art.11. § 1. (Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt een "Commissie opleiding van de beveiligingsondernemingen" opgericht die als volgt is samengesteld :
  1° de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt;
  2° een vertegenwoordiger van het "Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen" en een vertegenwoordiger van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les PME";) <KB 1996-10-28/37, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  3° een vertegenwoordiger van de rijkswacht;
  4° een vertegenwoordiger van de gemeentepolitie;
  5° drie leden voorgedragen door de organisaties die de beveiligingssector vertegenwoordigen;
  6° een vertegenwoordiger van de erkende opleidingsinstellingen.
  Voor elke vertegenwoordiger wordt een plaatsvervanger aangeduid.
  § 2. (Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie). <KB 1996-10-28/37, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  § 3. De leden worden benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken voor een termijn van vijf jaar.
  Hun mandaat is vernieuwbaar.
  Het plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid dat verhinderd is.
  Het mandaat van de leden en van de plaatsvervangende leden eindigt bij hun ontslag.
  Het mandaat van de leden en van de plaatsvervangende leden die benoemd zijn na de vernieuwing van de Commissie eindigt bij de volgende vernieuwing ervan.
  § 4. (De "Commissie opleiding van de beveiligingsondernemingen" heeft tot opdracht de Minister van Binnenlandse Zaken te adviseren omtrent :
  1° nadere detaillering van de in de artikelen 3, 5, 6, 8, 8bis en 9 van het koninklijk besluit voorziene lessenprogramma's;) <KB 1996-10-28/37, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>
  2° de erkenning van de opleidingsinstellingen en van hun lessenprogramma's;
  3° de toepassing van dit besluit en het voorstellen van eventuele wijzigingen ervan.

Art.12. § 1. De Minister van Binnenlandse Zaken kan de erkenning van één of meer cursussen van het lessenprogramma van een erkende opleidingsinstelling, na advies van de commissie opleiding beveiligingsondernemingen, intrekken.
  De verantwoordelijken van de opleidingsinstellingen bezorgen jaarlijks aan de commissie opleiding een verslag betreffende het vorige schooljaar dat alle nuttige inlichtingen bevat omtrent het programma en de organisatie van de cursussen, de aangewende methoden, de namen en de titels van de lesgevers, de voorzieningen voor de cursisten en het financieel plan.
  § 2. Alle faciliteiten worden verleend aan de met het toezicht op de wet belaste ambtenaren en aan de leden van de commissie opleiding voor de uitoefening van het toezicht en voor het nazicht van de gegevens van het verslag, zoals de toegang tot de lokalen en de documenten, contact met de inrichters, de lesgevers en de cursisten.
  § 3. Alle voorgenomen wijzigingen aan het oorspronkelijk of vorig programma worden vooraf ter kennis van de commissie opleiding gebracht.

Art.13. Om te kunnen erkend worden dient een opleidingsinstelling aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° de rechtspersoonlijkheid hebben;
  2° een lessenprogramma verstrekken dat door de Minister van Binnenlandse Zaken goedgekeurd is en dat minstens het minimumprogramma omvat zoals voorzien in dit besluit;
  3° enkel lesgevers tewerkstellen die :
  a) niet veroordeeld zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, of tot een lagere gevangenisstraf wegens diefstal, afpersing, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting of bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek bepaalde misdrijven;
  b) geen strafrechtelijke veroordelingen, administratieve geldboeten, schorsing of intrekking van een toelating of erkenning in toepassing van de wet of haar uitvoeringsbesluiten hebben opgelopen;
  4° beschikken of kunnen beschikken over voldoende accomodatie voor het verstrekken van het in dit besluit geregeld theoretisch en praktisch onderricht en voor wat het praktisch onderricht betreft beschikken over of ten minste bewijzen dat ze beroep kunnen doen op een laboratorium dat zodanig uitgerust is dat elke leerling er zelf proefnemingen kan doen;
  5° zich onderwerpen aan de inspectie georganiseerd door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Art.14. Met de vraag om erkenning zoals bedoeld in artikel 13 moeten de volgende gegevens of documenten meegestuurd worden :
  1° statuten en huishoudelijk reglement van de opleidingsinstelling;
  2° gedetailleerde programma's van de lessen en van de erkende beveiligingsondernemingen waar de practische stage zal doorgaan;
  3° modaliteiten betreffende de organisatie van de lessen en de examens;
  4° samenstelling van het lerarenkorps;
  5° regels inzake samenstelling van de examencommissie;
  6° vereist minimumcijfer voor het behalen van het getuigschrift;
  7° de bedragen van inschrijvings- en collegegeld.
  (8° de modaliteiten inzake organisatie van de bijscholingscursus en inzake het afleveren van de deelnamecertificaten aan deze cursus.) <KB 1996-10-28/37, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1996>

Art.15. De opleidingsinstelling stelt de Minister van Binnenlandse Zaken onverwijld in kennis van elke wijziging van de in artikel 14 bepaalde gegevens.

Art.16. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1991, met uitzondering van artikel 2 dat in werking treedt op 29 mei 1991.

Art. 17. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.