Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 SEPTEMBER 1988. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het college van provinciegouverneurs ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 31-01-2001)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-6
HOOFDSTUK II. - Het college als administratieve overheid.
Art. 7-9, 9bis
HOOFDSTUK III. - Het college als rechtscollege.
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 11-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995000008  1995000063  2006031522 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Het in artikel 131bis van de provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs, hierna "het college" genoemd, bestaat uit tien leden. Deze worden voor de toepassing van dit besluit ingedeeld in een Nederlandse en een Franse taalgroep met elk vijf leden.
  (De gouverneurs van de provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen behoren tot de Nederlandse taalgroep; de gouverneurs van de provincies WaalsBrabant, Henegouwen, Namen, Luik en Luxemburg behoren tot de Franse taalgroep.) <KB 1995-01-25/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 03-03-1995>

Art.2. Het voorzitterschap van het college wordt om beurt door het lid met de grootste anciënniteit van elke taalgroep, waargenomen voor een termijn van één jaar, met uitsluiting van de gouverneurs van de provincies Henegouwen en Limburg.
  De termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid neemt een aanvang op 1 september en verstrijkt op 31 augustus.
  Het voorzitterschap komt voor de eerste maal toe aan de taalgroep tot dewelke de oudstbenoemde onder de twee leden bedoeld in het eerste lid, behoort.
  Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is, wordt hij vervangen door het lid met de grootste anciënniteit van dezelfde taalgroep.

Art.3. Voor het opmaken van de notulen van de zittingen, wordt het secretariaat van het college om beurt waargenomen door het lid met de kleinste anciënniteit van elke taalgroep, voor een termijn van één jaar, met uitsluiting van de gouverneurs van de provincies Henegouwen en Limburg; de secretaris behoort tot de andere taalgroep van dewelke waartoe de voorzitter behoort.
  Wanneer de secretaris afwezig of verhinderd is, wordt hij vervangen door het lid met de kleinste anciënniteit van dezelfde taalgroep.

Art.4. Het college kan slechts op geldige wijze beraadslagen en besluiten als ten minste zes leden van wie een gelijk aantal tot de Nederlandse en tot de Franse taalgroep behoren, aanwezig zijn. Zo aan deze laatste voorwaarde niet voldaan is, onthoudt het jongstbenoemde lid of onthouden de jongstbenoemde leden van de talrijkste taalgroep zich ervan zitting te nemen, ten einde de pariteit te verzekeren.
  Het college brengt zijn advies uit bij geheime stemming.

Art.5. De anciënniteit van de leden van het college wordt bepaald door de datum waarop zij in het ambt van gouverneur (...) zijn benoemd en, als zij op dezelfde datum zijn benoemd, door hun leeftijd. <KB 1995-01-25/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 03-03-1995>

Art.6. § 1. (Het college vergadert minstens een keer per maand. Het wordt door de voorzitter bijeengeroepen.) <KB 1994-06-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  Indien nodig kan de voorzitter buitengewone vergaderingen van het college bijeenroepen.
  § 2. De voorzitter stelt de agenda van vergaderingen van het college vast.
  (Elke gouverneur brengt de voorzitter op de hoogte van de punten die bij op de dagorde van het college wenst te laten inschrijven.) <KB 1995-01-09/30, art. 1, 1°, 003; Inwerkingtreding : 10-01-1995>
  § 3. Het college stelt zijn reglement van inwendige orde vast uiterlijk op 1 oktober 1988.
  (§ 4. Het college publiceert een jaarlijks verslag van zijn activiteiten voor elke termijn van één jaar bedoeld in artikel 2, tweede lid.) <KB 1995-01-09/30, art. 1, 2°, 003; Inwerkingtreding : 10-01-1995>

HOOFDSTUK II. - Het college als administratieve overheid.
Art.7. (§ 1.) (In de gevallen bedoeld in artikel 13, derde lid, in artikel 265, § 3, in artikel 266, eerste lid, in zoverre dit de gemeenten Komen-Waasten en Voeren betreft, in artikel 267 van de nieuwe gemeentewet), alsmede in artikel 113, tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, brengt de gouverneur van de provincie Henegouwen of van de provincie Limburg zijn advies of zijn voorstel ter kennis van de voorzitter van het college. <KB 1995-01-09/30, art. 2, 1°, 003; Inwerkingtreding : 10-01-1995> <KB 30-05-1989, art. 57, 1°>
  (§ 2. Als de gouverneur van de provincie Henegouwen of van de provincie Limburg met toepassing van artikel 264 van de nieuwe gemeentewet een beslissing van de gemeenteoverheid van Komen-Waasten of Voeren schorst, brengt hij zijn schorsingsbesluit en de geschorste beslissing dadelijk ter kennis aan de voorzitter van het college.) <KB 1995-01-09/30, art. 2, 2°, 003; Inwerkingtreding : 10-01-1995>

Art.8. (In de gevallen bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet) en in artikel 22, vierde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, doet de gouverneur van de provincie Henegouwen of van de provincie Limburg het onderzoek van de zaak. Na de belanghebbende mandataris gehoord te hebben, brengt hij zijn voorstel binnen vijftien dagen ter kennis van de voorzitter van het college. <KB 30-05-1989, art. 57, 2°>
  Indien de college het geraden acht, kan het de gouverneur, van wie het voorstel uitgaat, in zijn verklaringen horen.
  De belanghebbende mandataris, al of niet bijgestaan door een raadsman, wordt op zijn verzoek door het college in zijn middelen van verdediging gehoord.

Art.9. In de gevallen bedoeld in de artikelen 7 en 8, wordt het advies verleend in de vorm van hetzij een eensluidend advies, hetzij een negatief advies.
  Het advies wordt uitgebracht tijdens de eerste gewone of buitengewone vergadering van het college dit volgt op de kennisgeving van het advies of van het voorstel.

Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 1995-01-09/30, art. 3; Inwerkingtreding : 10-01-1995> (NOTA : bij arrest nr. 90758 van 14 november 2000, betekend op 11 december 2000, heeft de Raad van State, afdeling administratie, XIIe kamer, artikel 3 van het wijzigende KB 1995-01-09/30 vernietigd; B.S. 31-01-2001, p. 2571.) Als de gouverneur van de provincie Henegouwen of van de provincie Limburg met toepassing van de artikelen 265, § 3, en 267 van de nieuwe gemeentewet oordeelt dat een beslissing van de gemeenteoverheid van Komen-Waasten of Voeren wegens schending van de taalwetgeving dient vernietigd te worden of niet kan worden goedgekeurd, brengt hij dadelijk de voorzitter van het college op de hoogte van zijn voornemen. Hij brengt hem tevens op de hoogte van zijn motivering. Hij maakt hem eveneens de betrokken beslissing van de gemeenteoverheid over. De voorzitter van het college geeft deze informatie onmiddellijk door aan de leden van het college en plaatst deze op de agenda van de eerstvolgende vergadering. Op deze vergadering die in ieder geval plaats heeft vooraleer de gouverneur zijn wettelijke bevoegdheid uitoefent, spreekt het college zich, na beraadslaging, uit over de toepasselijkheid van de uitzondering voorzien in de artikelen 265, § 3, en 267 van de nieuwe gemeentewet.

HOOFDSTUK III. - Het college als rechtscollege.
Art.10. Het koninklijk besluit van 17 september 1987 betreffende de procedure voor de bestendige deputatie in de gevallen waarin deze een rechtsprekende taak vervult is van toepassing in de gevallen bedoeld in de artikelen 18bis en 21bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in artikel 77bis van de gemeentekieswet, onverminderd de termijnen welke die artikelen toepasselijk verklaren en onder het volgende voorbehoud :
  1° in plaats van "de bestendige deputatie" dient te worden gelezen : "het college";
  2° artikel 3, eerste lid, 3° is niet van toepassing;
  3° in afwijking van de artikelen 4 en 5, moeten het beroep en de memories bestemd voor het college worden gericht aan diens voorzitter;
  4° de aan de provinciegriffier toegewezen taken worden uitgeoefend door de secretaris van het college;
  5° in afwijking van artikel 5, eerste en tweede lid, wordt een afschrift van het verzoekschrift bezorgd aan de burgemeester van de gemeente, om het gedurende zes werkdagen neer te leggen op de gemeentesecretarie, waar eenieder elke werkdag gedurende ten minste drie uren inzage en afschrift kan nemen; binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift wordt in het Belgisch Staatsblad een bericht opgenomen waarin, voor ieder ingesteld beroep, de naam van de verzoeker en de betrokken gemeente worden vermeld; het bericht deelt mede dat eenieder op de gemeentesecretarie inzage kan nemen van het verzoekschrift; zodra hij het verzoekschrift heeft ontvangen, brengt de burgemeester dit ter kennis van het publiek door middel van een in de gewone vorm bekendgemaakt bericht, dat ook de uren van inzage opgeeft; het bericht blijft gedurende de dagen van inzage aan het gemeentehuis aangeplakt; de duur van de aanplakking blijkt uit een door burgemeester en secretaris ondertekend attest dat dadelijk na het verstrijken van de termijn van aanplakking aan het college wordt gezonden; ieder belanghebbende is gerechtigd om onder een ter post aangetekende omslag een memorie te sturen binnen acht dagen na de eerste dag van de aanplakking van voormeld bericht;
  6° een afschrift van het verzoekschrift wordt zonder verwijl overgemaakt aan de bestendige deputatie van de provincie waartoe de betrokken gemeente behoort.
  Met inachtneming van het voorbehoud gemaakt in 2° en 5° van het eerste lid, is het koninklijk besluit van 17 september 1987 eveneens van toepassing op de beroepen waarvoor de bestendige deputatie bevoegd gebleven is wanneer zij als rechtscollege optreedt in geschillen omtrent de verkiezingen voor de gemeente en voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.11. In afwijking van artikel 6, § 1, stelt de Minister van Binnenlandse Zaken de datum van de eerste vergadering van het college vast en roept hij de leden voor die vergadering op.

Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.