14 OKTOBER 1988. - Ministerieel besluit houdende uitvoeringsmodaliteiten van het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988 tot aanmoediging van de gezinsaktiviteit van de diensten voor thuisverzorging.
HOOFDSTUK I. - Minimumnormen waaraan de lokalen, de uitrusting en de benodigdheden vereist voor de verzorging dienen te beantwoorden in uitvoering van artikel 2, § 2, 1° van het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Kwalificatie en minimum aantal personen aan de diensten verbonden in uitvoering van artikel 2, § 2, 2°.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Noodzakelijke bescheiden in uitvoering van artikel 2, § 2, 3°.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden die worden bepaald in uitvoering van artikel 4, 2°, a en b met betrekking tot de samenwerkingsinitiatieven.
Art. 5-8
HOOFDSTUK V. - De voorwaarden in verband met de bescheiden bedoeld in Hoofdstuk III, artikel 6, § 2.
Art. 9
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 10-11
HOOFDSTUK I. - Minimumnormen waaraan de lokalen, de uitrusting en de benodigdheden vereist voor de verzorging dienen te beantwoorden in uitvoering van artikel 2, § 2, 1° van het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988.
Artikel 1. De lokalen.
1° Het vast bureau dient te zijn ondergebracht in een lokaal dat enkel voor dit doel mag worden aangewend en waarin de dossiers van de patiënten, de noodzakelijke uitrusting voor de verzorging aan huis en alle administratieve bescheiden in verband met de dienst aanwezig zijn.
Dit lokaal dient zo te zijn ingericht dat het met inachtname van alle regels inzake hygiëne gemakkelijk kan worden gereinigd.
In dit lokaal dient een telefoon aanwezig te zijn aangesloten op het telefoonnet met een abonneenummer op naam van de dienst in de officiële telefoongids opgenomen.
2° Indien een dispensarium waar zorgen worden verleend verbonden is aan een dienst dient een verzorgingslokaal volledig afzonderlijk van het vast bureau te worden ingericht alsmede een voor het publiek bereikbare afzonderlijke sanitaire installatie.
Deze lokalen dienen zo te zijn ingericht dat ze met inachtname van alle regels inzake hygiëne gemakkelijk kunnen worden gereinigd.
Art.2. Uitrusting en benodigdheden.
1° De administratieve bescheiden en het materiaal dat voor de verzorging wordt gebruikt moeten in afzonderlijk meubilair worden opgeborgen.
2° In het verzorgingslokaal dient een ligtafel te zijn voorzien en een wastafel met stromend verwarmd water. Een bloeddrukmeter en stetoscoop dienen aanwezig te zijn tijdens het geven van de verzorgingen.
3° Elke aan de dienst verbonden verpleegkundige dient te beschikken over het materiaal, dat voor de verzorging aan huis aangewezen is. Dit materiaal dient te zijn opgeborgen in daartoe bestemde koffers die het transport op hygiënisch verantwoorde wijze verzekeren. Voor het geven van inspuitingen mag enkel gebruik worden gemaakt van steriel materiaal voor éénmalig gebruik. Voor alle andere verzorgingen mag enkel gebruik worden gemaakt van steriel materiaal.
Om de steriliteit van dit materiaal te waarborgen dient men gebruik te maken van industrieel bereide sets ofwel van een sterilisatieapparaat dat aan een regelmatige kwaliteitskontrole onderworpen is.
HOOFDSTUK II. - Kwalificatie en minimum aantal personen aan de diensten verbonden in uitvoering van artikel 2, § 2, 2°.
Art.3. 1° a) De verantwoordelijke en de aan de dienst verbonden verpleegkundigen dienen te beschikken over een diploma dat het binnen de ter zake geldende regels toelaat de verpleegkunde in België uit te oefenen en de prestaties te leveren die in de thuisverpleging noodzakelijk zijn.
b) Al het verpleegkundig personeel moet ieder jaar een bijscholing volgen van minimum 8 uur. De verantwoordelijke dient jaarlijks 8 bijkomende uren bijscholing te volgen.
2° Naast de verantwoordelijke dient de dienst minimum te beschikken over drie verpleegkundigen.
3° Indien de dienst niet met eigen aangestelden een permanente beschikbaarheid kan garanderen dienen afspraken gemaakt met andere erkende diensten voor thuisverzorging zodat minimum 10 verpleegkundigen in een permanente beurtrol betrokken zijn.
HOOFDSTUK III. - Noodzakelijke bescheiden in uitvoering van artikel 2, § 2, 3°.
Art.4. 1° Inzake de verzorging dient voor elke patiënt een dossier te worden bijgehouden waarin de naam en het adres van de patiënt, de naam en het adres van de behandelende geneesheer, volgnummer van de geneeskundige voorschriften, de lijst van de toe te dienen geneesmiddelen en de te verstrekken zorgen met dagelijkse opgave van de uitvoering ervan worden opgenomen.
2° Een dagboek per verpleegkundige waarin onder verwijzing naar het patiëntendossier de dagelijkse prestaties van de verpleegkundige worden genoteerd. Met een overzicht per maand van aantallen dagelijkse zorgen en een opgave van het maandgemiddelde.
3° Deze bescheiden dienen op elk ogenblik beschikbaar te zijn voor de ter zake bevoegde ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
4° Een kopie van het maandoverzicht per verpleegkundige dient jaarlijks bij de aanvraag om toelage te worden gevoegd. Indien de verpleegkundige langdurig afwezig was of de dienst heeft verlaten dient uit deze dokumenten duidelijk de wijze van opvolging te blijken.
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden die worden bepaald in uitvoering van artikel 4, 2°, a en b met betrekking tot de samenwerkingsinitiatieven.
Art.5. De programmatie.
Een samenwerkingsverband zal worden opgezet in funktie van een omschreven geografische entiteit die een aaneengesloten geheel dient te vormen en voldoende groot moet zijn om minimum 40 verpleegkundigen van erkende diensten voor thuisgezondheidszorg in de samenwerking te kunnen betrekken.
Samenwerkingsinitiatieven die worden opgezet zonder aan de bovengenoemde norm te voldoen, kunnen worden samengevoegd en zullen dan gezamenlijk als één initiatief worden beschouwd.
Voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap kunnen maximum 60 samenwerkingsinitiatieven worden opgenomen in de programmatie.
Art.6. De opname in de programmatie.
Alvorens beroep te kunnen doen op de toelage, zal het initiatief moeten beschikken over een principiële toezegging tot opname in de programmatie.
Om deze principiële toezegging te bekomen dient vóór 1 april van het eerste jaar waarvoor betoelaging wordt aangevraagd een aanvraag te worden ingediend met vermelding van :
a) de bij de samenwerking betrokken diensten en organisaties;
b) de geografische omschrijving van het werkterrein;
c) een afschrift van de afspraken die werden gemaakt in verband met de wijze waarop de verschillende aan het samenwerkingsinitiatief opgedragen taken zullen worden uitgevoerd. Het betreft de taken opgesomd in artikel 4, § 2, 1°, b) van het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988;
d) een afspraak tussen de in het initiatief betrokken partners omtrent de besteding der toelage met duidelijke afspraken omtrent waar en door wie het secretariaat voor de samenwerking zal geschieden en welk deel der toelage aan deze secretariaatsfunctie zal worden voorbehouden, zowel voor personeelskosten als voor logistiek;
e) indien op gelijk welke wijze, voor personen of organisaties in het samenwerkingsverband betrokken, een vergoeding zal worden uitgekeerd, dient ook hierover een akkoord te worden voorgelegd.
De opname in de programmatie wordt toegezegd voor een periode van maximum 4 jaar die telkens vernieuwbaar is.
Art.7. Aktiviteitenverslag.
Ten einde jaarlijks een aktiviteitenverslag te kunnen opstellen, wordt op het secretariaat voor samenwerkingsinitiatieven een dagboek met genummerde pagina's bijgehouden waarin gedateerd de aktiviteiten worden ingeschreven met aanduiding van de taak zoals beschreven in artikel 4, § 2, 2°, b) van het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988 waaronder deze aktiviteit kan gerangschikt worden. In dit dagboek mogen geen blanco's voorkomen. Telkens wordt ook het onderwerp, de aanwezige personen en een kort verslag genoteerd. In het jaarlijkse aktiviteitenverslag worden deze aktiviteiten per taak gerangschikt :
1° : algemene taakafspraken;
2° : teamoverleg;
3° : overleg en aktiviteiten inzake continuïteit;
4° : overleg met verzorgingsinstelling en ziekenhuizen;
5° : ondersteunende aktiviteiten voor gezin en sociale omgeving;
6° : gezondheidsvoorlichting;
7° : interdisciplinaire navorming;
8° : andere aktiviteiten.
Voor elke taak wordt hierbij gerapporteerd over de frekwentie en de wijze van overleg en samenkomen, van de administratieve of andere dossiers die in dit verband worden aangelegd en bijgehouden en de betrokkenheid van de verschillende disciplines.
Art.8. Financieel verslag.
De aanwending der toelage wordt jaarlijks verantwoord volgens een schema dat overeenkomt met de tussen de partners afgesproken aanwending. Voor de uitgaven die betrekking hebben op personeelsuitgaven, wordt daarenboven de naam van het betrokken personeelslid en de naam van de organisatie die deze tewerkstelt, opgegeven.
In geen geval mag dubbele betoelaging van de wedde ontstaan.
Dit overzicht wordt door de vertegenwoordigers van de betrokken organisaties goedgekeurd en ondertekend.
Op het secretariaat van het samenwerkingsinitiatief dienen de bewijsstukken aanwezig te zijn die de uitgave kunnen staven. Deze bewijsstukken worden nog minstens vijf jaar bewaard.
Zowel het financieel verslag als het aktiviteitenverslag worden jaarlijks vóór 15 november overgelegd aan de administratie met betrekking tot de periode van 1 november van het voorgaande jaar tot 31 oktober van het lopende jaar, behoudens voor het eerste werkingsjaar waarin het slechts gaat over de periode van 1 januari tot 31 oktober van het lopende jaar.
Deze overlegging geldt als aanvraag voor betoelaging.
HOOFDSTUK V. - De voorwaarden in verband met de bescheiden bedoeld in Hoofdstuk III, artikel 6, § 2.
Art.9. Aktiviteitenverslag.
De groepering houdt een dagboek bij waarin de aktiviteiten worden opgenomen bedoeld in artikel 5, § 3 van het genoemde besluit van de Vlaamse Executieve van 6 juli 1988. Telkens wordt het onderwerp, de identiteit en de functie van de aanwezige personen, een kort verslag en een evaluatie door de deelnemers opgenomen.
Dit dagboek wordt jaarlijks en voor de eerste maal in het jaar 1989 samengevat in een jaarrapport dat op overzichtelijke wijze een samenvatting geeft van de aktiviteiten van de groepering. Dit rapport dient te worden gevoegd bij de jaarlijkse aanvraag van de toelage voorzien in artikel 3, § 1, van het genoemde besluit van de Vlaamse Executieve.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art.10. Alle aanvragen voor erkenning, opname in de programmatie en voor betoelaging dienen door de betrokken dienst voor thuisverzorging via haar groepering te worden overgelegd aan de Administratie Gezondheidszorg van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 11. Dit besluit treedt heden in werking.