11 APRIL 1989. - Wet houdende goedkeuring en uitvoering van diverse Internationale Akten inzake de zeevaart. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-03-1999 en tekstbijwerking tot 06-05-2022)
HOOFDSTUK I. - GOEDKEURING VAN INTERNATIONALE AKTEN.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - VERVANGING IN HET WETBOEK VAN KOOPHANDEL, BOEK II, TITEL II, VAN DE ARTIKELEN 46 TOT 53.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - ANDERE WIJZIGINGEN IN HET WETBOEK VAN KOOPHANDEL.
Art. 3-9
HOOFDSTUK IV. - BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE VAARTUIGEN.
Art. 10-11
HOOFDSTUK V. - SCHEEPVAARTONGEVALLEN.
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 13
Art. 13 Vlaams Gewest
Art. 14
Art. 14 Vlaams Gewest
Art. 15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 17
Art. 17 Vlaams Gewest
Art. 18
Art. 18 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VI. - WIJZIGINGEN.
Art. 19-24
HOOFDSTUK VII. - MACHTIGING TOT COORDINATIE EN INWERKINGTREDING.
Art. 25-26, N
1971121750 1974121350 1976111952 1992014252 2000003484 2000003486 2011009022 2014035034 2016035708
HOOFDSTUK I. - GOEDKEURING VAN INTERNATIONALE AKTEN.
Artikel 1. De volgende internationale akten zullen volkomen uitwerking hebben :
a) het Verdrag betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid inzake het vervoer over zee van nucleaire stoffen, opgemaakt te Brussel op 17 december 1971; <zie CN : 1971-12-17/30>
b) het Protocol bij het Internationaal Verdrag van 1969 op de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 19 november 1976; <voor het Verdrag zie CN : 1969-11-29/31>
c) het Verdrag betreffende de beperking van de aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, opgemaakt te Londen op 19 november 1976, behalve de leden d en e van paragraaf 1 van artikel 2 van dit verdrag; <zie CN : 1976-11-19/32>
d) het Verdrag betreffende het vervoer over zee van passagiers en hun reisgoed, opgemaakt te Athene op 13 december 1974 en zijn Protocol, opgemaakt te Londen op 19 november 1976. <voor het Verdrag zie CN : 1974-12-13/30>
HOOFDSTUK II. - VERVANGING IN HET WETBOEK VAN KOOPHANDEL, BOEK II, TITEL II, VAN DE ARTIKELEN 46 TOT 53.
Art.2. <Wijzigingsbepalingen van de artikelen 46 tot 53 van Boek II, Titel II, van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
HOOFDSTUK III. - ANDERE WIJZIGINGEN IN HET WETBOEK VAN KOOPHANDEL.
Art.3. <Wijzigingsbepaling van het artikel 23, § II, tweede lid, van Boek II van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
Art.4. <Wijzigingsbepaling van het artikel 54 van Boek II, titel II, van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
Art.5. <Wijzigingsbepalingen van het artikel 91 A. van Boek II, Titel II, van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>.
Art.6. <Wijzigingsbepaling van artikel 138, tweede lid van Boek II, Titel III van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
Art.7. <Opheffingsbepaling van het artikel 167, tweede lid van Boek II, Titel IV van Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>.
Art.8. <Wijzigingsbepaling van het artikel 266 van Boek II, Titel IX van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
Art.9. <Wijzigingsbepaling van het artikel 273, van Boek II, titel X, van het Wetboek van Koophandel; zie CN : 1879-08-21/30>
HOOFDSTUK IV. - BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE VAARTUIGEN.
Art.10.
<Opgeheven bij W 2019-05-08/14, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.11.
<Opgeheven bij W 2019-05-08/14, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK V. - SCHEEPVAARTONGEVALLEN.
Art.12.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° eigenaar van het vaartuig : de eigenaar, de bevrachter en de reder van een vaartuig, alsmede degene in wiens handen de exploitatie daarvan is gelegd.
2° scheepvaartweg : de waterweg die gewoonlijk door de scheepvaart wordt gebruikt.
3° overheid : de openbare overheid of haar gemachtigde zoals vermeld in het politie- of scheepvaartreglement voor de scheepvaartweg, de haven of de territoriale zee.
[1 In de territoriale zee en de exclusieve economische zone is dit hoofdstuk niet van toepassing op de vaartuigen, wrakken, wrakstukken, gezonken tuigen of voorwerpen die geen aantasting van de bereikbaarheid van de Belgische havens en waterwegen vormen. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Belgisch Scheepvaartwetboek.]1
----------
(1)<W 2019-05-08/14, art. 78, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.12_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 156, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.13.De eigenaar, de kapitein of de schipper van een vaartuig dat aan de grond gelopen of gezonken is, moet dit vaartuig - met inbegrip van alles wat zich aan boord bevindt of heeft bevonden, inzonderheid de lading - vlot brengen en verwijderen naar de daartoe door de overheid aangewezen plaats.
Het lichten en verwijderen van de lading moet geschieden met inachtneming van de maatregelen die worden opgelegd door de wetten en reglementen inzonderheid degene die betrekking hebben op de opruiming van gevaarlijke of schadelijke stoffen.
De Overheid kan daartoe verplichtingen, ondermeer een termijn opleggen.
De vorige leden gelden ook ten aanzien van alles wat vanop een vaartuig in het water is terecht gekomen.
Wrakken, wrakstukken, gezonken tuigen of voorwerpen moeten volgens dezelfde verplichtingen door hun respectieve eigenaars gelicht en buiten het openbaar domein verwijderd worden.
([1 In]1 het geval de veiligheid van de scheepvaart in [1 de territoriale zee of de exclusieve economische zone]1 in gevaar wordt gebracht, heeft de eigenaar van een vaartuig dat aan de grond is gelopen of gezonken is, de verplichting zijn wrak, de wrakstukken, de gezonken tuigen, de lading, de aan boord aanwezige schadelijke stoffen of voorwerpen te lichten en [1 ...]1 te verwijderen [1 ...]1.) <W 1999-01-20/33, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 22-03-1999>
De uitvoering van de voormelde verplichtingen kan niet worden verhinderd door enig beslag- of dwangmaatregel.
----------
(1)<W 2019-05-08/14, art. 79, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.13_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 157, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.14.Als niet voldaan is aan artikel 13 of in spoedgevallen waarover de overheid oordeelt of als de eigenaar, de kapitein of de schipper onbekend zijn, kan de overheid ambtshalve en op risico van de eigenaar en van de persoon die aansprakelijk gehouden wordt voor de gebeurtenis waardoor het vaartuig gezonken of gestrand is :
a) een gezonken, vergaan, gestrand of verlaten vaartuig, daarbij inbegrepen alles wat zich aan boord bevindt of heeft bevonden, vlot brengen, verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken,
b) de lading van het vaartuig verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken,
c) het reeds geborgen of verwijderde vaartuig, wrak of lading uit de territoriale zee of van het openbaar domein wegruimen,
d) alle andere nodige maatregelen treffen voor de veiligheid, de vrijheid van de scheepvaart, de vrijwaring van het regime van de scheepvaartweg of de instandhouding ervan.
(e) [1 ...]1.) <W 1999-01-20/33, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 22-03-1999>
De uitoefening van de bevoegdheden, aan de overheid door dit artikel gegeven, kan niet worden verhinderd door enige beslag- of dwangmaatregel.
Het besluit van de overheid om, ten aanzien van een vaartuig, gebruik te maken van de prerogatieven vermeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt overeenkomstig het politiereglement betreffende de scheepvaartweg, de haven of de territoriale zee.
In spoedgevallen waarover de overheid oordeelt, kan deze bekendmaking achterwege gelaten worden.
Zodra het besluit van de overheid werd bekendgemaakt, is het verboden het op te ruimen vaartuig, de voorwerpen of goederen te verwijderen zonder vergunning van de overheid. Deze vergunning wordt niet geweigerd voor de scheepspapieren en de persoonlijke bezittingen van de kapitein, de bemanningsleden en de passagiers.
[1 ...]1
----------
(1)<W 2019-05-08/14, art. 80, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.14_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 158, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.15.Vóór elke uitvoering van de in artikel 14 vermelde maatregelen of verrichtingen kan de bevoegde overheid eisen dat de eigenaar of enige persoon van wie de aansprakelijkheid in het geding kan komen of, rechtstreeks, dat de verzekeraar van hun respectieve aansprakelijkheid, haar de som voorschiet die zij voldoende acht om de kosten van die maatregelen of verrichtingen te dekken.
Voor de eigenaar van het gestrande of gezonken vaartuig en voor die van het vaartuig waarvan de aansprakelijkheid in het geding kan komen, alsmede voor hun respectieve verzekeraar mag deze som niet meer bedragen dan die waartoe de betrokken eigenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken op grond van artikel 18.
Het voorschieten kan, zonder lasten voor de overheid, vervangen worden door het stellen van een garantie die de overheid aanvaardbaar en toereikend acht.
De garantie is aanvaardbaar als haar bedrag werkelijk beschikbaar is en vrij overdraagbaar is zodra zij gesteld is.
De garantie is toereikend als haar bedrag overeenstemt met de som vermeld in het eerste of het tweede lid.
De som voorgeschoten of de garantie gegeven door één van de personen waarvan de aansprakelijkheid in het gedrang kan komen dan wel door zijn verzekeraar, wordt geacht te zijn voorgeschoten of gegeven door al die personen.
De voorgeschoten som en eventueel de garantie, mogen door de overheid worden aangewend voor de financiering van de uitvoering der maatregelen en verrichtingen waarvan sprake in artikel 14.
De voorgeschoten som en de garantie zijn uitsluitend bestemd voor de voldoening van de vorderingen van de overheid betreffende de kosten vermeld in artikel 16. Zij zijn niet vatbaar voor beslag op verzoek van andere schuldeisers.
Het vonnis dat na het voorschieten van de som of het verlenen van de garantie, het faillissement uitspreekt, [1 uitspraak doet over de homologatieaanvraag van het reorganisatieplan of dat de overdracht onder gerechtelijk gezag beveelt,]1 van degene die de som heeft voorgeschoten of de garantie gesteld, heeft geen gevolg voor die som of die garantie.
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
Art.15_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 159, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.16. Degene die aansprakelijk is voor de gebeurtenis waardoor het vaartuig is gezonken of gestrand en - bij gebreke van zulke aansprakelijke - de eigenaar vermeld in artikel 13, is aan de overheid de betaling verschuldigd van de kosten die voor deze overheid voortvloeien uit de ambtshalve, krachtens artikel 14 bevolen maatregelen en uitgevoerde verrichtingen.
De in het vorige lid vermelde kosten zijn bevoorrecht op de bedragen die, wegens het verlies van het vaartuig of wegens de gebeurtenis waardoor het vaartuig is gestrand of gezonken, verschuldigd zijn door de verzekeraars van de eigen schade of van de aansprakelijkheid van de personen die krachtens artikel 15 of onderhavig artikel, schuldenaar zijn van de overheid.
De overheid mag deze verzekeraars rechtstreeks aanspreken.
Geen betaling door deze verzekeraars bevrijdt zolang de vorderingen van de overheid niet werden voldaan.
Art.16_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 160, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.17.§ 1. De overheid die gebruik maakt van een of meer der bevoegdheden haar opgedragen door artikel 14, kan het vaartuig, het wrak, de wrakstukken, gezonken tuigen of voorwerpen evenals de lading vasthouden en in beslag nemen.
De Overheid die vermoedt schade te hebben geleden door de schuld van een vaartuig, kan elk vaartuig waarvan de aansprakelijkheid in het gedrang kan komen, vasthouden en in beslag nemen.
De ambtenaren belast met het vasthouden of in beslag nemen worden aangewezen door de politie- of scheepvaartreglementen vermeld in artikel 12, 3°.
Het in beslag genomen vaartuig of goed wordt vrijgegeven :
1° als, voor de vorderingen vermeld in artikel 16, de som is voorgeschoten of de garantie gesteld, zoals bepaald in artikel 15;
2° als, voor de vorderingen van de overheid waarvoor rechtens de beperking van de aansprakelijkheid zou kunnen ingeroepen worden, het beperkingsfonds gevormd is waarop die vorderingen kunnen verhaald worden;
3° als, voor de overige vorderingen, een garantie is gesteld die beantwoordt aan de voorschriften ter zake van artikel 15.
De overheden die een vaartuig, wrak of een ander goed hebben laten verwijderen of die schuldeiser zijn voor schade veroorzaakt door de schuld van een vaartuig, hebben in geval van niet betaling het recht, het vaartuig, wrak of de andere goederen, daaronder begrepen de lading, te verkopen en zich bij voorrang op elke andere schuldeiser, te betalen uit de prijs.
De rest van de opbrengst van de verkoop wordt in de Deposito- en Consignatiekas gestort ten name van de eigenaars, indien deze gekend zijn, of van degene die van zijn rechten zal doen blijken.
Als schade geleden door de Overheid worden inzonderheid aangemerkt :
1° schade aan kunstwerken of aan havens, dokken, scheepvaartwegen, alsmede aan hulpmiddelen bij de navigatie - zelfs in volle zee gelegen - waarvoor een overheid instaat.
2° de kosten van maatregelen genomen ter voorkoming of vermindering van schade alsmede deze van verdere, door zulke maatregelen veroorzaakte schade.
3° schade aangericht bij de uitvoering van de artikelen 13 en 14.
4° de kosten vermeld in artikel 16.
(5° [1 ...]1) <W 1999-01-20/33, art. 76, 1°, 002; Inwerkingtreding : 22-03-1999>
§ 2. Als het geredde vaartuig of de opgehaalde wrakken, lading, tuigen of voorwerpen door hun respectieve eigenaar niet worden teruggenomen, kan de overheid ze verkopen.
Daartoe laat de overheid, onverminderd § 4, vóór de verkoop in twee nieuwsbladen van de plaats en met vijftien dagen tussentijd, twee mededelingen van de verrichte berging verschijnen, met opgave van de merken en kentekens van de voorwerpen en met het verzoek tot elke rechthebbende, van zijn rechten te doen blijken en de kosten van de berging te betalen binnen de dertig dagen te rekenen van de datum van verschijning van de laatste mededeling.
Na het verstrijken van die termijn verkoopt de overheid het geredde vaartuig of de opgehaalde wrakken, lading, tuigen of voorwerpen.
De opbrengst van de verkoop wordt in de Deposito- en Consignatiekas gestort ten name van degene die van zijn rechten zal doen blijken, onder aftrek van de door de overheid gemaakte kosten.
§ 3. De bedragen die bij toepassing van de vorige paragrafen in de Deposito- en Consignatiekas werden gestort, vervallen aan de bevoegde overheid na verloop van één jaar te rekenen van de datum van de storting, als binnen die periode niemand van zijn rechten heeft doen blijken.
§ 4. Is de geborgen lading aan bederf onderhevig of reeds beschadigd, of is van hetgeen geborgen is een grotere netto opbrengst bij onderhandse verkoop te verwachten, een en ander ter beoordeling van de betrokken overheid, dan kan de verkoop geheel of gedeeltelijk onderhands geschieden, zonder dat de in § 2 vermelde publiciteits- en termijnvoorwaarden moeten worden nageleefd.
§ 5. (Wordt gestraft met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot één jaar en met een geldboete van vijfhonderd frank tot twee miljoen frank of met één van deze straffen, degene die :
1° de artikelen 13 tot 16 van deze wet overtreedt;
2° de besluiten die ter uitvoering van de artikelen 13 tot 16 van deze wet zijn genomen, overtreedt.) <W 1999-01-20/33, art. 77, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-03-1999>
----------
(1)<W 2019-05-08/14, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.17_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 161, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
Art.18. De eigenaar van een zeegaand schip, die - op grond van artikel 16 - schuldenaar is van de betaling van de kosten, kan daarbij zijn aansprakelijkheid beperken tot de volgende bedragen :
1° Voor zijn schip van niet meer dan 500 ton : tot (370.000 EUR). <KB 2000-07-20/54, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2° Voor zijn schip van meer dan 500 ton wordt het onder 1° vermelde bedrag vermeerderd met :
- (445 EUR) per ton voor elke toename van de tonnenmaat met één ton van 501 tot en met 6 000 ton; <KB 2000-07-20/54, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
- (175 EUR) per ton voor elke toename van de tonnenmaat met één ton van 6 001 tot 70 000 ton; <KB 2000-07-20/54, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
- (125 EUR) voor elke toename van de tonnenmaat met één ton boven 70 000 ton. <KB 2000-07-20/54, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De verzekeraar van voormelde eigenaar kan zich op dezelfde beperking beroepen.
De Koning is bevoegd om de voormelde bedragen ten allen tijde aan te passen, rekening houdend met de economische toestand.
De aansprakelijke eigenaar is niet gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken als bewezen werd dat de schade het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat zodanige schade er waarschijnlijk zou uit voortvloeien.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder tonnenmaat verstaan, voor de zeegaande schepen onderworpen aan het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969 : de brutotonnenmaat berekend overeenkomstig de voorschriften van meting, vervat in Bijlage I van dat Verdrag.
Voor de overige zeegaande schepen bepaalt de Koning de aansprakelijkheidsgrenzen alsmede de criteria en de grondslag van hun berekening.
Art.18_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2022-01-21/23, art. 162, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
HOOFDSTUK VI. - WIJZIGINGEN.
a) in de wet van 13 april 1965 op de zeebrieven;
b) in het Gerechtelijk Wetboek;
c) in de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade voor verontreiniging door olie, en van de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969.
Art.19. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van de wet van 13 april 1965 op de zeebrieven; zie CN : 1965-04-13/32>
Art.20. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, en van de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969; zie CN : 1976-07-20/31>
Art.21. <Wijzigingsbepalingen van de artikelen 11 en 13 van de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, en van de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969; zie CN : 1976-07-20/31>
Art.22. <Wijzigingsbepaling van het artikel 569, eerste lid, 21°, van het Gerechtelijk Wetboek; zie CN : 1967-10-10/03>
Art.23. <Wijzigingsbepalingen van de artikelen 585 en 627 van het Gerechtelijk Wetboek; zie CN : 1967-10-10/03>
Art.24. <Wijzigingsbepaling van het artikel 588 van het Gerechtelijk Wetboek; zie CN : 1967-10-10/03>
HOOFDSTUK VII. - MACHTIGING TOT COORDINATIE EN INWERKINGTREDING.
Art.25. De Koning kan de nog geldende wetsbepalingen betreffende de zeevaart en de binnenvaart alsook de bepalingen waardoor zij op het tijdstip van de coördinaties uitdrukkelijk of impliciet zijn gewijzigd, volledig of gedeeltelijk coördineren.
Daartoe kan Hij :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen en die in de te coördineren bepalingen zijn vervat, de redactie ervan wijzigen, teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
4° de Nederlandse tekst vaststellen van de bepalingen die opgenomen zijn in de coördinatie en die tot stand gekomen zijn vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 april 1898 betreffende het gebruik der Vlaamse taal in de officiële bekendmakingen.
Art.26. De Koning bepaalt de data waarop de artikelen 2 tot 25 inwerking treden.
Art. N. De bekrachtigings- en toetredingsoorkonden van België betreffende deze Internationale Akten werden neergelegd op 15 juni 1989.
Het Verdrag betreffende de beperking van de aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, opgemaakt te Londen op 19 november 1976 is voor België in werking getreden op 1 oktober 1989.
Bij de neerlegging van zijn toetredingsoorkonde over dit Verdrag heeft België :
1° overeenkomstig artikel 18, § 1, voorbehoud gemaakt bij artikel 2, § 1, leden d en e;
2° overeenkomstig artikel 15, § 2, verklaard het Verdrag toe te passen op binnenschepen.
De andere Akten traden in werking voor België op 13 september 1989.
<NOTA : voor de tekst der verdragen is er een erratum in het B.St. 08-12-1990, p. 22773 - 22774>