Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JULI 1988. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende coördinatie en wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1950, tot aanmoediging van de gezinsaktiviteit van de diensten voor thuisverzorging.



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - De diensten.
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsinitiatieven.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - De groeperingen van diensten.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 7-11, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1950122707 



Uitvoeringsbesluit(en):

1989030141  2006036263 



Artikels:

Artikel 1. Binnen de grenzen goedgekeurd door de begroting kan de (Vlaamse Minister) bevoegd voor het gezondheidsbeleid toelagen verlenen aan erkende diensten voor thuisverzorging en hun groepering. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

HOOFDSTUK I. - De diensten.
Art.2. § 1. Om erkend te kunnen worden dienen deze diensten aangesloten te zijn bij een groepering zoals verder bepaald in artikel 5 en aan de volgende voorwaarden te beantwoorden :
  1° Een vast bureau inrichten waar de voor het verlenen van de zorgen aan huis noodzakelijke uitrusting voorhanden is en waar tevens de bescheiden van de dienst berusten;
  2° Wanneer een dienst verbonden is aan een dispensarium waar geneeskundige zorgen verleend worden moet dit laatste over de nodige lokalen en het vereiste meubilair voor te verlenen zorgen beschikken;
  3° Gemiddeld over periodes van één maand de prestaties per voltijds verpleegkundige belast met het verlenen van zorgen aan huis, beperken tot een maximum van 35 dagelijkse zorgen;
  4° Een dagboek bijhouden over de verpleegkundige zorgen, alsmede over de geneeskundige voorschriften betreffende deze zorgen;
  5° Beschikken over voldoende bevoegd verzorgend personeel waarvan de werking door een verantwoordelijke wordt gecoördineerd;
  6° Buiten hun verpleegkundige werkzaamheid, in het gezin, overeenkomstig de gebruikelijke voorschriften der beroepsplichtenleer, een sociale en gezinsaktiviteit uitoefenen in verband namelijk met de individuele en gezinshygiëne, de kinderhygiëne, de hygiëne van de woning, de hygiëne van de zwangere vrouw en van de kraamvrouw, de preventie en de gezondheidsvoorlichting en -opvoeding;
  7° Op het bezoldigd personeel de inzake dienstverhuring geldende wetten toepassen of met het verpleegkundig personeel dat in het kader van zelfstandige aktiviteiten bij de dienst aansluit, een overeenkomst opstellen die voldoet aan de voorwaarden in bijlage aan dit besluit opgelegd.
  § 2. De (Vlaamse Minister) bevoegd voor het gezondheidsbeleid bepaalt : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
  1° De minimum normen waarvan de lokalen, de uitrusting en de benodigdheden vereist voor de verzorging, dienen te beantwoorden;
  2° De kwalificatie en het minimum aantal personen die aan deze diensten dienen verbonden te zijn;
  3° De bescheiden die door de diensten moeten opgesteld worden tot staving van hun activiteit.
  § 3. Het feit dat een erkende dienst niet meer beantwoordt aan de ene of de andere voorwaarde opgelegd door dit besluit of door de (Vlaamse Minister) ingevolge § 2, kan de intrekking van de erkenning tot gevolg hebben. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

Art.3. § 1. Elke dienst bedoeld bij artikel 1 kan aanspraak maken op een jaarlijkse toelage van 3 000 frank voor het in zijn erkenning vermelde aantal verpleegkundigen, vroedvrouwen en maatschappelijk assistenten, van 1 500 frank voor iedere verpleegassistent en ziekenoppass(t)er, indien die aangestelden gedurende het hele jaar waarop de toelage betrekking heeft, met volledige dagtaak werkzaam zijn geweest in de thuisverzorgingsdiensten van de betrokken groepering.
  De dienst kan aanspraak maken op de helft van de toelage wanneer die aangestelden deeltijds minimum halftijds, gedurende het hele jaar in voormelde dienst werkzaam zijn geweest.
  Bij langdurige afwezigheid van een in dit artikel bedoelde aangestelde of wanneer deze de thuisverzorgingsdienst verlaat, wordt de toelage slechts verleend indien de betrokkene door een gelijkwaardig gekwalificeerde aangestelde vervangen is geweest en wel zonder dat zich een onderbreking van meer dan één maand heeft voorgedaan.
  § 2. Onder voltijds wordt verstaan elk met verzorging belaste persoon die ofwel ingevolge de arbeidsovereenkomst voltijds is tewerkgesteld en derhalve het hieraan verbonden loon ontvangt, ofwel de verpleegkundige die minimum gedurende het hele jaar gemiddeld 20 verzorgingen per dag, in de 5-dagen werkweek heeft gepresteerd en geen andere activiteiten uitoefent in de verzorgingssector.
  Onder halftijds wordt verstaan elk met verzorging belaste persoon die ofwel ingevolge de arbeidsovereenkomst halftijds is tewerkgesteld en derhalve het hieraan verbonden loon ontvangt, ofwel de verpleegkundige die gedurende het hele jaar ten minste gemiddeld 10 verzorgingen per dag in de 5-dagen werkweek heeft gepresteerd en geen andere activiteiten uitoefent in de verzorgingssector die samen met die activiteiten in de thuisverzorging een normale voltijdse dagtaak overschrijden.

HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsinitiatieven.
Art.4. § 1. Onverminderd de bij artikel 3 bepaalde toelage kan aan de bij artikel 1 bepaalde diensten een toelage worden toegekend voor samenwerkingsinitiatieven. Deze toelage kan maximum 500 000 frank bedragen per erkende dienst en per volledig werkingsjaar.
  § 2. Om voor deze subsidiëring in aanmerking te komen dient de betrokken dienst voor verzorging aan huis hiertoe aan de volgende bijzondere voorwaarden te voldoen :
  1° Het samenwerkingsinitatief moet :
  a) naast de betrokken dienst voor verzorging aan huis, minstens bestaan uit een vertegenwoordiging van de lokale huisartsen, een openbaar of erkend centrum voor Maatschappelijk Welzijn, en een erkende dienst voor Gezins- en Bejaardenhulp;
  b) voor de thuisverzorging der patiënten beroep kunnen doen op een uitleendienst voor de nodige materialen;
  c) kunnen instaan voor de organisatie van :
  1. algemene taakafspraken;
  2. de noodzakelijke teamafspraken;
  3° continuïteit in de hulpverlening en in de bereikbaarheid;
  4° overleg met de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen;
  5. ondersteuning van de gezinsleden en van de andere niet-professionele hulpverleners;
  d) de gezondheidsvoorlichting en -opvoeding en de interdisciplinaire navorming van de basiswerkers maximaal stimuleren;
  e) op alle ogenblikken de patiënt volledig vrijheid van keuze laten in de hulpverlenende persoon of instantie.
  Indien binnen het kader van het samenwerkingsverband een teamoverleg of teamsamenwerking rond een individuele patiënt wordt opgezet, zal deze hieromtrent steeds worden ingelicht;
  2° De (Vlaamse Minister) bevoegd voor het gezondheidsbeleid kan bijkomende voorwaarden opleggen met betrekking tot : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
  a) de bescheiden die moeten worden opgesteld tot staving van de activiteiten en de besteding der toelage, in het bijzonder de verantwoording voor dat deel der toelagen dat, in functie van de bedoelde samenwerking, wordt besteed aan de vergoeding van de personeelskosten in één of meer betrokken organisaties;
  b) het passen in een programmatie van samenlevingsinitiatieven.

HOOFDSTUK III. - De groeperingen van diensten.
Art.5. § 1. De in artikel 2 bedoelde erkenning en in artikel 3 bepaalde toelagen kunnen slechts worden toegekend indien de dienst deel uitmaakt van een groepering die minimum 10 diensten werkzaam in minimum drie provincies groepeert.
  § 2. Elke aanvraag voor erkenning en toelage dient via deze groepering te worden ingediend.
  § 3. De groepering dient te waken over de permanente vorming van het aan haar diensten verbonden personeel en daadwerkelijk activiteiten te ondernemen die de kwaliteit van de thuisverpleging bevorderen en ondersteunen.

Art.6. § 1. Om de onder artikel 5 bepaalde taken uit te voeren mag de groepering in overleg met de diensten een deel van de onder artikel 3 bepaalde toelage aanwenden.
  § 2. De (Vlaamse Minister) bevoegd voor het gezondheidsbeleid legt de voorwaarden op met betrekking tot de bescheiden die moeten worden opgesteld tot staving van de activiteiten bedoeld in artikel 5, § 3 en de besteding van de onder § 1 bepaalde bedragen. Hij kan eveneens een maximumgrens bepalen voor het deel van de toelage dat in uitvoering van § 1 aan de groepering mag worden overgedragen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.7. Wanneer de begrotingskredieten ontoereikend zijn worden de bij de artikels 3 en 4 bepaalde toelagen verminderd in verhouding tot de verleende kredieten of wordt de programmatie bedoeld in de artikels 4, § 2, 2, b aangepast.

Art.8. § 1. De aanvragen om erkenning moeten ingediend worden ten laatste 3 maanden voorafgaand aan het verstrijken van de lopende erkenning.
  § 2. Om voor toelage voor samenwerkingsinitiatieven bepaald in artikel 4 in aanmerking te komen, dient de aanvraag ten laatste te worden ingediend vóór 15 november van het lopend jaar.

Art.9. Diensten, samenwerkingsinitiatieven en groeperingen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de erkennings- en betoelagingsvoorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 27 december 1950 zoals het werd gewijzigd, behouden tot 1 januari 1992 hun erkenning en opname in de programmatie van samenwerkingsinitiatieven. Het aantal personeelsleden dat in uitvoering van artikel 3 voor erkenning in aanmerking komt, wordt voor deze diensten minimaal vastgesteld op het aantal dat op 1 januari 1988 werkelijk in dienst was.

Art.10. Het koninklijk besluit van 27 december 1950 tot aanmoediging van de gezinsaktiviteit van de diensten voor thuisverzorging wordt opgeheven voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft.

Art.11. De (Vlaamse Minister) van Welzijn, Gezin en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

Art. N. Bijlage bij het besluit van de Vlaamse (regering) van 6 juli 1988 houdende coördinatie en wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1950, tot aanmoediging van de gezinsaktiviteit van de diensten voor thuisverzorging. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
  De overeenkomst die wordt opgemaakt tussen een dienst voor thuisverpleging en een zelfstandig verpleegkundige bedoeld in artikel 2, 7°, dient minimum volgende elementen te bevatten :
  1° Identiteit van de betrokken verpleegkundige en van de betrokken dienst met aanduiding van de groepering waarbij deze dienst is aangesloten.
  2° De verbintenis vanwege de verpleegkundige de thuisverpleging uit te oefenen met inachtneming van al de opdrachten en voorwaarden in dit besluit opgelegd.
  3° De verplichting van de verpleegkundige de wettelijke sociale en fiscale verplichtingen voor zelfstandigen na te leven.
  4° Duur, beëindiging en schorsing van het contract indien de verplichting onder 2 en 3 niet worden nageleefd.
  5° De wijze waarop de erelonen worden vastgesteld, aangerekend en geïnd.
  6° Indien voor tussenkomst van de dienst of de groepering via de derde betalersregeling word geïnd, de modaliteiten van betaling aan de beroepsuitoefenaar.
  7° Deel te nemen aan de vormingsactiviteiten die de groepering opzet en zich aan de kwaliteitsondersteuning vanwege deze groepering te onderwerpen.
  8° De nodige afspraken inzake garantie van de continuïteit ondermeer met betrekking tot werktijd-, wacht-, vervangings- en vakantieregeling.
  9° Afspraken inzake de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de zelfstandige verpleegkundige.
  10° Het verbod de rechten en plichten in het kader van de gemaakte overeenkomst aan anderen over te dragen of derden te betrekken in de activiteiten, bedoeld in deze overeenkomst, buiten de afspraken die in het kader van hetgeen onder punt 8 bedoeld is, werden gemaakt.