Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 FEBRUARI 1988. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing, in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen, van afvalwater afkomstig van de produktie van de chloorkoolwaterstoffen. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1990-04-30/32, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 18-10-1990) (NOTA 2 : Dit koninklijk besluit blijft van toepassing in het Waalse Gewest voor de voorwaarden die geen betrekking hebben op de onder lijst I vallende gevaarlijke stoffen. (zie BWG 1993-02-11/31, art. 7, § 3)) (NOTA 3 : Opgeheven voor het Vlaamse Gemeenschaap bij VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.2.0.1; Inwerkingtreding : 01-08-1995) (NOTA 4 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2003-01-16/42, art. 7, Inwerkingtreding : 01-02-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1988 en tekstbijwerking tot 11-03-2003.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Subsector nr. 1. Lozing in de gewone oppervlaktewateren.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Subsector nr. 2. Lozing in de gewone oppervlaktewateren.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Lozing in de openbare riolen.
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke en slotbepalingen.
Art. 8-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986025270 



Uitvoeringsbesluit(en):

1992031216  1992031217  1992031219  1992031220 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de ondernemingen die chloorkoolwaterstoffen en derivaten van de types C1, C2 en C3 evenals de polymeren ervan produceren; de produktie van chloorpesticides (organisch gechloord) wordt hierbij niet bedoeld.
  De sector is onderverdeeld in :
  1° een subsector nr. 1 voor de produktie van vynilchloride (monomeer);
  2° een subsector nr. 2 voor de produktie van gechloreerde oplosmiddelen.

HOOFDSTUK II. - Subsector nr. 1. Lozing in de gewone oppervlaktewateren.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Aan de algemene voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, vastgesteld in het koninklijk besluit van 3 august 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, hierna " het algemeen reglement " genoemd, worden volgende aanvullende voorwaarden toegevoegd :
  1° het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 2 000 milligram per liter niet overschrijden;
  2° in het geloosde water mogen de volgende gehalten, uitgedrukt in milligram per liter, niet overschreden worden :
  - tetrachloorkoolstof : 1;
  - chloroform : 10;
  - totale organohalogeenverbindingen (TOX), uitgedrukt in chloor : 150;
  - aktief chloor : 1;
  - koper : 10.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> § 1. In afwijking van artikel 7, 2°, van het algemeen reglement moet de pH van het geloosde afvalwater begrepen zijn tussen 6,5 en 10.
  § 2. De bij artikel 7, 3° van het algemeen reglement gestelde beperkingen met betrekking tot het biochemisch zuurstofverbruik zijn niet van toepassing.

HOOFDSTUK III. - Subsector nr. 2. Lozing in de gewone oppervlaktewateren.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd het bepaalde in artikel 5, worden aan de algemene voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, vastgesteld in het algemeen reglement, volgende aanvullende voorwaarden toegevoegd :
  1° het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 500 milligram per liter niet overschrijden;
  2° in het geloosde water mogen de volgende gehalten, uitgedrukt in milligram per liter, niet overschreden worden :
  - tetrachloorkoolstof : 10;
  - chloroform : 5;
  - totale organohalogeenverbindingen (TOX), uitgedrukt in chloor : 150;
  - aktief chloor : 1;
  - hexachloorbenzeen : 5.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> In afwijking van artikel 4, 2°, zijn, voor de hierna vermelde produkten, de aanvullende voorwaarden voor de lozing in de gewone oppervlaktewateren wat tetrachloorkoolstof betreft, de volgende :
  1° voor de produktie in het geval van het procédé met wassen, van tetrachloorkoolstof door perchlorering met inbegrip van de pyrolyse die hierbij zou kunnen toegepast worden :
  a) het gehalte aan tetrachloorkoolstof van het geloosde water mag 55 milligram per liter niet overschrijden;
  b) de hoeveelheid tetrachloorkoolstof die gemiddeld per maand wordt geloosd, mag 20 gram per ton totale produktiecapaciteit tetrachloorkoolstof en perchloorethyleen niet overschrijden;
  2° voor de produktie van tetrachloorkoolstof door perchlorering, in het geval van het procédé zonder wassen, met inbegrip van de pyrolyse die hierbij zou kunnen toegepast worden :
  a) het gehalte aan tetrachloorkoolstof van het geloosde water mag 6,8 milligram per liter niet overschrijden;
  b) de hoeveelheid tetrachloorkoolstof die gemiddeld per maand geloosd wordt, mag 2,5 gram per ton totale produktiecapaciteit tetrachloorkoolstof en perchloorethyleen niet overschrijden;
  3° voor de produktie van chloormethanen door chlorering van methaan, waarin begrepen de hoge-druk-chlorolyse en de chlorolyse uitgaande van methanol : de hoeveelheid tetrachloorkoolstof die gemiddeld per maand wordt geloosd mag 7 gram per ton totale produktiecapaciteit van chloormethanen niet overschrijden.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> De bij artikel 7, 3°, van het algemeen reglement gestelde beperkingen met betrekking tot het biochemisch zuurstofverbruik zijn niet van toepassing.

HOOFDSTUK IV. - Lozing in de openbare riolen.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> Aan de algemene voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de openbare riolen vastgesteld in het algemeen reglement worden volgende aanvullende voorwaarden toegevoegd :
  1° wat de subsector nr. 1 betreft : de voorwaarden vastgesteld in artikel 2;
  2° wat de subsector nr. 2 betreft : de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 4 en 5.

HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke en slotbepalingen.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> De lozingsvoorwaarden zijn vastgesteld op basis van het specifiek referentievolume van het effluent van 1,1 m3 per ton gefabriceerd produkt of per ton geïnstalleerde capaciteit indien voor een welbepaald bedrijf blijkt dat de verandering van de produktie het volume van het geloosde water niet gevoelig wijzigt.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> De sectoriële lozingsvoorwaarden betreffende tetrachloorkoolstof moeten worden nagekomen op een punt gelegen stroomopwaarts van iedere installatie waardoor die stof in de lucht wordt verspreid zoals in het geval van een afvalwaterbehandelingsinstallatie met beluchtingssysteem.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> § 1. De referentiemeetmethode voor het bepalen van tetrachloorkoolstof in afvalwater is gaschromatografie.
  Er moet een gevoelige detector worden gebruikt wanneer de concentratie lager is dan 0,5 milligram per liter en, in dat geval ligt de bepalingsdrempel op 0,1 microgram per liter. Voor een concentratie hoger dan 0,5 milligram per liter is een bepalingsdrempel van 0,1 milligram per liter adequaat.
  § 2. De nauwkeurigheid en de precisie van de methode moeten in de orde van 50 % bedragen bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel.
  § 3. Het gebied van het afvalwater moet worden bepaald met een nauwkeurigheid in de orde van 20 %.
  § 4. Onder de bepalingsdrempel wordt verstaan de kleinste met een gegeven werkwijze in een monster kwantitatief bepaalbare hoeveelheid die nog van nul kan worden onderscheiden.
  Onder nauwkeurigheid wordt verstaan het verschil tussen de werkelijke waarde van de betrokken parameter en de experimenteel vastgestelde gemiddelde waarde.
  Onder precisie wordt verstaan het interval waarin 95 % van de resultaten worden gevonden van metingen die volgens deze methode op eenzelfde monster worden uitgevoerd.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 18 juli 1986, tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing, in de gewone oppervlaktewateren, van afvalwater afkomstig van de produktie van de chloorkoolwaterstoffen, wordt opgeheven.

Art. 12. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.